Eerst maakten ze iedereen mobiel, nu iedereen vrolijk - Fiat 500 vs. Mini 850

Sympathieke stuiteraars

Fiat 500 en Mini

De Fiat 500 en de Mini hebben geholpen de massa te motoriseren. Daarbij rijden ze als regelrechte karts, met bijbehorende stugge vering. En je kunt er heerlijk kruip-door-sluip-door mee door de smalste straatjes. Welke van deze iconische dwergen is de leukste?

Samen met de Lelijke Eend, de Renault 4 en de Volkswagen Kever hebben de Fiat 500 en de Mini de auto bereikbaar gemaakt voor de grote massa. Zelfs leken weten deze oer-volumemodellen feilloos te benoemen. En slechts weinig auto’s zullen door zowel mannen als vrouwen zo in hun hart worden gesloten als dit vijftal. Onlangs hebben we de comfortabele Renault 4 en Citroën 2CV besproken, nu is het de beurt aan de stuiterballetjes Fiat 500 en de Mini. 

We wilden een Mini 850, we stuitten op een Countryman

En wat voor een Mini! Om het vermogen in de buurt van dat van de Fiat te houden, wilden we een 850. Daarbij stuitten we op een 850 Countryman uit 1961, een ‘woodie’ nogal liefst. Die zijn zeldzaam. Bovendien is dit één van de oudste in Nederland, misschien wel de oudste. Ook al maakte die stationwagon de bagagecapaciteiten minder goed vergelijkbaar, we konden de verleiding niet weerstaan om je deze variant te laten zien. Je rijdt immers meestal niet klassiek vanwege de bagagecapaciteiten. Het is officieel een Austin Seven Countryman – Morris en Austin waren nog niet samengegaan – en hij is vrijwel helemaal origineel. Het enige fundamentele dat niet origineel is, zijn de schijfremmen van een Cooper op de voorwielen, een concessie aan het moderne verkeer die we volledig steunen. 

Ook de Fiat is niet helemaal origineel, zoals het het Abarth-stuur direct laat zien. Het is een exemplaar uit 1974, dat wil zeggen van de laatste en meest potente evolutie, genaamd 500R. Die heeft standaard de motor uit de Fiat 126, waarmee hij het tot maar liefst 95 km/h schopt. Maar deze is voorzien van een nog iets potentere motor, waarmee hij de 100 km/h overschrijdt. Ook dit is een te billijken concessie aan het huidige verkeer. 

Fiat 500 en Mini

Fun = primitief

Het moge duidelijk zijn dat dit geen vergelijking op prestaties wordt. Een tweecilinder van 600 cc tegen een viercilinder van 850 cc afzetten krijgt een voorspelbare afloop. Het gaat hier dan ook om iets anders, het draait hier om de rijbeleving, de funfactor. Beide auto’s werken met hun uiterlijk en rijgedrag op het gemoed van eigenaren én omstanders. Het publiek deelt royaal glimlachjes en opgestoken duimen uit aan de langsrijdende bestuurders. Nog een reden om voor de Mini de woodie te kiezen, want die versie spreekt extra tot de verbeelding. Aan ons de schone taak om aan te wijzen welke de meeste lol biedt. De Fiat is standaard voorzien van een vouwdak (funfactor!), de Mini van schuiframen voor én achter (ook leuk). De Mini heeft bovendien fraaie period bekleding en uiteraard de snelheidsmeter karakteristiek in het midden. De Fiat klinkt met zijn luchtgekoelde tweecilinder primitiever dan de viercilinder Mini. En primitief is hier zeker een funfactor.

Fiat 500 en Mini

Ook lange Nederlanders zitten makkelijk in een Fiat 500

Als je instapt in de Fiat, land je op een harde stoel die voor je gevoel plat op de vloer ligt. Ook met een Nederlandse lengte vind je makkelijk een redelijke zitpositie. Starten met de rechterhendel tussen de stoelen en gaan. Het gaat allemaal opvallend makkelijk. Het koppelingspedaal is licht te bedienen, het gas gaat een tikje zwaarder. De onbekrachtigde remmen moet je met overtuiging aan het werk zetten, maar je kunt ze heel precies doseren. De stuurinstallatie reageert kartachtig direct op je commando’s, maar wordt nooit onrustig. Het autootje is overzichtelijk, smal en goed te plaatsen. Optrekken lijkt niet zo lang te duren als uit de cijfers blijkt. Dankzij het iets sterkere motortje zit je voor je gevoel vlot op 80 km/h. Het motorgeluid benadert dat van een kart dankzij de luchtkoeling het meest van dit testkoppel. Op straat lijkt de 500 een herriebakje, maar binnenin valt het geluidsniveau mee. 

Fiat 500

Fiat 500

Het geloei van de Mini

Dat kun je van de Mini niet zeggen. Deze vroege versie klinkt zwaarder dan latere versies. Dat schijnt te komen doordat de koelvin nog van aluminium is. Binnenin hoor je dat ‘geloei’ goed. Je zit er dan ook vrijwel naast, want hij staat aan de linkerkant van de auto in plaats van achter de grille. Voor het eerst werd een motor dwars geplaatst en dat werd letterlijk genomen. Ook de radiateur staat dus dwars. Er zijn tal van andere bijgeluiden. Met name de dynamo ratelt er lustig op los. Starten gaat door het contact aan te zetten en vervolgens een grote knop op de vloer in te drukken. De pedalerie is prettig licht te bedienen, het inleggen van de versnellingen vergt wat meer overreding. Bovendien schakelt de lange, schuine pook wat hakerig en zoekerig.

Mini 850 Countryman

 

Mini 850 Countryman

Ook Mini tot 80 km/h redelijk vlot

Wegrijden gaat soepel en optrekken verloopt tot 80 km/h vlot. Daarboven kost het meer moeite en gaat de motor bovendien zoveel geluid produceren dat een gesprek moeilijk wordt. Het schuinstaande grote stuurwiel reageert direct op elke armbeweging en vraagt ook bij lage snelheden weinig kracht. De Mini gaat gretig de bocht om, zoals een kart inderdaad. Je zit wel op een zachtere stoel dan in de Fiat en minder laag. Ook in deze auto vind je met een lengte van 1,93 meter snel een redelijke zitpositie. Een grappig detail is dat het controlelampje van de knipperlichten op het uiteinde van de betreffende hendel zit. Latere exemplaren hebben dat niet meer. De auto is prima te overzien en lekker smal en wendbaar. Wel merk je dat de draaicirkel bij straatje-keren groter is dan die van de Fiat. Het verschil in weggedrag tussen de stationcar en de sedan is volgens de Mini-eigenaar alleen dat de stationcar iets comfortabeler veert dankzij de langere wielbasis. 

Ze stuiteren dus allebei, hebben kleine wieltjes en een groot stuur. Welke van deze twee kleintjes biedt nu de meeste lol? Dat hebben we hier ingevuld als: welke rijdt het meest als een kart en welke is primitiever? 

Naast de Fiat komt de Mini, vooral dankzij zijn viercilindermotor, geciviliseerder over. Maar in civilisatie rijden we elke dag al. De Mini heeft de naam als een kart de bocht om te gaan, maar feitelijk doen ze dat allebei. Onder dagelijkse omstandigheden beleef je het kartgevoel meer in de Fiat, vooral dankzij het motorgeluid. Het fijnere schakelen van de Fiat draagt ook bij aan de fun. Je voelt hem al: wij zouden voor de Fiat 500 gaan. Maar dan liefst met een opgevoerde motor.

Fiat 500

Fiat 500 

In 1957 verschijnt de Nuova 500 op de markt. ‘Nuova’ (nieuw), want zijn voorganger heette ook 500, al werd die meestal Topolino (muisje) genoemd. Het model is onder leiding van Dante Giacosa ontworpen door Hans Peter Bauhof uit de Duitse Fiat-dependance in Weinsberg. Het is de bedoeling de 500 gelijktijdig uit te brengen met de 600, maar omdat de motor van de 500 nieuw ontwikkeld moet worden, heeft dit model twee jaar langer nodig. De keuze valt op een luchtgekoelde tweecilinder in lijn. Voor de stationcars Autobianchi Bianchina Panoramica en 500 Giardiniera wordt een liggende motorvariant ontwikkeld. Speciaal voor de 500 worden er 12-inchbanden in productie genomen. 

De 500 is bedoeld voor arbeidersgezinnen, die tot dan toe vooral gebruikmaken van scooters. Hij is daarom goedkoop in aanschaf en gebruik. De doelgroep hapt echter niet onmiddellijk toe, omdat de auto kaal is uitgerust. Fiat doet dat bewust om de succesvolle 600 niet in het vaarwater te zitten. Om de verkopen te bevorderen, wordt in 1958 een versie ‘Sport’ uitgebracht. Die behaalt tal van overwinningen, waardoor de belangstelling van het publiek wordt gewekt. In 1960 volgt de stationcar Giardiniera, die 21,5 cm langer is. Abarth en Giannini maken bovendien sportieve versies van de stadsrakker. 

Gedurende de lange productietijd volgt een reeks facelifts, zoals de 500D in 1960, de 500F in 1965 (geen suicide doors meer), die in 1968 gezelschap krijgt van de rijker uitgeruste L, en de 500R in 1972. Vanaf 1971 wordt de 500 niet alleen in Turijn gebouwd, maar ook in de Autobianchi-fabriek in Desio en in Sicilië. 

Hoewel opvolger 126 tegelijk met de 500R (de R staat voor Rinnovata: vernieuwd) wordt uitgebracht, loopt de productie van de 500 door tot in 1975. In totaal worden er bijna 3,9 miljoen gewone 500’s gebouwd onder de merknaam Fiat en 327.000 Giardiniera’s (incl. Autobianchi). Daarnaast zijn er nog 500’s gebouwd bij Neckar (Duitsland), Steyr-Daimler-Puch (Oostenrijk) en Volkswagen (Nieuw-Zeeland), waarmee de totale productie op ruim 4.250.000 komt.

Mini 850 Countryman

Mini 

In 1959 komt de Mini uit, bedacht door Austin-ontwerper Alec Issigonis. Doordat de motor dwars voorin staat en de wielen op de uiterste hoeken zijn gemonteerd, is tachtig procent van het vloeroppervlak beschikbaar voor passagiers en bagage. Die oplossing wordt tot op heden gebruikt voor de meeste kleinere auto’s. Hoewel Austin en Morris al sinds 1952 samenwerken onder de naam BMC, wordt de Mini onder beide merknamen uitgebracht: Morris Mini-Minor en Austin Seven. De laatste wordt in 1962 omgedoopt in Austin Mini en in 1969 wordt Mini een zelfstandig merk. In 1980 wordt het weer Austin Mini en vanaf 1988 Rover Mini.

De ontwikkeling van de Mini wordt versneld als in 1956 door de Suez-crisis een brandstoftekort ontstaat. Veel mensen zoeken hun toevlucht in een zuinige Duitse dwergauto. Leonard Lord, hoofd van BMC, vindt die niks en besluit een betere op de markt te brengen. 

Een belangrijke ruimtebesparing ontstaat door de versnellingsbak onder te brengen in het motorcarter en de motorolie ook voor de bak te gebruiken. Door de toepassing van schuiframen is er bergruimte in de portieren. En doordat de portierscharnieren en lasnaden buiten op de auto zitten, is er binnenin meer ruimte. Het autootje krijgt 10-inch wielen, waarvoor speciaal een bandenmaat ontwikkeld moet worden. Voor de vering worden rubber kegels toegepast. In 1964 worden deze vervangen door een innovatief ‘hydrolastisch’ systeem. Het maakt het rijgedrag comfortabeler, maar de productiekosten hoger. In 1971 wordt daarom teruggegrepen op de rubbervering. 

De fabricage vindt aanvankelijk in Longbridge en Cowley plaats, maar algauw ook in Australië, Spanje, België, Chili, Italië (Innocenti), Portugal, Zuid-Afrika, Uruguay, Venezuela, Joegoslavië en op Malta. Er heeft in de jaren 60 zelfs assemblage plaats in het Nederlandse Amersfoort. Er komen diverse varianten, zoals de stationwagon, pick-up, van en de jeepachtige Moke. Bovendien komen er in 1961 luxe broertjes uit, zoals de Riley Elf en Wolseley Hornet. In dat jaar verschijnt ook de Traveller (Morris)/Countryman (Austin), met niet-functionele houten balkjes op de achterste helft van de auto. Vanaf 1965 is een viertrapsautomaat van AP leverbaar, de Mini-Matic. 

Aanvankelijk loopt de verkoop van de Mini niet hard. Mede dankzij de sportieve versies Cooper en Cooper S, die in 1961 verschijnen en succesvol zijn bij rally’s (hij wint driemaal de Rally van Monte Carlo tussen 1964 en 1967), trekken de verkopen aan. Ze zijn – na aanvankelijke tegenstand van Issigonis – getuned door John Cooper, die Formule 1- en rally-auto’s bouwt. 

Het model krijgt diverse updates. In 1967 verschijnt de Mark II, in 1969 Mark III (onzichtbare scharnieren), in 1976 Mark IV (geïntegreerde achteruitrijlichten), in 1984 Mark V (schijfremmen), in 1990 Mark VI en in 1996 Mark VII (twin-point injectie, airbag).

In 1969 komen de Clubman en 1275 GT in het gamma, met een door Roy Haynes getekende vierkante neus. De Clubman moet de Riley- en Wolseley-versies vervangen, de 1275 GT de Cooper 1000, terwijl de Clubman Estate de Countryman en Traveller opvolgt. In 1980 vervangt de Austin Metro de Clubman en 1275 GT, maar de Mini’s met de oorspronkelijke neus blijven in productie. In de jaren 80 en 90 verschijnen er talloze ‘special editions’ die vooral in Japan populair zijn. In 1994 neemt BMW de Rover Group over, inclusief de Mini. De productie wordt in 2000 beëindigd. Er zijn dan ruim 5.387.000 exemplaren gebouwd. 

Fiat 500 en Mini

Technische gegevens 

Fiat 500R (1974)Mini 850 Countryman (1961)
Motor2-cil. in lijn, in lengterichting achterin, onderl. nokkenas, luchtkoeling4-cil. in lijn, dwarsgeplaatst voorin, onderl. nokkenas, waterkoeling
Cilinderinhoud594 cc848 cc
Max. vermogen13 kW (18 pk)25 kW (34 pk) 
bij4.000 tpm5.500 tpm
Max. koppel36 Nm 60 Nm 
bij2.800 tpm2.900 tpm
Afmetingen l/b/h297/132/129 cm330/141/135 cm, 305/141/135 cm*
Topsnelheid95 km/h112 km/h, 121 km/h*
0-80 km/h25,3 s18,3 s, 16,0 s*
Gewicht509 kg635 kg, 600 kg*
Vanafprijs (1974)€ 2.184 € 2.790 (coach)

* = Mini coach

Dit verhaal is eerder in AutoWeek Classics gepubliceerd

PRIVATE LEASE Fiat 500

Lezersreacties (4)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.