Het einde van de Japanse kei car is nabij
In Europa zullen er maar weinig van wakker liggen. Kei cars zijn hier nooit op grote schaal ingevoerd of verkocht. Met uitzondering van de al genoemde Move van Daihatsu of de Wagon R+ van Suzuki. Ook modellen als de Cuore en Alto vallen onder deze categorië, maar zijn minder typerend voor het genre. Keicars hebben een bepaalde maximum lengte (momenteel 3,4 meter) en breedte (1,48 meter) en mogen over maximaal 63 pk bezitten. Ook mogen de motorblokjes niet meer dan 660 cc meten. In Europa waren de importmodellen veelal voorzien van iets meer 'pit' in de vorm van 1,0-liter motoren. Het bestaansrecht van deze voertuigen? Naast dat een bepaalde groep mensen ze erg leuk vindt, worden de wagentjes gemaakt om in Japan belastingvoordelen op te strijken. Zo hoeft er in Japan bij de aankoop procentueel gezien minder aan diverse belastingen afgedragen te worden in vergelijking tot een grotere auto. Bovendien is het verzekeren van de kei cars aanzienlijk goedkoper. Tegenwoordig is het meerendeel van de Aziatische kleintjes al smal hoog model vormgegeven, al wordt er zo nu en dan een sportiever model geproduceerd. Denk aan de Daihatsu Copen, of de Suzuki Cappuccino.
Maar! Nu lijkt de Japanse overheid roet in het assortiment kleine hapjes te gooien. Volgens The Nikkei wil de regering de belasting voor zowel kleine als grotere auto's gelijktrekken. De vereniging van Japanse autofabrikanten eist namelijk een nieuw belastingsysteem (verlaging) voor nieuwe auto's. Ter compensatie daarvan lijkt dit lijkt daar de eerste consequentie van.
Met name de Japanse import vereniging (JAIA) zal profiteren van de nieuwe maatregel. Ook de American Automotive Policy Council zal het nieuws goed in de oren klinken. Zij hopen uiteraard meer Amerikaanse voertuigen in te kunnen voeren nu een groot deel van de markt in feite weer vrijkomt.