Stijn reed met zijn Fiat Seicento naar Nepal, via Iran en Afghanistan
Deuk door Taliban als aandenken
Er gaat niets boven een roadtrip. Met de auto op vakantie, genieten van mooie wegen en op tijd uitstappen om mooie plekken te ontdekken. Stijn deed het: hij pakte zijn Fiat Seicento en reed naar Nepal – via Iran en Afghanistan – en weer terug. De avonturen die hij met zijn kleine Italiaanse ‘rugzakje’ beleefde, doen die van elke andere backpacker verbleken: “Die deuk in het rechterachterscherm? Daar heeft een Taliban tegen geschopt.”
In zijn reis, die precies zes maanden duurde, legde Stijn Sannen (28) op 20 kilometer na 35.000 kilometer af. Op 16 december 2023 vertrok Stijn uit het Brabantse Roosendaal, en met een ommetje door Nepal zou Mumbai in India de eindbestemming zijn. Daar zou Stijn zijn Fiat op de boot zetten en zelf het vliegtuig terug naar Nederland nemen. Maar het liep anders: “Ik heb wat offertes opgevraagd om de auto te verschepen, maar die vielen allemaal erg duur uit. Dus toen ben ik gewoon maar teruggereden.”
Zelfs geen lekke band voor de Seicento
Op 16 juni stond hij met zijn Fiat Seicento Hobby uit 2005 weer voor zijn voordeur in Roosendaal. Met die deuk in het rechterachterscherm: “Maar de auto heeft onderweg geen steek laten vallen, op wegen met kuilen zo groot als een Seicento en met temperaturen tussen de -33 en +52. Nog geen lekke band heb ik gehad. De Fiat Seicento is een pareltje. Mensen hebben geen idee wat zo’n ding allemaal kan.”
Zo’n Seicento kan, zo blijkt, bijkans de hele wereld aan. Stijn en zijn Fiat doorkruisten een duizelingwekkende lijst aan landen en trokken samen een streep over een groot deel van de wereldkaart. Maar hoe kom je op het idee om dat te doen? En waarom verkies je een Seicento boven, pak ‘m beet, een Toyota Land Cruiser? De korte antwoorden zijn ‘YouTube’ en ‘jeugdliefde’. Op YouTube volgde Stijn al een tijdje de avonturen van iemand die in India een Royal Enfield-motorfiets kocht en daarmee terug naar Nederland reed. Dat wilde hij ook, maar logistiek bleek het een stuk eenvoudiger om zelf naar India te rijden. En met de auto reis je net wat comfortabeler en veiliger dan met de motor.
Stijn geen autoliefhebber, Seicento beviel bijzonder goed
Een autoliefhebber kun je hem niet noemen, maar Stijns eerste auto was tien jaar geleden een blauwe Seicento. Die beviel zo goed dat hij daarna een stijlvol ivoorkleurig exemplaar van de speciale Seicento 50th kocht, die hij naar eigen zeggen nooit had mogen inruilen. Bij het plannen van zijn reis besloot hij al snel dat hij een compact en goedkoop autootje nodig had. En toen was de keuze snel gemaakt: “Ik heb niet eens met andere auto’s proefgereden, ik wilde gewoon een blauwe Seicento. Deze was van een vrouw van 91 die moest stoppen met autorijden en had nog geen 40.000 kilometer gelopen. Ze dacht dat het mijn eerste autootje zou worden. Ik heb haar en haar familie maar niet verteld wat ik er écht mee van plan was.”
Tot Boedapest samen met vader
De inspiratie voor dat plan kwam niet alleen maar van YouTube. Het is onderdeel van een soort masterplan dat Stijn voor zichzelf opstelde. “Ik wilde voor mijn dertigste een bepaald salaris verdienen, een Rolex bezitten en een grote reis maken.” De Rolex werd een ander exclusief horloge, maar verder haalde Stijn zijn doelen. Wie denkt dat dergelijke doelen oppervlakkig zijn, kent Stijn niet. Zijn interesse in de wereld om hem heen is groot, en zijn moed ook. Want het is nogal wat, zo‘n reis ondernemen in je eentje. “De eerste drie dagen reed mijn vader met mij mee, door Duitsland, Tsjechië en Slowakije naar Hongarije”, zegt Stijn. “In Boedapest is hij uitgestapt en dat was best emotioneel. Toen stond ik er helemaal alleen voor.”
Zo ging het in Turkije: veel goede mensen
Meteen werd Stijn in het diepe gegooid. Hoewel hij genoot van de prachtige landschappen van Turkije moest hij constateren hoe zijn reservewielen van het dak van de Fiat werden gestolen, en hoe iemand probeerde het slot te forceren terwijl hij sliep: “Dat gebeurde op nieuwjaarsdag, en alles was gesloten. Maar via de Fiat-garage werd ik doorgestuurd naar iemand die mijn slot toch meteen kon repareren. En hij wilde er niet eens voor betaald worden. Dan zie je maar weer: er zijn slechte mensen, maar ook heel veel goede.”
In het Turkse Cappadocië kon Stijn zich vergapen aan honderden luchtballonnen.
Zo ging het in Iran: koffers gooien
Vanuit Turkije ging het naar Iran, en Stijn geeft toe dat hij er niet helemaal gerust op was: “Iran heeft niet de beste reputatie. Bij de grens moest ik vier uur wachten omdat het visumsysteem niet werkte, en zag ik douanebeambten met koffers gooien en mensen op de vuist gaan. Maar eigenlijk heb ik verder geen enkel probleem gehad, het is een geweldig land, vol van historie en met prima wegen.” Maar westers? Nee. Als je in Iran bent, is het westen ineens héél ver weg, merkte Stijn: “Niets werkt daar nog, je pinpas niet, je creditcard niet, je mobiel niet. De getallen zijn anders, het schrift is anders, je begrijpt de menu’s niet. In het eerste restaurant waar ik kwam hielp iemand me om het menu te vertalen. En hij betaalde mijn rekening, ondanks mijn protesten. Hij zei dat hij hoopte dat ik zo een fijne herinnering aan Iran zou bewaren.”
Zo ging het in Turkmenistan: bizar land
De Seicento doorkruiste Iran en zette koers naar Turkmenistan. Met afstand het meest bizarre land van de reis, aldus Stijn: “Ze noemen dat land niet voor niets het Noord-Korea van Centraal-Azië. Om het land binnen te komen, moet je auto worden ontsmet. Dat houdt in dat je voor een hoop geld door een bak water moet rijden. En je mag daar niet zonder gids reizen, dus ik heb vijf dagen iemand op de passagiersstoel gehad.”
De hoofstad, Asjchabad, is ongelooflijk, vervolgt hij. “Die hele stad is opgetrokken uit wit marmer en er worden alleen witte, zilver- en goudkleurige auto’s toegelaten. Als je auto vies is, krijg je een boete. Maar ik mocht erin, met mijn vieze, blauwe Fiat. Ik ben met mijn gids ook naar de ‘Door to Hell’ gereden, een gaskrater die permanent in brand staat. Toen ik daar ’s avonds met mijn gids stond, besefte ik wel even wat mijn Seicento en ik allemaal hadden beleefd. En toen waren we nog niet eens halverwege.”
Om voor het verlopen van zijn visum het land uit te komen, was een tien uur durende dollemansrit nodig, over een weg met gigantische kuilen. Terwijl de Seicento piepte en kraakte had de Turkmenistaanse gids twee vragen die Stijn al eerder had gehoord, en die hij onderweg nog veel vaker zou moeten beantwoorden: “Wat doe je hier in godsnaam?” en: “Waarom kom je hier met deze auto?”
Stijn lacht erom en heeft het onderweg tientallen keren geduldig uitgelegd: “Deze auto maakt veel los onderweg. De paar reizigers die je in deze landen ziet, hebben allemaal een grote 4x4, vaak een Toyota. Fiat? Daar heeft bijna niemand in Azië ooit van gehoord. Aan aanspraak heb ik nooit gebrek gehad. Iedereen wilde steeds weten waar mijn vrouw was. Die heb ik niet, maar om moeilijke gesprekken te voorkomen heb ik maar gezegd dat het in Nederland niet gebruikelijk is om voor je 35e te trouwen.”
Zo ging het in Kazachstan: slip
Na een koude nacht in Kazachstan was Stijn kortstondig in paniek toen de Fiat weigerde aan te slaan. Bij de derde poging startte de Seicento, waarmee het enige technische probleem van de reis tot het verleden behoorde. Toch zou Stijn even later alsnog de schrik van zijn leven krijgen toen hij in een poging om een kuil te ontwijken in een slip raakte, om zijn as tolde en tot stilstand kwam in de berm, muurvast. Terwijl hij wachtte op een vrachtwagen die hem uit zijn benarde positie kon trekken had hij even tijd om bij zinnen te komen en zich voor te nemen nóg beter op te letten.
Onderweg werd Stijn vaak uitgenodigd door lokale families, zoals hier in Kazachstan. Wat hem betreft horen die momenten tot de mooiste van zijn reis.
Zo ging het in Kirgizië: tocht te paard
Dat de Seicento een stukje bumper verloor toen hij terug de weg op werd gesleurd is voor Stijn een kleine prijs om te betalen: “Maar ik heb me toen wel heel even heel ver van huis gevoeld”, bekent hij. Het duurde niet lang of hij genoot weer van zijn reis. In Kirgizië bijvoorbeeld, waar jagers hem meenamen voor een tocht te paard en waar hij sliep bij een aardappelboer die thuis zijn eigen wodka stookte: “Daar weet ik eigenlijk niets meer van ...”
Tadzjikistan: zorgen om Afghanistan
Na Kirgizië arriveerde Stijn in Tadzjikistan, waar hij zich geen moment op zijn gemak voelde. “Ik weet niet waarom, maar er hing daar een rare sfeer. Je zag er nog veel tekenen uit de Sovjet-tijd.” Bij de Afghaanse ambassade in de hoofdstad Dushanbe ging Stijn op zoek naar een visum. Dat kon hij weliswaar krijgen, maar niemand kon hem garanderen dat de Taliban het document zou accepteren als hij aan de grens zou verschijnen: “Daar maakte ik me zorgen om, want om Afghanistan te vermijden zou ik tenminste twee dagen moeten omrijden.” Dus ging hij naar de grens. Daar ontmoette hij een Pakistaanse medereiziger die hij een lift aanbood voor de reis door het gevaarlijke Afghanistan.
Zoek de Fiat Seicento!
Zo ging het in Afghanistan: AK-47, leuk voor thuis
“Iedereen met een geweer is Taliban”, vertelt Stijn. “Bij het eerste Taliban-checkpoint werden we urenlang vastgehouden. Steeds weer kwam er een nieuwe Taliban-baas om ons te ondervragen; wat we daar deden, wat ons plan was, waar we naartoe gingen. Niet dat ze ons slecht behandelden, of onvriendelijk waren, maar we wisten totaal niet waar we aan toe waren. En toen kreeg ik ineens een AK-47 in mijn handen geduwd en werd ik op de foto gezet. Leuk voor thuis, zeiden ze.”
Uiteindelijk werden de Fiat en zijn inzittenden vrijgelaten en heengezonden, maar al snel kwamen ze terecht op een bergpas, waar het enorm sneeuwde. De Fiat bleek, ondanks zijn allseason-banden, geen partij voor het Afghaanse weer. “We reden ons vast en kwamen terecht in iets van een betonnen bak in de kelder van een soort restaurant. Daar hebben we met een aantal vrachtwagenchauffeurs vijf dagen moeten wachten tot de weg weer openging, zonder bereik of wat dan ook. Niet veel later kwamen we weer vast te zitten doordat ik een sneeuwketting verloor. De Taliban heeft ons toen met een Toyota Hilux omhoog gesleept. De hele bak zat vol gewapende mannen, eentje kwam er naast mij zitten. De krassen van zijn wapen zitten nog in mijn deurbekleding, maar ze hielpen ons.”
En die deuk? Die liep Stijn op in zijn haast om bij de grens te komen: “Doordat we zo lang hadden vastgezeten was mijn transitvisum verlopen. Ik dacht dat ik daardoor in grote problemen zou komen, dus ik ben als een malle dat land doorgereden, langs honderden checkpoints. Eentje miste ik er, in het donker. In het voorbijrijden schopte een Taliban tegen mijn auto en schoot hij in de lucht. Ze zetten de achtervolging in, en ik heb me verontschuldigd. Bij de grens kraaide er geen haan naar dat hele visum. Wát een land.”
Een pick-up vol Taliban toonde zich behulpzaam en sleepte Stijn de berg op.
Zo ging het in Pakistan: Wifi -code
Toen Stijn de grens met Pakistan overstak kreeg hij een wifi-code en kon hij eindelijk contact opnemen met zijn familie. Die vroeg zich enigszins bezorgd af of – en hoe – Stijn door Afghanistan was gekomen. “Dat was wel even emotioneel.”
We kunnen vaststellen dat de Suzuki Mehran, die wij kennen als Alto, in Pakistan populairder is dan de Fiat Seicento.
Zo ging het in India: bruggenbouwer
Pakistan en India zijn gezworen aartsvijanden. Aan beide kanten van de grens vroegen nieuwsgierige inwoners – die de grens niet mogen passeren – hoe het aan de andere kant van de grens was: “Ze geloofden hun oren niet als ik zei dat het daar mooi was en dat de mensen aardig waren. Ik voelde me een soort bruggenbouwer.”
In India zou Stijn twee maanden blijven. Die weken vat hij samen in één woord: “Chaos!” Dat kwam vooral door de Seicento, die enorm opviel in het toch al zo krankzinnig drukke verkeer. “Iedereen wilde met me praten, iedereen wilde weten waar ik vandaan kwam, wat voor auto ik had en iedereen wilde met me op de foto. Overal. De hele tijd. Dat was intens.” Stijn stelde zich tot doel om in India het hindoeïstische kleurenfestival Holi mee te maken, en dat deed hij. Nog blauwer dan zijn Seicento kwam hij uit het strijdgewoel, om vervolgens door te rijden naar de Taj Mahal, Jaipur en New Delhi: “Dat was echt heel vet.”
Onderweg dacht hij vaak dat zijn laatste uur had geslagen. “Het verkeer in India is ongelooflijk. Ze halen in als dat helemaal niet kan, rijden vijf breed op een driebaansweg en koplampen aan in het donker zijn niet nodig. En overal zie je de meest verschrikkelijke wrakken langs de weg.”
Zo ging het in Nepal: veel te mistig
Na India reed Stijn nog één grens over, die met Nepal. Hij reed naar Pokhara en Kathmandu, maar de Fiat bracht vooral veel tijd door onder een boom, terwijl Stijn een trektocht maakte door de Himalaya: “De Mount Everest? Niet gezien, veel te mistig.”
Vervolgens kwam dus die onverwachte, lange terugreis omdat het te duur was om de Fiat te verschepen. Stijn reed door het anti-westerse Beloetsjistan en werd tussen Quetta en de grens met Iran begeleid door maar liefst 27 verschillende politie-escortes, die zich niet zelden vrolijk maakten om de kleine Fiat. In Iran wilde hij in de woestijn slapen, maar besloot dat toch niet te doen: “Het was daar bloedheet, en je bent helemaal alleen. Ik besefte dat niemand me daar zou terugvinden als er iets zou gebeuren”, zegt Stijn nuchter.
Eenmaal in Turkije kreeg Stijn een soort heimwee en kon de terugreis hem niet snel genoeg gaan: “Ik voelde me niet lekker. Bij aankomst in Nederland bleek dat ik twee parasieten had opgelopen. Gelukkig zonder verdere gevolgen. De douanier die in Venlo mijn Carnet afstempelde keek helemaal niet raar op toen hij zag dat ik met een Fiat Seicento naar Nepal was geweest. En ik? Ik vond het vreemd om weer in Nederland te zijn. Ik ben eerst naar mijn ouders in Tilburg gereden. Dat was een emotioneel weerzien. Een dag later parkeerde ik mijn Fiat thuis voor de deur.”
Die staat daar nu nog. “Die auto voelt als mijn kindje”, zegt Stijn. “Hij was zo verschrikkelijk goed onderweg. Er zit niets op, maar er kon dus ook niets kapot. Ik heb onderweg nog een keer de olie laten verversen, af en toe wat koelvloeistof bijgevuld en één keer mijn dealer in Nederland gebeld omdat ik rare geluiden hoorde, maar die bleken door de vorst te komen. En dan de kosten: ik heb gemiddeld 1 op 18,7 gereden. Op de hele reis heb ik iets meer dan 1.800 liter verbruikt, voor in totaal zo’n € 1.600. Er staat nu 72.000 kilometer op de teller, en er mankeert eigenlijk niets aan. Ja, die schade van de slip in Kazachstan en die deuk van die Taliban. Ergens in Afghanistan ben ik nog een wieldop verloren, maar verder is de auto niet veranderd.”
Stijn zelf veranderde wel, bekent hij. “Ik ben door deze reis zelfredzamer geworden, mondiger ook. Ik heb geleerd dat de wereld vaak mooier is dan in het journaal. Het is allemaal zo slecht niet.” En de Seicento? Die heeft een plek in Stijns hart veroverd: “Ik heb een leaseauto, een nieuwe Yaris, maar ik vind de Seicento veel leuker, dus hij blijft. In deze staat kan hij nog twintig jaar mee, dus ik heb al plannen voor een nieuwe reis. Als hij het tot Nepal redt, dan moet Zuid-Afrika toch ook kunnen?”
We waarderen het als je wilt bijdragen door het bijhouden van de AutoWeek Verbruiksmonitor of door een gebruikersreview te schrijven waarin je jouw ervaringen met de auto deelt. Zeker als je daar bijzondere (lange) reizen mee hebt gemaakt! Daarmee help je potentiële kopers echt vooruit!