De man die de nieuwe Trabant tekende

Wat had kunnen zijn

Voorstel voor een nieuwe Trabant

Matthias Kaluza was bij DDR-autofabrikant Sachsenring verantwoordelijk voor het design van de opvolger van de zwaar verouderde Trabant 601. De politieke veranderingen zorgden er echter voor dat het anders liep. Een verhaal over wat had kunnen zijn.

De functie van Matthias Kaluza was vormgever, een term waarmee je in de toenmalige DDR ook ‘autodesigner’ kon bedoelen. Als vormgever deed je meer dan iets ontwerpen: wat je creëerde moest functioneel zijn en teruggebracht tot het wezenlijke. Designobjecten moesten duurzaam zijn vanwege de schaarste aan grondstoffen en de doelen van de communistische planeconomie.

Drie miljoen Trabants, verdeeld over vier modelseries

Het beste voorbeeld: de Sachsenring Trabant, die tussen 1958 en 1991 van de band rolde. Sachsenring bouwde ongeveer drie miljoen Trabants, verdeeld over vier modelseries. Het hadden er nog meer kunnen zijn, maar eerst gooide de planeconomie roet in het eten en vervolgens de politieke omwenteling. Uiterlijk in 1993 had een compleet nieuw ontwikkelde Trabant het levenslicht moeten zien. Matthias Kaluza, de toenmalige ontwerper, heeft levendige herinneringen aan de tijd waarin hij de Trabi moest moderniseren. Kaluza (64) studeerde industrieel ontwerp aan de universiteit in Halle an der Saale toen medewerkers van VEB Sachsenring Automobilwerke Zwickau in 1983 naar de universiteit kwamen om nieuw talent te zoeken. Dat aanstormende talent moest de Trabant 601, die al sinds 1964 in productie was, nieuw leven inblazen. Matthias Kaluza mocht als opvolger een moderne, compacte auto met goede aerodynamische eigenschappen ontwikkelen. “Ik was meteen enthousiast, omdat het een unieke kans was om als auto-ontwerper aan de slag te gaan. Er waren in de DDR niet zoveel banen in de auto-industrie”, herinnert hij zich.

Nieuwe techniek al beschikbaar, er was al een Trabant 1.1

Een opvolger voor de verouderde tweetaktmotor was er al. In samenwerking met Volkswagen begon Sachsenring in 1983 aan de ontwikkeling van de Trabant 1.1, die vanaf 1990 in Zwickau van de band rolde. Kaluza: “Behalve de viertaktmotor had de 1.1 veel nieuwe technische oplossingen onder de kunststof carrosserie. Helaas zag hij er wel bijna hetzelfde uit als zijn voorganger.” Kaluza moest daar verandering in brengen. Aanvankelijk werkte hij alleen, maar vanaf 1987 waren vier ontwerpers bezig met het uitvoeren van deze belangrijke opdracht. De nieuwkomer moest veel ruimte bieden en ook gestroomlijnd en praktisch zijn. In plaats van het Trabant-uiterlijk van weleer koos het team voor strak in de carrosserie geïntegreerde koplampen en portiergrepen, afgedekte wielkasten achter en een grote achterklep. Uiterlijk was de nieuwe Trabant een mix van de Citroën AX, de Volkswagen Passat B3 en de Mitsubishi Colt III.

Met een lengte van ongeveer 3,6 meter en een wielbasis van 2,3 meter was het driedeurs model klein vanbuiten en toch ruim vanbinnen. De buitenkant was nog steeds een constructie van Duroplast op een stalen frame. Het team wilde een 1,1-liter viercilindermotor met ten minste 27 kW/37 pk. De stroomlijn werd geoptimaliseerd, het onderstel was modern en er waren veel lichtgewicht kunststof onderdelen; de carrosserie werd goed ontvangen. De ontwerper van de gietvorm bleef experimenteren met drie verschillende achtervormen. Dat deed hij op het 1:5-schaalmodel van plasticine. “Ik wilde niet zomaar weer een compacte auto tekenen, hij moest echt toekomstbestendig zijn. We voerden veel tests uit in de windtunnel van de Technische Universiteit van Dresden”, aldus de ontwerper.

Platformstrategie in DDR-stijl

De versie met schuin aflopende achterkant en voorspoiler liet een Cw-waarde van 0,243 noteren, de zogeheten Vollheck-variant kwam zelfs tot 0,219 en de hatchback met achterspoiler had een Cw-waarde van 0,211, toentertijd een zeer goede waarde en eigenlijk nog steeds. Tegelijkertijd werkte Kaluza in de Kombinatsleitung in Karl-Marx-Stadt (nu Chemnitz) en richtte hij de centrale ontwerpafdeling op voor het IFA-Kombinat Pkw met de merken Sachsenring, Wartburg en Barkas.

“De Wartburg, die in de lagere middenklasse opereerde, had ook dringend een opknapbeurt nodig. We planden een identieke bodemplaat tot aan de C-stijl om productiekosten te besparen en in de productie hogere aantallen voor beide merken te behalen. We gebruikten ook identieke onderdelen”, vertelt Kaluza. Platformstrategie in de beste DDR-stijl dus. Behalve de schaalmodellen van de Trabant maakten de vormgevers een zogenoemde zitkist op ware grootte om het interieur en de beschikbare ruimte beter weer te geven. Niets aan dit model doet denken aan de Trabant die we allemaal kennen. In plaats daarvan zien we een voor toenmalige begrippen modern dashboard, vergelijkbaar met dat van een Citroën BX/ZX of Lada 110. Behalve de snelheidsmeter zijn ook een toerenteller en een klokje aanwezig, de knoppen zijn binnen handbereik geplaatst en de versnellingspook zit in het midden. Het ventilatiesysteem is te bedienen met draaiknoppen en de radio met cassettespeler bevindt zich onder in de middenconsole. Voor de Trabi-bezitters van toen een ongekende luxe.

Trabant

Koudwatervrees, dus een licht faceliftje

Het nieuwe model zou uiterlijk in 1993 de eeuwige klassieker vervangen. “In de zomer van 1988 was duidelijk dat mijn ontwerp in serieproductie zou gaan. De vorm en het concept van het interieur maakten indruk op alle betrokkenen. Het was eigenlijk niet meer dan een formaliteit”, zegt Kaluza. Het enige wat nog ontbrak, was een 1:1-prototype voor de laatste finetuning van het exterieur.

In de zomer van 1988 kregen de hoge heren van de fabrikant echter koudwatervrees. In plaats van de nieuwe auto af te ronden kreeg de hoofdontwerper alleen opdracht de voor- en achterkant van de Trabant 1.1 wat op te frissen. “Mijn ontwerp zou op een later moment aan de beurt komen, zo kreeg ik te horen. Ik kreeg ernstige twijfels of het er überhaupt van zou komen”, herinnert Kaluza zich. Zoals hij jaren later bij toeval te weten kwam, hadden beleidsmakers op dat moment al lang een streep door zijn project gezet; er was simpelweg geen geld voor. De DDR stond op de rand van een faillissement.

Kaluza ging weg

Het merendeel van zijn collega’s op de ontwerpafdeling nam in de loop van 1989 ontslag. Matthias Kaluza trok zijn conclusies in de herfst van 1989, nam ontslag bij Sachsenring en werd prompt ingelijfd bij de reserve van het Nationale Volksleger. Hij maakte het einde van de Trabant in de fabriek in Zwickau niet meer mee, maar beleefde wel de val van de Berlijnse Muur van dichtbij als soldaat in een kazerne in Erfurt. Het bloed bleef echter kruipen waar het niet gaan kon; hij ontwikkelde met zijn vormgevingsbedrijf tentoonstellingen voor musea. Hij en zijn medewerkers tekenden voor het oldtimermuseum PS.Speicher in Einbeck (het grootste van Europa), het August Horch Museum in Zwickau en het Transportmuseum in Dresden. In dat opzicht is hij altijd trouw gebleven aan zijn beroep.

In 2009 stond er op de IAA in Frankfurt een prot0type voor een ambitieus plan om de nieuwe Trabant als retromodel terug te laten keren. Dit stond geheel los van Matthias Kaluza. 

Lezersreacties (18)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.