Het 'klikken' van de richtingaanwijzer - De Vluchtstrook
Van bijkomstigheid naar kunstmatige toevoeging
Heb je je ooit afgevraagd waarom je geklik hoort als je richtingaanwijzer aan staat? Een handig extraatje om je ervan bewust te maken dat-ie aanstaat, maar eigenlijk vooral een technisch verhaal.
Om de oorsprong van het 'klikken' van de richtingaanwijzer te achterhalen, starten we even bij het begin van de richtingaanwijzer. De eerste richtingaanwijzers werkten uiteraard nog volgens een heel ander principe. Rond het begin van de 20e eeuw begonnen diverse autobouwers attributen aan hun auto's toe te voegen die de rijrichting moesten verduidelijken. Het meest gebruikelijk werd een 'armpje' dat vanaf de koets opzij klapte, dat in zekere zin op dezelfde manier werkte als wanneer je je hand uitsteekt om aan te geven waar je heengaat. Bij de vroegste exemplaren werd dat simpelweg bediend door aan een hendeltje te trekken met een kabel eraan, waardoor mechanisch de richtingaanwijzer opklapte. Men vond naar verluidt inspiratie hiervoor bij het 'armsein' zoals dat al sinds eind 19e eeuw op de spoorwegen werd gebruikt.
Dat systeem kon natuurlijk geavanceerder. Om te beginnen vond begin 20e eeuw een Italiaan, een zekere Alfredo Barrachini, het een goed idee om de richtingaanwijzers te verlichten. In het donker was het immers anders amper te zien welke kant je opging. De oplossing was al net zo eenvoudig als de aanwijzer zelf: Barrachini bracht een lampje aan in de wijzer en legde parallel aan de kabel die de aanwijzer bediende een stroomdraad voor de verlichting. Waarschijnlijk was dat ook al een oranje lampje of zat-ie in een oranje behuizing, want de oudste bekende onverlichte aanwijzers waren ook al geel of oranje van kleur. Een logische keuze ook, want zo was het niet te verwarren met de koplampen of de achterlichten. Overigens dachten Amerikanen daar anders over met hun rode knipperlichten, maar dat even terzijde.
De uitklappende richtingaanwijzer met het constant brandende licht bleef aardig lang de norm en was zeker niet in enkele jaren verdwenen toen het knipperlicht uitgevonden werd. De ouderwetse 'uitklappers' bleven nog zeker tot in de jaren 50 op sommige auto's zitten. In 1933 vond het knipperlicht echter al zijn oorsprong. De Amerikaan Joseph Bell vroeg toen patent aan op zijn uitvinding, die hij simpelweg het 'signaleringsapparaat' noemde. Het betrof een combinatie van een 'stoplicht' en een richtingaanwijzer, één per kant van de auto. Daarmee kon je volgens hem zowel aangeven dat je gestopt was, door het rode licht aan te zetten, als je richting aangeven door één van de twee andere lampen aan te zetten. Die lampen knipperden om extra aandacht te trekken van andere weggebruikers. In 1938 werd Bells patentaanvraag gehonoreerd en Buick was de eerste fabrikant die - een jaar later - knipperlichten op een auto zette.
Zoals je hierboven ziet, was dat een centraal op de achterklep geplaatste unit met een knipperlicht per kant naast het logo. Uiteraard volgden ook al snel knipperende lichten die dicht naast de achterlichten zaten. Aan de voorkant had de Buick daarbij per 1940 overigens voor het eerst knipperlichten aan de voorkant, die zaten bovenop de voorschermen.
Maar nu de vraag: waarom hoor je ze klikken? Uitvinder Joseph Bell liet stroom door een systeem gaan, waarin een veer zat die uit twee metalen bestond. Bij verhitting door de elektriciteit bewoog deze, omdat het ene metaal sneller uitzette dan het andere. Een thermostaat werkt bijvoorbeeld met een redelijk vergelijkbaar principe. Door het bewegen van de veer, werd het stroomcircuit om de zoveel tijd gesloten en daardoor ging aan het einde van de lijn de lamp branden. Deze veer zat tactisch geplaatst, namelijk achter het dashboard vlakbij de bestuurder. Op het dashboard, vlak bij dit systeem dus, zaten immers ook al lampjes die als extra veiligheidsvoorziening lieten zien dat aan de buitenkant van de auto de knipperlichten knipperden dan kun je dat natuurlijk maar het best dichtbij elkaar aansluiten. Bijkomend effect was dat je de veer kon horen verspringen in het dashboard en voilà: je hoorde ritmisch geklik in hetzelfde tempo als het knipperen van je knipperlichten.
Later zou dit principe opgevolgd worden door een microchip die een elektromagneet aanstuurde om het stroomcircuit om de zoveel tijd te sluiten. Hoewel dat een wat geavanceerdere oplossing was, vond er nog steeds een proces plaats in het dashboard dat ook het kenmerkende getik opleverde. Knipperlichten hebben tot op de dag van vandaag zo gefunctioneerd, al is het tegenwoordig in de meeste auto's al wel een puur door chips gereguleerd systeem. In de meeste moderne auto's hoor je daarom een klikgeluid dat niet meer echt mechanisch klinkt en dat komt dus omdat het ook niet meer mechanisch wordt geregeld. Het geluid wordt apart gegenereerd, omdat we nou eenmaal verwachten dat we het gebruik van de richtingaanwijzer kunnen horen. Het houdt je immers ook scherp of-ie wel of niet aanstaat.