Mijn eigen vakantiebarrel

Triumph 2500
Denkend aan de AutoWeek-vakantiebarrels besefte ik hoe mooi traumatische herinneringen kunnen zijn. Ergens in de tweede helft van de jaren tachtig kocht ik met drie schoolvrienden voor 1200 gulden, 300 de man, een afgeragde Triumph 2500 met roestkraters in deuren en koets, een verbruik van een op zeven en een doodzieke zescilinder. Een angstaanjagende, levensgevaarlijke olieslurper was het; de Escort-vakantiecabrio van AutoWeek is er heilig bij. Zou over een paar jaar een van mijn kinderen vakantieplannen hebben met een auto in die staat, ik zou de reis onmiddellijk verbieden. Niettemin: ik was in extase. Een van de mooiste Engelse sedans ever, en wij gingen ermee naar Spanje.
De APK moest nog worden uitgevonden. Maar wij hadden Pol, die als werktuigbouwkundig ingenieur de ergste klappen op zou vangen.
Met een gemiddelde snelheid van 90 kilometer per uur – van de 98 paarden was misschien de helft nog op de been – stuurden we de uitgeputte, overbeladen Brit richting Pyreneeën. Vanaf de achterbank hield de boordwerktuigkundige de temperatuurmeter scherp in de gaten. Halverwege Frankrijk lichtten de eerste doodenge controlelampjes op, en zag ik Pol net doen alsof het niks was. De afgestampte kofferbak was voor de helft gevuld met olieblikken. Wie ons op campings zocht, behoefde slechts het oliespoor te volgen. Ik herinner me een permanent gevoel van onbehagen.
Het ging verbijsterend lang goed. Pas in de bergen, op een steenworp van Andorra, gaf de automaat er tijdens een steile klim de brui aan. Aha, wist Pol:  Bakolie. Dat wil je niet horen, als de kaart leert dat de dichtstbijzijnde pomp een dagmars ver is. Hoe de mannen aan olie zijn gekomen weet ik niet - ik kijk in zulke situaties graag de andere kant op – maar ik sluit niet uit dat er een boerenschuur voor is geplunderd. Eind goed al goed: nooit vergeet ik het Stallone-gevoel dat ons bekroop toen we na vele uren oponthoud de reis konden vervolgen. Die auto was als Rocky Balboa, een prijsbokser die in zijn laatste ronde uit de dood herrijst om tegen alle verwachtingen in toch nog een doodklap uit te delen. Sindsdien weet ik dat Triumphs niet voor niets zo heetten.
We haalden Spanje. We overleefden de retourtrip door de bergen. En we gingen steeds meer van die auto houden. De Triumph maakte het onmogelijke waar: hij doorstond in terminale staat 5000 loodzware kilometers. Ik kon mijn ogen niet geloven toen we na 25 uur rijden de Nederlandse grens passeerden. We hadden dood moeten zijn, net als Rocky.
Geen haar op mijn hoofd dat er over piekert nog een keer zo'n lijdensweg te doorstaan. Toch ben ik meer dan vaag jaloers op de winnaars van de Autoweek-vakantiebarrels. Al hebben ze een stuk minder te vrezen dan de jongens met die rode Triumph 2500, de spanning van een barreltrip is onvergetelijk. Niets mooier dan een kreupel paard dat op zijn tandvlees toch de eindstreep haalt. Niets romantischer dan een reis langs de rand van de afgrond. Doe mij die Escort maar.

Lezersreacties (27)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.