Autoparadijs Bockhorn
De Bockhorner Oldtimermarkt. Al 37 jaar goudeerlijk autofuiven op een gigantisch, lommerrijk terrein in Duits Friesland. Voor mij een first, nooit van gehoord. Maar wat een heerlijke driedaagse teringzooi in retrostijl met worst, bier en moederlijk belegde broodjes. De niet eens beroerde filterkoffie anno 1970 wordt geserveerd in kopjes uit je jeugd. Op een echt schoteltje. De Ostalgie in voormalig DDR-gebied is er niks bij. Wij westerlingen willen ook iets terug; de stinkende, ouderwets analoge gezelligheid van de herinneringen aan de kindertijd. Bockhorn is een reis door je geheugen, een herlevend verleden. Roerend.
Je weet niet wat je ziet. Honderden young- en oldtimers van concours tot slooprijp, brommers en motoren uit de nozemtijd, afgetrapte trucks en landbouwvoertuigen. En duizend stands met helmen, speldjes, historische transistorradio's, blaadjes, boeken en onderdelen. Dit moet de grootste spullenbeurs op aarde zijn, een eldorado voor scharrelaars. Voor NSU-carburateurs, kokerbalken voor een Mercedes W108, twee voordeuren van een Ford Granada MK1 of een historische Bulgaarse krik moet je hier zijn. Je kunt de Ludolffs bijna ruiken – een van de broers was er zelf, en veel bezoekers lijken er sterk op. Kijk toch, de driedeurs Kadett City die mijn ouders voor vakanties huurden. Ik zit weer op de achterbank. Ik hoor die brave Opel-motor toeren draaien, net als toen. Het is maar veertig jaar geleden.
Wat de auto's betreft is het onderscheid tussen gasten en exposanten niet heel duidelijk. De doelgroep heeft speciale privileges. Vriend Hessel en ik begrepen eerst niet waarom we met zijn fantastische Audi Urquattro zonder entreebetaling mochten doorrijden, maar voor bestuurders en maximaal één bijrijder van oldtimers tot 1980 en - op zondag - tot 1993 blijkt de toegang gratis. Zo kan het grote snuffelen meteen beginnen. Ik spot een aantal ondergewaardeerde topstukken. Veel oude VW'tjes en Opels, Manta's en Commodores, een donkerblauwe Alfasud in concoursstaat, een rode Renault 18 Turbo D Break en een bloedgave Renault 15 in knalgeel. Een onbegrijpelijk goed geconserveerde rode Toyota Crown 2.8 station met dubbele achterruitwisser en hout op de flanken – een Japanse woody. Een witte Ford Granada MK1 met 64.000 kilometer en een spatgave Escort MK2 Ghia met van die heerlijk suffe aftermarket-speakerkasten op de hoedenplank. Note to self: die handgeschakelde Mazda 929 Coupé met schuifdak had je moeten kopen, sukkel. Dit is het paradijs voor auto's waar de investeerderswaanzin nog geen vat op heeft gekregen. Ze zijn er geen beleggingsstukken maar door nostalgie gekleurde souvenirs.
Waarom is dit zo leuk?
Ten eerste omdat Bockhorn gevrijwaard is gebleven van infiltratie door de auto-industrie. Niet dat ik de merken hun plaats tussen de liefhebbers misgun, maar ze doen afbreuk aan het informele karakter van zo'n evenement. Je weet hoe dat gaat. Op een dag hebben ze de boel overgenomen met vip-lounges, expotenten, pasjes en belangrijke mannen met pakken. Het levert de prachtigste evenementen op, maar de ongedwongenheid ben je kwijt.
Ten tweede omdat de poenmobielen hier en marge blijven. De enkele vooroorlogse Maybach en het handjevol kostbare 356's detoneren op het platgetrapte gras. De ene standhouder met het woord Exclusive in zijn naam moet hebben ingezien dat hij op de verkeerde party neerstreek. Zijn spic en span verzorgde tent is een kitschvlag op een modderschuit. Deze Duitse zondag zal nooit Supercar Sunday worden. Dit is een volksfeest in de beste betekenis des woords. Zo hoort een auto-evenement te zijn. Volgend jaar ga ik weer, terug naar af. Klik hier voor meer informatie

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.