Test: Jaguar XF 2.2 Diesel (2011)
Ordinaire exclusiviteit
- Maurice de Bouvère
- Eerste rijtest
Dat de (Duitse) concurrentie goede zaken doet met de zogenaamde downsize dieselmotoren, is Jaguar niet ontgaan. Het statige Engelse merk heeft de facelift van de XF aangegrepen om ook een 'ordinaire' viercilinder dieselmotor te introduceren
Mercedes-Benz, BMW, Audi, ze hebben alle viercilinder dieselmotoren in het gamma van hun E-segmentmodellen. En Jaguar ziet met lede ogen aan hoe ze in deze economisch magere tijden goede zaken doen met deze van een downsizediesel voorziene E-klasses, 5 series en A6'en. Een dikke zescilinder vindt geen aftrek meer bij de calculerende zakelijke rijder. Jaguar, dat de boot natuurlijk niet wil missen, weet dan ook niet hoe hard het z'n 2,7-liter zespits oliestoker aan de dijk moet zetten en grijpt de introductie van de vernieuwde XF aan om z'n eigen 2,2-liter grote viercilinder diesel te introduceren. En waar beter kun je de resultaten van je inspanningen presenteren dan in het hol van de leeuw als je een plaagstoot aan de competitie wilt uitdelen. De Britten, die wel van een practical joke houden, tonen de XF 2.2 Diesel – en de rest van de vernieuwde line up - dan ook in München.
J-Blade
Jaguar heeft de XF voorzichtig bijgeschaafd. Grote wijzigingen zijn er niet, maar het model oogt wel zelfverzekerder dan voorheen. Design Director Ian Callum was uiteraard in grote lijnen tevreden met het ontwerp van de eerste editie, maar enkele details van het XF-ontwerp ergerden 'm toch. Die heeft-ie nu rechtgezet. De grille van de auto is vergroot, terwijl Callum de koplampen kleiner heeft getekend. De toepassing van bi-xenon-technologie heeft de verkleinig mogelijk gemaakt. De Jag kijkt met z'n geknepener koplampen een tikkie gemener de wereld in. De units omvatten tevens dagrijverlichting, bestaande uit LED's die in een J-vorm staan opgesteld achter het glas van de koplampen. Jaguar heeft ze de fraaie naam J-Blade meegegeven. Een groot deel van de gespierdere indruk die de XF achterlaat komt voor rekening van de anders vormgegeven spatborden en motorkap, met daarin de driehoekige powervents. De XFR heeft, om z'n sportieve inborst te onderstrepen onder andere een verder naar het asfalt toe getrokken voorbumper, dorpelverbreders, en standaard grote 20 "lichtmetalen wielen. Uiteraard – hoe kan het anders bij een facelift – is de vormgeving van de achterlichten niet onberoerd gelaten. En Callum heeft de verchroomde horizontale strip over de achterzijde, die 'm een doorn in het oog was, omdat hij 'm altijd al te grof vond voor een Jaguar, optisch wat subtieler gemaakt.
Binnenin is veel bij het oude gebleven. Dat betekent dat de startknop op de middenconsole die rood oplicht, is gebleven. Het pulserende licht stelt de hartslag van de XF voor; de auto leeft, en wacht tot de bestuurder hem doet ontwaken. Op het moment dat je de motor start, schuiven er – begeleid door een mysterieus gezoem – nog steeds vier luikjes op het dashboard open, waarachter de ventilatieroosters schuilgaan. De mooiste attractie van alle heeft Jaguar gelukkig ook in tact gelaten. En dat is de grote, ronde aluminium keuzeschakelaar van de automatische versnellingsbak, die fluisterstil verrijst uit de middenconsole en de karakteristieke J-gate definitief naar het rijk der vergetelheid heeft gedirigeerd. Op detailniveau zien we wel enkele wijzigingen; de knoppen op de middenconsole hebben bijvoorbeeld geen alu-look meer, maar zijn in zwart uitgevoerd. Dat komt de afleesbaarheid ten goede. En niet onbelangrijk; de stoelen hebben een gepronoceerder profiel, waardoor ze een betere ondersteuning geven dan in de nu uitgaande XF; diens stoelen zijn te vlak. Ja, dit is 'motoring' op topniveau, dat ervaar je zodra je in de XF stapt. Hoewel, de afwerking kan hier en daar nog wel wat beter. Het dashboard, dat met leer bekleed is, sluit bijvoorbeeld niet naadloos aan op de binnenbekleding van de portieren. En tijdens onze kennismakingsrit is een vaag ritselend geluid waarneembaar dat afkomstig is uit de holte in het portier aan de bestuurderskant. Toegegeven, het is muggenziften, maar het geeft aan dat Jaguar de precisie van de Duitse concurrenten nog altijd net niet weet te evenaren.
Zuinigste motor
De toepassing van een viercilinder dieselmotor in de XF door de Engelse fabrikant vormt het grootste nieuws. Deze 2,2 liter grote motor is de derde generatie van een krachtbron die al dienst doet in de Land Rover Freelander. De krachtbron, die in de SUV overdwars onder de motorkap ligt, is niet alleen verder gemodificeerd - onder andere door de montage van zuigers met een geringe weerstand en een efficiënte vloeistofgekoelde turbocompressor - maar ook geschikt gemaakt voor plaatsing in lengterichting in het vooronder van de XF; de achterwielaangedreven Jag verlangt een 'noord-zuid' geplaatste motor. Jaguar claimt dat deze 2.2 de zuinigste motor is die het merk ooit heeft aangeboden. In de XF zou hij iedere honderd kilometer met slechts 5,4 liter dieselolie genoegen nemen. De C02-uitstoot bedraagt 149 g/km. Nette waarden voor een auto van het formaat van de XF; maar belangrijker is dat de auto met de krachtbron uit de voeten kan. Natuurlijk komen de 3,0-liter zescilinders van 240 en 275 pk sneller uit de veren, en uiteraard toveren de 5,0-liter V8 en de Supercharged een veel grotere glimlach om de mond, maar het 'viercilindertje' heeft meer dan voldoende in huis om de XF bovengemiddeld te laten presteren; en dat is wat een premium-auto toch moet doen. De acceleratie van 0 naar 100 km/h voltrekt zich in 8,5 seconden en de tegenwind wordt de XF pas bij 225 km/h te sterk. Bij vol accelereren dringen wel wat motorgeluiden het interieur binnen, maar een dieselnagel blijft keurig aan de andere kant van het schutbord. Akoestische maatregelen van de fabrikant, als de montage van actieve motorsteunen en modificaties aan het carter en het motorblok werpen hun vruchten af. De 3.0 Diesel S-versie brengt bij fel optrekken meer lawaai ten gehore. De Britten koppelen de viercilinder zelfontbrander aan een achttraps automaat van de firma ZF, die zich niet snel van de wijs laat brengen en boterzacht de verzetten inlegt in, zoals Jaguar trots meldt, slechts 200 milliseconden. Dat Jaguar ook een start-/stopsysteem in de 2.2 Diesel onderbrengt, is nauwelijks een verrassing. Hij werkt foutloos, maar iets te traag naar onze zin. Bovendien siddert de auto telkens even bij het afslaan van de motor, doordat die een moment schudt in z'n rubbers. Op het vlak van rijeigenschappen geen grote verrassingen. Het onderstel strijkt oneffenheden in het asfalt adequaat strak zonder dat het van de XF een weke auto maakt. Met snelle links-rechtscombinaties heeft de Jag wat moeite omdat hem niet de tijd wordt gegund om zich even te zetten. Je merkt vooral dan dat je met een forse auto onderweg bent. De 3,0-liter diesels en de benzine-XF's hebben een adaptief onderstel dat een enthousiastere manier van bochten attaqueren toelaat. De koest blijft rechterop en rolt minder over z'n lengteas. Helaas is dit onderstel niet weggelegd voor de kleinste dieselvariant van de XF.
In september staat de vernieuwde XF op Nederlandse bodem. Voor de 2.2 Diesel vraagt Jaguar € 56.600. En daarmee is de XF beslist geen koopje. De concurrenten uit Duitsland die Jaguar met het model op de korrel heeft, zijn fors goedkoper. Jaguar schermt met een omvangrijker uitrusting dan de tegenstrevers voor z'n XF, die het prijsverschil moet rechtvaardigen. En dan is er natuurlijk nog zoiets als exclusiviteit, en die kent nu eenmaal z'n prijs.
Had je deze auto's al gezien?
Lees ook
Gerelateerde forum topics
Lezersreacties (2) (gesloten)
De discussie is gesloten.
Reageren is niet meer mogelijk.