Deze liefdesbaby’s kwamen voort uit opmerkelijke samenwerkingen automerken

Geflopte Quattroporte, de Triumph Acclaim en natuurlijk de Alfa Romeo Arna

liefdesbaby

In een tijd dat de veranderingen ook in de auto-industrie harder gaan dan ooit, is het leuk om terug te blikken in klassiekerland. Dikwijls leidt dat tot een selectie van opmerkelijkse zaken uit de autogeschiedenis. Zoals bijzondere liefdesaffaires tussen twee autofabrikanten, met opvallend veel jaren-80 baby’s.

Chrysler en Maserati (TC, 1988)

De vrienden Lee Iacocca (Chrysler) en Alejandro De Tomaso (Maserati) bundelden hun krachten met de TC. Late leveringen, slechte bouwkwaliteit, matige rijeigenschappen, dito prestaties (de motor had amper iets met Maserati te maken) en een veel te hoge prijs resulteerden in een totale flop.

Holden en Mazda (Roadpacer AP, 1975)

Bij de zoektocht naar een topmodel belandde Mazda bij het Australische Holden. Onder de kap van de HJ Premier namen dorstige, koppelarme 1,3-liter wankelmotoren de taken van de zes- en achtcilinders over. Een forse prijs zorgde ervoor dat er slechts 840 Roadpacers AP (Anti Pollution) werden verkocht.

Alfa Romeo en Nissan (Arna, 1983)

Het schoolvoorbeeld van ‘dit moet je niet willen’: wispelturige Italiaanse techniek en elektronica in een saai en roestgevoelig Japans koetswerk.

British Leyland en Honda (Acclaim, 1981)

Tijdens de laatste stuiptrekkingen van het British Leyland-concern klopten de Britten aan bij Honda. Zo werd de Honda Ballade een Triumph Acclaim. Geen slechte auto, maar de ondergang was onafwendbaar.

Maserati en Citroën (Quattroporte II, 1976)

Zo stijl- en succesvol als de Citroën SM was, zo stilletjes ging Gandini’s Quattroporte II af door de zijdeur toen het huwelijk tussen de Fransen en de Italianen op de klippen liep. Er zijn er maar twaalf gebouwd.

Saab en Lancia (600, 1980)

Bij gebrek aan een eigen compact model ging Saab winkelen bij Lancia. Het ging vooral om ordinaire rebadging, want de Saab 600 was gewoon een Lancia Delta met andere logo's. Het Zuid-Europese plaatwerk en de gevoelige elektronica waren echter totaal niet berekend op barre Scandinavische omstandigheden. 

Cadillac en Pininfarina (Allanté, 1986)

Vergelijkbaar met de Chrysler TC, maar het productieproces van de Allanté was een grotere logistieke uitdaging: koetswerken moesten vanuit Italië naar Detroit worden gevlogen voor de eind­assemblage. Daar werd hij niet goedkoper van …

Lezersreacties (2)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.