Nissan Heritage Collection
Van Phaeton tot GT-R
In een oude fabriekshal in het Japanse Zama heeft Nissan een unieke collectie auto’s uit de 86-jarige historie van de merken Datsun, Prince en Nissan verzameld. Van de Datsun 12 pk Phaeton tot het prototype van de elektrische Cube.
Zonder navigatiesysteem of lokale kennis van een taxichauffeur kom je er waarschijnlijk nooit. Zelfs de buschauffeur van Nissan dwaalt door het industriegebied waar de Nissan Heritage Collection zijn thuis vindt. Ergens tussen de ietwat troosteloze fabriekshallen, bij een geheel verlaten parkeerplaats – de keizer wordt op de dag van ons bezoek gekroond – komt uiteindelijk de ingang van de guest hall in beeld. Daarachter staat de verbluffend imposante collectie historische auto’s van het Japanse merk. En hoewel heel het land vanwege de festiviteiten vrij heeft, maken de Japanners voor de internationale gasten van de Tokyo Motor Show voor een paar uurtjes een uitzondering en gaan de deuren open. Dat is dubbel bijzonder, want de Heritage Collection is sowieso alleen op afspraak te bezoeken. Dat wil zeggen: op speciale openingsdagen en een beetje met hindernissen, als je afgaat op wat hierover op social media en pakweg Tripadvisor wordt gezegd. Misschien is het nog het slimst om een Japanner online te laten boeken of bellen, luidt het advies. Maar ja, dat zal de meeste mensen pas lukken als ze al in een Japans hotel zijn aangekomen.
Als alternatief kun je trouwens ook het Nissan-hoofdkwartier in Yokohama bezoeken, want daar staat een wisselende (maar kleine) greep uit de collectie. Het is – kunnen we melden – echt geen vergelijk. Als het boeken eenmaal is gelukt, blijken de Japanners enorm gastvrij en zijn er zelfs goed Engels sprekende gidsen beschikbaar. Wel zo prettig in een museum waar de meeste bordjes natuurlijk in het Japans zijn gesteld, gelukkig vaak wel met een korte vertaling erbij. Als je mazzel hebt, loop je rond met een voormalige ontwikkelingstechnicus of raceengineer. Zowel de museumcuratoren als de gidsen zijn veelal gepensioneerde werknemers, die hun merk trots uitdragen.
ROTTEN VAN 50
Het museum in Zama doet vaag denken aan de collectie die Seat in een oude fabriekshal bij Barcelona bewaart, maar die is helaas helemaal niet toegankelijk voor het publiek. Ook Nissan spreekt van een privécollectie, maar die staat op afspraak gelukkig wel bezoekers toe, ook al is dat in zeer beperkte mate. Het is de reis waard als je iets met auto’s hebt. Je kunt het zo gek niet bedenken, of het staat er, verdeeld over de merken Datsun, Prince en Nissan en soms ook combinaties daarvan. Bij de ingang struikel je bijvoorbeeld over een... Nissan Twizzy! Ook staat er de auto waarmee in 1964 de vlam van de Olympische Spelen werd binnengereden. Vroege versies van de Skyline GT-R (tweede generatie) en Fairlady Z spelen in de ontvangsthal de rol van visitekaartjes. Achteraan de locatie vind je een enorme collectie legendarische raceen rally wagens. De inrichting van het geheel is no-nonsense: een voormalige fabriekshal, met een geraamte van stalen balken met dito golfplaten en weinig opsmuk. Dat geldt ook voor de manier waarop de Japanners hun onschatbare collectie presenteren.
De naar schatting 450 auto’s zijn er ongeveer in historische volgorde en naar merk ingedeeld, in rotten van veertig à vijftig. Een heuse overdosis voor je zintuigen. Pas na een paar rijen wordt het met de iets jongere modellen een feest van herkenning.
TAMELIJK INGEWIKKELD
‘Ongeveer in volgorde’ is de sleutelterm hier. Het valt soms niet mee om een beetje lijn in de geschiedenis van Nissan te ontdekken. Dat maakt het merk zelf trouwens ook heel verdienstelijk visueel, want ergens aan de wand hangt een immens bord met een onafzienbare rij verschillende historische Datsunen Nissan-merklogo’s. Na enig speurwerk wordt duidelijk dat voorvaderen van Datsun in 1914 de eerste auto hebben gebouwd, met de naam DAT. Vóór die tijd reden er alleen Amerikaanse Forden GM-auto’s in Japan rond. Pak er de website nissan-global.com maar eens bij om de ontwikkeling van het concern te bekijken.
Belangrijk detail is dan dat de Kwaishinsha Car Works met zijn DAT-modellen kan worden gezien als de start van de Japanse autoindustrie. Die naam DAT is samengesteld uit de achternamen van drie investeerders in de Kwaishinsha-autofabriek: Kenjiro Den, Rokuro Aoyama en Aketaro Takeuchi. In het begin van de jaren 30 kwam een nazaat van dat bedrijf met de kleine Datson: het ‘zoontje’ van DAT, met een 495 cc motortje. Noem het een soort voorloper van de huidige keicar-mini-autootjes. Je mocht ze zonder rijbewijs rijden.
Datson werd – zo meldt de tijdlijn – onder de vleugels van Nissan rap veranderd in Datsun. “Omdat son in het Engels weliswaar logisch is, maar in het Japans een vervelende betekenis heeft. Sun symboliseert bovendien de zon in de Japanse vlag.” Blijft de vraag over waar die naam ‘Nissan’ dan opeens vandaan kwam. Je kunt denken dat het een moderne opvolger is, maar in werkelijkheid bestaat de merknaam Nissan al sinds 1934. Nog eentje dan: de nieuwe eigenaar was destijds Nihon Sangyo Company. Dat werd kort samengevoegd tot de naam Nissan Motor Company.
CATALOGUS
Zelfs met de catalogus in de hand is het puzzelen in de Nissan Heritage Collection. Het is een prachtig en rijk geïllustreerd, tamelijk dik boekwerk, met als saillant detail dat het in het Japans is. En alleen Japans. Het duurt even voor je doorhebt dat de collectie in allerlei thema’s zijn verdeeld en dat je die, zoals altijd in Japan, van achter naar voren lezend krijgt gepresenteerd.
Nou ja, lezend… Het goede nieuws is dat de auto’s door de tachtig jaar geschiedenis heen zijn genummerd. De eigen historische site van Nissan helpt ook. Over de start van je rondgang kan in elk geval geen misverstand bestaan. Nummer 1 is de Datsun 12 Phaeton van 1933, een beauty die je met een ander merk op de neus zo in het Amerika van de jaren 30 kunt visualiseren, inclusief treeplanken, maar zonder tommy gun (machinepistool) op de achterbank. Nou ja, dat zijn nu eenmaal visioenen die zo’n auto weleens oproept. De naam zegt het al: het 748 cc motortje is goed voor 12 pk bij 3.000 toeren. Het is best handig om zo nu en dan uitleg van de kenners te vragen. Hoe moet je bijvoorbeeld dat ‘springende konijn’ op de neus zien? Als een soort Jaguar avant la lettre? “Die was erg handig wanneer je de auto met de slinger startte. Dan kon je kracht zetten door de auto daar met je linkerhand vast te pakken. Een rennend konijn in het Japans is datto.”
Datto-sun, zo spreken de Japanners de merknaam uit. Of liever gezegd: spraken, want het vanaf het eind jaren 50 als exportmerk gebruikte Datsun werd in 1986 veranderd in Nissan. Na een recente comeback als Go-model in nieuwe markten zoals India, lijkt Datsun inmiddels weer te gaan verdwijnen. Saillant detail: die oer-DAT uit 1914 werd in Japan DAT-Go genoemd. Cirkel rond, zogezegd.
MASSAPRODUCTIE
Het is geen doen om alle highlights langs te lopen, want het zijn er honderden. Eén die zeker vermelding verdient, is de Datsun Model 14 uit 1935, de eerste Nissan die zogezegd naar Ford-voorbeeld in grotere aantallen van de band rolt. Het woord ‘voorbeeld’ is ook van toepassing op zijn hele concept, want ze leken wel heel veel op de Austin 7, maar dan met een konijn op de neus. Sterker nog: die Britten bestelden de eerste Europese Datsun waarschijnlijk om te kunnen aantonen dat er plagiaat werd gepleegd. Het duurde tot de jaren 60 voor Datsun officieel in Europa werd geleverd.
Vanzelfsprekend gooide de oorlog in de tussentijd hele handen vol steeksleutels in de lopende banden. Die werden dan ook vooral omgevormd voor de oorlogsindustrie, met name om er vrachtwagens te bouwen. Kort na de oorlog – in 1947 – leverde dat trouwens weer een opvallende auto in de collectie op en bepaald géén massaproduct: de Tama-truck (ook als busje geleverd) was de eerste elektrische auto van het concern en dus de oervader van de Leaf. Hij werd ontworpen door voormalige vliegtuigbouwers en ontwikkeld door de Tokyo Electro Automobile Company. Die begreep al dat je met een range van 65 kilometer bij een top van 35 km/h uit de 4,5 pk sterke motor wel ietwat beperkt werd. Hun antwoord was even slim als handig: je kunt de beide accubakken, die snaaks onder de auto uitsteken, aan weerszijden op rollers verwijderen en er vlot nieuwe batterijen in schuiven. Waarom elektrisch? Simpel: er was een enorm tekort aan brandstof in het naoorlogse Japan.
DATSUN 110
In 1955 noteert Datsun zelf een volgende mijlpaal. De 110 werd geboren en kwam er in talloze varianten, onder meer als W110stationwagen. De auto was compleet nieuw ontwikkeld, maar had onder de motorkap nog wel een bijgepunte, vooroorlogse krachtbron. Hij evolueerde – zo vertelt de begeleidende Japanse kenner – onder meer via de 112 in meerdere fasen naar de latere Bluebird. Die naam leert Europa later ook kennen als auto voor de zakelijke en privérijder. Eerst nog even een stapje achteruit, want diezelfde Bluebird (de 310) werd voorafgegaan door de Datsun 1000 (de 210). Die haalt de Datsun-annalen vooral doordat hij technisch een mooie stap zette (nota bene in samenwerking met het Britse Austin) en in 1958 de eerste auto werd die de Japanse autobouwer naar Amerika exporteerde.
Links bestuurd dus. We vinden in het museum achter een hekje – één van de weinige auto’s waar je niet aan mag komen – de rallyversie. Nota bene Nissans marketingtopman Katayama won er zijn klasse mee in de zware ‘rallyraid’ door Australië. Toegegeven: dat is goed voor de publiciteit. In 1966 volgt wederom een bekende naam: Sunny. In de hallen van het museum valt je oog in die line-up echter vooral op de schitterende Datsun Fairlady, wat een soort handzame Corvette lijkt, maar dan met een 55 pk viercilindertje. Nog zo’n snoepje is de iets hoger gepositioneerde Silvia Sport Coupe, een verzamelaarsobject!
PRINCE SKYLINE
In de jaren 50 zie je in de rijen klassiekers ook de merknaam Prince opduiken, inclusief de Prince Skyline uit 1957. Die is duidelijk Amerikaans getint en met zijn 60 pk sterke 1.5-motor naar de begrippen van die tijd razendsnel. Zijn top bedroeg 125 km/h. De Japanners stopten er een boel techniek in en de Skyline ontwikkelde zich later logischerwijs in de sportieve richting. Zo was er de Skyline Sports, ontworpen door de Italiaanse designer Michelotti. In de Prince Skyline GT dook ook de zescilinder lijnmotor op die in latere uitvoeringen fameus zou worden; in de jaren 60 heette hij Skyline GT. De ‘R’ voor GT-R kwam daar later achter, in de jaren 70. Rond die tijd dook ook een andere, nog steeds spraakmakende Datsun op: de 240Z. Intussen was er op het gebied van aerodynamica heel veel gebeurd. Met zijn 2,4-liter zescilinder haalde de Z zo’n 210 kilometer per uur.
Daarmee komen we langzaam maar zeker in de moderne tijd. Zelf herinneren we ons van bezoeken aan de Tokyo Motor Show leuke designmodellen als de Be-1, Pao, S-Cargo en de Frans geïnspireerde Figaro. Soms ook in ons land verkocht eind jaren 80 en begin jaren 90. Nog zo’n pretletter uit die tijd is de middenmotor-coupé-studie MID4-II. Een praatplaatje, maar dat gold zeker niet voor latere Skyline GT-R’s met hun 280 pk twinturbo-zescilinder. Zoals gezegd: de collectie bevat letterlijk te veel om op te noemen. Een aanrader is het beslist, mocht je eens in Japan zijn. De Heritage Collection is niet heel ver buiten Tokio en Yokohama te vinden.
Dit artikel is gratis te downloaden in PDF-formaat. Hiervoor maak je eenmalig een AutoWeek account aan, waarna je onbeperkt uit het AutoWeek archief kunt downloaden.
PRIVATE LEASE Nissan
