Dit geven Nederlanders dit jaar uit aan een nieuwe auto

Tot en met mei dit jaar lag de gemiddelde aanschafprijs – en dus niet de vraagprijs – van een nieuwe personenauto op bijna €46.000. Nederlanders telden gemiddeld €45.993 neer voor een nieuwe personenauto, zo blijkt uit cijfers van RDC en Bovag. Ter vergelijking: een modaal jaarsalaris is in 2023 zo'n €40.000.

Gaan we vijf jaar terug in de tijd, dan zien we dat de gemiddelde prijs die in Nederland voor een nieuwe personenauto werd betaald sindsdien met zo'n 36 procent is toegenomen. In 2018 lag de gemiddelde prijs van een in Nederland gekochte auto namelijk nog op €33.928. In vijf jaar tijd is de gemiddelde aanschafprijs dus met €12.065 (35,6 procent) toegenomen. Schrik je hiervan? Dan kunnen we je geruststellen: het kan vele malen intenser. Zo werd er in 1975 maar liefst zo'n 48 procent meer betaald voor een nieuwe auto dan vijf jaar daarvoor. In 1980 was een nieuwe auto gemiddeld zelfs 68 procent duurder dan in 1975.

Tot en met mei dit jaar werd er gemiddeld €35.879 neergeteld voor een nieuwe personenauto met benzinemotor. De gemiddelde aanschafprijs van een auto met dieselmotor lag in die periode op ruim het dubbele daarvan: €83.632. Een nieuwe auto met lpg-machine (Dacia!) wisselde dit jaar voor gemiddeld €22.592 van eigenaar. In Nederland werd gemiddeld net geen 40 mille (€39.944) betaald voor een nieuwe auto met een hybride aandrijflijn, terwijl een plug-in hybride dit jaar voor gemiddeld €64.448 werd verkocht.

En wat werd er dit jaar gemiddeld neergeteld voor een nieuwe elektrische auto? Behoorlijk wat. Zelfs bijna de helft meer dan voor een benzineauto: €52.919. Waterstofauto's hebben logischerwijs nog altijd gemiddeld de hoogste aanschafprijs: €76.694.