Gereden: Mitsubishi Outlander III
Tijdens de voorintroductie in en om Frankfurt reden we de 2,0-liter benzine met CVT en vierwielaandrijving en de 2,2 liter turbodiesel, met handgeschakelde zesversnellingsbak en 4WD. De Outlander manifesteerde zich daarbij als een complete en praktische auto, die een prima comfort levert.
De tweeliter benzine is op zich een mooie motor, die zich gewillig door het gehele toerenbereik beweegt en stil en soepel loopt, maar doordat we tegenwoordig verwend zijn met turbomotoren die heel sterk zijn onderin, komt Mitsubishi's ongeblazen tweeliter af en toe wat amechtig over. De trekkracht is weliswaar een adequate 195 Nm, maar die piek wordt pas bij 4.000 toeren bereikt. In normale omstandigheden vormen de motor en de CVT een goed tandem, maar zodra je wat meer vraagt – op bijvoorbeeld een bergweg of tijdens een inhaalactie – moet de transmissie een laag verzet opzoeken en gaat de motor fors loeien, wat afbreuk doet aan het rijgenoegen. Voor een sportieve rijstijl is de 2.0 dan ook niet geschikt, je brengt motor en CVT dan in bijna een permanente staat van radeloosheid.
Verbruik
Voor mensen die altijd 'normaal' rijden, is het zeker een geschikte motor, al is het geclaimde 'officiële' verbruik zeker geen vanzelfsprekendheid. Tijdens een segment van een grotere rit rondom Frankfurt, waarbij we ons keurig aan de maximumsnelheden hielden, scoorden we 1 op 10,3 wat dichter bij een reëel gemiddelde lijkt dan de opgegeven 1 op 14,9. De benzineversie is voor zijn formaat, uitrusting en gebruiksvriendelijkheid heel mooi geprijsd met een starttarief van € 31.490. In de 2.2D kwamen we qua verbruik tot 1 op 14. Met deze motor, die echter de prijs van de Outlander III 10 mille de hoogte in stuwt, is het een stuk aangenamere en veel vlottere auto, vooral door het hoge koppel.