Skoda wordt grotendeels kartrekker verbrandingsmotoren bij Volkswagen
Lekker ontwikkelen
Nog zo'n twaalf jaar en dan is het in Europa grotendeels gedaan voor verbrandingsmotoren in nieuwe personenauto's. Toch blijven ze in elk geval bij de Volkswagen Group voor sommige modellen en markten voorlopig nog wel relevant. Aan Skoda de eer om het leeuwendeel ervan te ontwikkelen en te produceren.
Terwijl Volkswagen zijn ID-reeks alsmaar verder uitbreidt, Skoda werkt aan groot én klein elektrisch gezelschap voor de Enyaq en Cupra is zelfs al bijna geheel elektrisch, krijgt Skoda een enorme klus aan verbrandingsmotoren. Het gaat namelijk de kar trekken op het gebied van ontwikkeling en productie van een enorm deel van de brandstofmotoren. Die taak had het al voor de atmosferische 1.0 MPI-motoren die in enkele compacte modellen van de Volkswagen Group leverbaar zijn, maar ook het gros van de TSI-motoren komen nu op Skoda's bordje te liggen.
Concreet gaat het om de in 2012 in productie genomen EA 211-motorenfamilie, waartoe ook de genoemde 1.0 MPI behoort. Krachtbronnen met (momenteel) slagvolumes van 1 tot 1,6 liter en vermogens van 65 pk tot 157 pk. Aan Skoda de taak om de MPI's en vooral TSI's klaar te stomen voor een langer leven. Dan doelen we op de Euro7-normen (die overigens nog altijd niet helemaal helder zijn), maar ook moeten ze op markten buiten Europa er nog langer tegenaan. Sterker nog, de kans is groot dat na 2035 het verhaal nog niet is afgelopen op diverse markten buiten de onze.
Aan Mladá Boleslav is het volgens de Volkswagen Group wel besteed om de operatie succesvol te laten verlopen. Skoda begon namelijk 125 jaar geleden met de bouw van brandstofmotoren en kreeg in 1997 (als jong lid van het Duitse autoconcern) de ontwikkeling van de toenmalige MPI-motor in zijn takenpakket.