Stuck in the middle
Ze kunnen het wel. De Corsa OPC Huppeldepup Edition kreeg vorige week in dit blad een tien met een griffel. Toch gaat het zo beroerd met Opel dat zelfs het door Haagse kift geobsedeerde Nieuwsuur maar eens aan de automotive snuffelde. Hoe kan dat, terwijl het merk tegenwoordig degelijke auto's maakt? Het liefdevolle antwoord is dat ze domme pech hebben, het onbarmhartige dat ze iets heel erg fout doen. Zou het?
Je zou zeggen dat ze in Rüsselsheim van A- tot D-segment hun stinkende best doen om de concurrentie bij te benen. Ze hebben mpv-achtigen van klein tot middelgroot, een Astra met alle goodies die in de compacte middenklasse tellen, een zakenbak die technisch en optisch bij de les is; de Ampera is een hightech-uithangbord om je vingers bij af te likken.
Er is alleen altijd wel een maar. Het is nooit foutloos goed. De Astra is te zwaar, de tweeliter diesels in de Insignia missen raffinement, de Ampera realiseert zijn spectaculaire zuinigheidsbelofte op geen stukken na. Er zijn wel meer fabrikanten die steken laten vallen. Het wordt extra gevaarlijk als je Opel heet.
In Autoweek lees ik dat je voor een Insignia met A-label een hoge prijs betaalt. Met de 1.4 turbo, die van de Astra al geen racer maakt, is de auto niet vooruit te branden. Superruim is hij ook niet. Tenslotte is het een Opel. In een door imago geregeerd kopersklimaat geeft dat in dit segment misschien de doorslag. Een klein gebrek is vergeeflijk, als er voldoende toegevoegde waarde tegenover staat; superieure kwaliteit, oogverblindend design, het imago van hebbeding. Meer dan één minpunt wordt gevaarlijk voor een merk dat terecht of onterecht geldt als synoniem voor degelijke middelmaat of gulden middenweg. De pest met die vechtmarkt van tegenwoordig is dat elke fout er één te veel is. Dat was in het Kadett- en Omega-tijdperk toch wel anders. Een Opel-rijder reed Opel, links- of rechtsom.
Telkens als ik een Insignia zie rijden denk ik: wat wil je nou eigenlijk? De beste zijn, of op de besten lijken? Het is de beste auto die we ooit hebben gemaakt, schreeuwt Opel. Dat is al geen handige reclame. Impliciet erken je dat je vorige modellen onder die meetlat bleven.
Heb je premium-ambities, dan moet je premium-klanten uit hun BMW's sleuren of de uitverkoren tussenauto zijn voor ambitieuze jonge rijders die op weg zijn naar hun eerste Audi. Dat wordt met Opels als lokmiddel heel lastig. Dit merk is het AD op wielen; stuck in the middle. Aan de man die voor 35 of 40 een opgeleukte Insignia Sports Tourer rijdt blijft te zien dat hij liever een 5-serie had gehad en qua chroom en lichtmetaal dan maar voor next best had gekozen, zoals ook aan zijn auto zelf is te zien dat hij liever een 5-serie was geweest.
Hij is zo zichtbaar de vervanger van de auto die je eigenlijk had willen hebben. De gefnuikte ambitie blijft hem niet alleen in de ogen van BMW-rijders als een smet aankleven, hoe goed de auto met de juiste motor verder ook mag zijn; kijk, die kwam er net niet. Dat is het verschil met zijn voorganger. Die was zo middelmatig als wat, maar hij diende een doel. Voor een Vectra station van de laatste generatie hoefde je niet in de verdediging. Dat was een balzaal voor een redelijke prijs, basta. Het zijn de nuchtere verkoopargumenten waarbij nu Skoda zo goed garen spint. Opel probeert te zijn wat het niet is en niet wat het wel is.

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.