Weblog - Alleen Polen waren geïnteresseerd in mijn dieselauto
Tweedehands diesel hier ongewild
De markt voor dieselauto's 'stort in' in Nederland. Althans, daar lijkt het toch sterk op als we kijken naar de verkoopcijfers en wat er volgens de Bovag vooral met tweedehands dieselauto's gebeurt. Die laatste categorie is vooral nog goed voor de export, het gros van de Nederlanders wil ze niet meer. Iets dat ik aan den lijve ondervond met mijn Audi A4.
In mijn werkende leven heb ik, op de afgelopen twee jaar na, ruim voldoende woon-werkkilometers gemaakt om een dieselauto financieel te kunnen verantwoorden. Toch kocht ik pas in 2020 mijn eerste diesel. Een Audi A4 Avant 2.0 TDI uit 2008. Bij mij gaat de voorkeur voor een specifiek model toch net boven het kostenplaatje, ik wilde vooral een keer zo'n A4 voor de deur hebben. De diesels, zeker in combinatie met een handbak, zijn als het gaat om betrouwbaarheid dan de veiligste keuze. Daarbij had ik toen nog de hoop dat we snel weer vaker naar kantoor zouden kunnen en het dus met de vaste lasten te verantwoorden was.
Het pakte even wat anders uit dan ik had gehoopt. Een halfjaar nadat ik de A4 had gekocht, zaten we vanwege corona nog steeds voornamelijk thuis en kwam er bovendien een flinke kostenpost aan omdat ik een huis ging kopen. Alle financiële beetjes zouden daarbij helpen en dus was het niet handig om nog langer de A4 voor de deur te hebben. Die was namelijk per maand wel heel duur voor hoe vaak ik ermee op pad was. Ik had gewoon verkeerd gegokt en gerekend op een ander verloop van de pandemie. Ik hoopte er bij de verkoop nog een leuk slaatje uit te slaan, want ik had 'm betrekkelijk gunstig kunnen aanschaffen. Met goede moed zette ik de A4 te koop. Het was een redelijk net exemplaar met minder dan twee ton op de teller, met distributieriem en zonder verdere gebreken. Die zou ik toch zo kwijt zijn?
De eerste week verstreek. Er hadden zich drie geïnteresseerden gemeld. Ieder met een Oost-Europese naam en enkel in staat om Engels of Duits met mij te spreken. De communicatie bleef echter kort: '3.000 I come pick up tomorrow' werd gevolgd door een oorverdovende stilte van mijn kant. De tweede, derde en vierde week meldden zich nog tal van deze lieden. Er zat niemand bij met een overtuigend bod en soms kwam er gewoon een ronduit beledigend aanbod. Ik begon me achter mijn oren te krabben en vroeg me af of ik het nou echt zó verkeerd had ingeschat. Het kon toch haast niet dat ik er nog veel minder voor zou kunnen vangen dan ik er datzelfde jaar voor had betaald? Ik kocht 'm al voor beduidend minder dan de meeste vergelijkbare A4's, zou ik dan alsnog te veel hebben betaald?
Uiteindelijk kreeg ik na een maand eindelijk een fatsoenlijke reactie van een jong Nederlands stel dat wilde komen kijken. De vraagprijs vonden ze reëel en als de auto ze beviel, wilden ze deal wel sluiten. Zo geschiedde en uiteindelijk had ik de A4 toch nog voor een leuk bedrag verkocht. Toch voelde het een beetje als een lot uit de loterij dat zij de auto wilden kopen. Ze waren namelijk niet op zoek naar een diesel, maar vonden specifiek mijn A4 aantrekkelijk vanwege de wielen en het interieur, ze vonden het 'veel auto voor het geld'. Ik wil niet weten hoe lang ik anders nog had moeten wachten en of ik uiteindelijk toch maar akkoord was gegaan met een exportverhaal van een paar duizend euro.
Het was in ieder geval wel een enorme eye opener, want een vergelijkbare A4 met een (veel minder betrouwbare) TFSI in de neus ging toen eigenlijk niet voor minder dan €8.000 weg. Op dit moment vragen ze er zelfs al snel €10.000 voor, ongeveer het dubbele van een exemplaar met dieselmotor. Bovendien is het aanbod véél uitgebreider. Kennelijk zit echt bijna niemand meer op die diesels te wachten en zijn de meesten ook al weg. Liever een A4 met een bewezen enge benzinemotor, soms ook nog met de al niet veel betere automaat, dan een betrouwbare zelfontbrander met handbak. Ik weet, het is een anekdotisch voorbeeld, maar de diesel lijkt daadwerkelijk uit de gratie te zijn hier in Nederland.

Joas van Wingerden
Columnist/schrijver
Als vijfjarig ventje stond Joas zich al samen met zijn vader te vergapen aan moderne en vooral klassieke auto's op de beursvloer van de Rai in Amsterdam. Toen zijn ouders vervolgens ook nog een puntgave Citroën DS gingen rijden, was de liefde voor auto's voor altijd in zijn ziel geëtst. Hij moest en zou er later iets mee gaan doen. Aanvankelijk was het idee om automonteur te worden, maar dat plan verwaterde in de loop der jaren. Tijdens zijn Journalistiekopleiding begon het toch weer te borrelen en kwam hij als stagiair voor het eerst terecht bij AutoWeek. Inmiddels zijn we alweer aardig wat jaren verder en is het toch gelukt om de passie voor auto's te combineren met een vaste baan. De droom om ooit zelf ook een DS te rijden is alleen nog niet vervuld, al staat er in de vorm van een Peugeot 205 wel een oude Fransman voor de deur.