Rare jongens, die Amerikanen (2)

schildpad
Of beter, in dit geval: rare jongen, ik. Zo blijkt al gauw, tijdens mijn trektocht door de Verenigde Staten. Je moet weten dat ik volkomen onbewogen toekijk wanneer tijdens het journaal de ontplofte Iraki's en uitgehongerde Afrikanen over mijn scherm rollen. Hoe ellendig ook, het zijn mensen en daarvan zijn er veel te veel. We doen elkaar dit zelf allemaal aan, en erger, we doen onze planeet en de overige miljoenen, onschuldige levensvormen dit aan. Je mag me een beest noemen, maar ik hecht meer waarde aan een dierenleven dan aan dat van een mens. Waar halen wij de walgelijke arrogantie vandaan te denken dat wij meer waard zijn dan andere diersoorten? Vorige week zag ik op CNN een item over een jong katje dat door een stelletje klootzakken als voetbal was gebruikt en twee poten moest missen: ik heb er eerlijk waar slecht van geslapen.
En dan rijden mijn vrouw Matty en ik door de staat New York, aan de zuidoever van Lake Ontario. Het is een prachtig, bosachtig gebied met lange rechte wegen, de cruise control staat op 45 mph en de zomerzon brandt op onze kruinen. Ineens zie ik een enorme halve bol links langs de auto schieten. Ik trap op mijn rem, Matty vliegt geschrokken in de gordel.
"Wat doe je?!"
Ik zet de Mustang in zijn achteruit en rij een stuk terug. "Volgens mij zit er een schildpad op de weg."
En inderdaad, ik zag het goed. Een joekel van zeker dertig centimeter doorsnee kijkt ons versuft vanonder zijn schild aan, een klein plasje bloed bij zijn linker achterpoot. We vrezen het ergste, maar gelukkig werkt Matty bij een dierenkliniek. Ze pakt de schildpad op en bekijkt de onderkant. Het beest blaast en stinkt van angst, maar de schade lijkt mee te vallen. "Zijn nageltje is gescheurd, maar dat groeit zo weer dicht", luidt Matty's diagnose. Waarschijnlijk is hij door een auto geraakt en heeft zijn pantser hem voor erger behoed. We zetten de schildpad op een veilige afstand van de weg weer uit, waarbij hij Matty nog probeert te bijten.
De dagen die volgen moeten we nog een keer of vier stoppen om een overstekende schildpad voor een wisse door te behoeden.
Maar het kan gekker. Een kleine week later zijn we in Kansas beland. We rijden over de uitgestrekte prairie ten noordoosten van Wichita, als ik me begin af te vragen wat al die zwarte dingen op het wegdek zijn; het lijkt wel of ze bewegen. Matty zet de auto aan de kant en we stappen uit. Tot onze verbazing krioelt het van de rupsen. Enorme, harige beesten die om een of andere reden Interstate 77 denken te moeten oversteken. Matty pakt er een op en het diertje kijkt ons met grote kraalogen nieuwsgierig aan. Je wilt er niet aan denken dat je zo'n beest doodt, dus de rest van de rit, tot voorbij de grens met Nebraska, leggen we slalommend af.
Waar we een dag later bij Chimney Rock aankomen. Ik wil een foto van onze Mustang met dat monument op de achtergrond, dus verlaat ik de parkeerplaats om in het hoge prairiegras de juiste afstand te nemen. Ik ben net aan het scherpstellen, als Matty roept dat ik beter terug kan komen. Ik heb namelijk een bordje over het hoofd gezien; er zitten hier nogal wat ratelslangen.
Ach, mensen zijn er toch al veel te veel.

Lezersreacties (28)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.