Zonder Porsche en Piëch was de vijfcilinder er niet geweest
'Hang er een cilinder aan – ik zal zo’n motor ontwikkelen'
Zijn grootvader speelt al met het idee, maar het is zijn kleinzoon Ferdinand die het motorconcept tot grote hoogten stuwt: de geschiedenis van de vijfcilinder is nauw verbonden met de namen Porsche en Piëch. Zelfs de Kever zou oorspronkelijk worden voorzien van vijf cilinders. Uiteindelijk werd een Mercedes-Benz de eerste personenauto met vijfcilinder. En die motor ontwikkelde Piëch.
Zonder Porsche zou de vijfcilinder er niet zijn geweest. Als de Zündapp-Werke, waarvoor Ferdinand begin jaren 30 een ‘Auto für Jedermann’ (auto voor iedereen) ontwikkelt, de opdracht voor het Volkswagen-project zou hebben gekregen, zou hij wellicht zelfs in de Kever zijn toegepast. De ingenieur uit Bohemen geeft indertijd al de voorkeur aan een luchtgekoelde boxermotor. Voor zijn opdrachtgever uit Neurenberg ontwikkelt hij echter de zogenaamde ‘Sternmotor’. De rest is geschiedenis. Waar de Kever met vier cilinders de wereld verovert, weet de Zündapp T12 (foto 6) het prototypestadium niet achter zich te laten. Uiteindelijk eindigt hij in het museum.
Ruzie
Dat is echter niet het definitieve einde voor de vijfcilindermotor, Porsches kleinzoon Ferdinand Piëch haalt vele jaren later het concept weer van stal en stoomt het klaar voor de serieproductie. In 1972 heeft de indertijd 35-jarige Piëch eigenlijk verder ook niet zoveel omhanden. Hij gaf eerder leiding aan de ontwikkelingsafdeling van Porsche, maar om de lieve vrede in de familie te bewaren, besluit de familieraad om de eeuwig ruziënde familieleden geen belangrijke functies in het bedrijf meer te laten bekleden.
Meer vermogen voor Mercedes-diesel
Piëch richt vervolgens in Stuttgart een eigen ontwikkelingsbureau op. Daar wordt hij benaderd door medewerkers van Daimler-Benz, die graag willen weten hoe ze hun dieselmotoren wat meer vermogen kunnen meegeven. De Franse merken weten meer vermogen uit een kleinere cilinderinhoud te halen en dat kunnen ze bij het merk met de ster natuurlijk niet over hun kant laten gaan. Piëch adviseert om een turbo toe te passen (die heeft hij op dat moment net ontwikkeld voor de Porsche 917-raceauto). Dat zorgt echter voor scepsis: te complex, te duur. En hoe lang gaat die techniek mee?
Vervolgens komt het technische meesterbrein uit Oostenrijk met een andere oplossing. “Hang er een cilinder aan – ik zal zo’n motor ontwikkelen.” Dat idee valt bij de Mercedes-medewerkers meer in de smaak.
Oelmotor 616
Zo gezegd, zo gedaan. De Porsche-kleinzoon voorziet de ‘Oelmotor 616’, die in de middenklasser /8 luid nagelend een vermogen van maximaal 65 pk levert, van een extra cilinder. Dat klinkt heel eenvoudig, maar dat is het niet. Bij vroege exemplaren zijn er problemen met de gietkwaliteit van de verlengde blokken. Bovendien is het smeden van de krukas een lastig verhaal, omdat de krukpennen op de gewijzigde ontstekingsafstand moeten worden aangepast. De motor met het oneven aantal cilinders dient net zulke beschaafde loopeigenschappen te hebben als een exemplaar met een even aantal cilinders.
240 D 3.0
Dat lukt echter niet helemaal. Desondanks krijgt de krachtbron veel lof toebedeeld. Journalisten zijn heel enthousiast wanneer de nieuwe ‘racediesel’ in 1974 debuteert in de 240 D 3.0. Plotseling kunnen eigenaren van een Mercedes met dieselmotor vrachtwagens met groot gemak inhalen. De topsnelheid bedraagt een voor die tijd indrukwekkende 148 kilometer per uur. Een vermogen van 80 pk is een nieuw record bij zelfontbranders voor personenauto’s. Het gemiddelde verbruik van 10,8 liter op 100 kilometer (1 op 9,3) maakt echter geen indruk.
Audi 100
Het idee om een motor te voorzien van de verfijnde loopeigenschappen van een zescilinder en het verbruik van een viercilinder pakt bij Audi wél goed uit. Piëch past het vijfcilinderprincipe daar toe bij benzinemotoren. Wanneer de krachtbron in 1976 wordt geïntroduceerd in de Audi 100 C2 verovert de fabrikant uit Ingolstadt al snel de harten van talloze automobilisten.
Cirkel is rond
De goede vermogensafgifte in combinatie met een lekker roffelend geluid valt in de smaak. Als enkele jaren later ook de rallyheld (en techniekpionier) Quattro van een vijfcilinder wordt voorzien, krijgt dit motortype voorgoed de status van legende. Audi is inmiddels één van de laatste merken die nog een vijfpitter levert als eerbetoon aan het verleden, al is het maar zeer de vraag hoe lang nog. Eigenlijk is het best ironisch: de 400 pk sterke sportwagen TT RS en ook de RS3 maken het vandaag de dag Porsches lastig. En daarmee is de cirkel weer rond.
Zin in een auto met vijfcilinder, hier vind je alle occasions met dat cilinderaantal in het aanbod gebruikte auto's.