Johan is redder van Rover in Nederland
Nijverdaller houdt merk levend
Rover was een merk van standing, maar had onvoldoende aantrekkingskracht om de veeleisende koper te paaien. Ook Cadillac, Infiniti, Lancia, Lincoln en Saab hebben het in Europa (bijna) opgegeven, waarbij Saab zelfs helemaal is verdwenen. Een community houdt het Zweedse merk levend, maar bij Rover is dat veel minder het geval. Gelukkig hebben we Johan Löwik nog.
Rovershol: mancave vol Rover-attributen
Hier is onmiskenbaar iemand aan het woord die alle ins en outs van het merk-met-het-vikingschip kent, daarbij ook de (helaas) mindere aspecten benoemend. Hij doet dit in zijn ‘Rovershol’; een van alle gemakken voorziene, prachtige mancave die vol staat met allerlei Rover-attributen. Zo staan er Chesterfields en stoelen uit de P6 (‘Het zijn replica’s. Echte exemplaren, gemaakt door een Amerikaanse kunstenaar, kosten al snel 8.000 dollar per set’) rond een glazen tafel, waarvan de beroemde 3.5 V8 fungeert als poot. Die machtige achtcilinder was oorspronkelijk afkomstig van Buick, maar de term ‘Rover 3500’ is zó ingeburgerd dat alleen een kniesoor daarop let. Onder Johans mancave, naast zijn machinefabriek op een industrieterrein in Almelo, is de werkplaats gehuisvest. Hier prepareert Johan de snelle jongens voor het betere rallywerk, want hij spaart zijn auto’s allerminst. Zijn favoriet is de P6 waarmee hij al twaalf jaar op binnen- en buitenlandse wegen en circuits — van Goodwood tot Eifel(rennen) — van start gaat.
Rover P5
Zwaartepunt is Rover P6
Vanaf de jaren 80 ging het snel met Johans verzameling Rovers. Wat hij vond, kocht hij indien mogelijk. Tegenwoordig omvat zijn collectie circa zeventig van die edele Britten, her en der in Twente verspreid over meerdere loodsen. De laatste tijd treedt een verschuiving in richting de vooroorlogse modellen, net als bij zijn vader. Het zwaartepunt was en blijft de P6. “Vooral de V8-versie rijdt erg fijn, die is snel en comfortabel dankzij de zachte vering, betrouwbaar en veilig vanwege de schijfremmen rondom: echt een auto om met plezier in te stappen en er lange afstanden mee af te leggen”, somt onze gastheer op, zonder te haperen.
Rover P5.
Jongste Rover in collectie is een 75
De senior uit de collectie stamt uit 1928, de jongste is een moderne, maar ervaren (want vier ton op de klok) 75 1.8 automaat. “De 75 is de laatste écht statige Rover”, mijmert Johan. Die auto zien we vandaag niet, evenmin als de nestor, want als gezegd is het overgrote deel elders gestald. Wat we wel zien zijn enkele P6’en die als donor dienen, een schitterende, uit Zweden afkomstige P5 en de rally-Rovers. “De blauwe SD1 3500 waar we nu aan werken, is met zijn 400 pk werkelijk bloedsnel. Vorig jaar heb ik ermee op Goodwood geracet en daar bleek hij maar een paar seconden langzamer dan de Ur-Quattro’s van Audi. De rode P6 is met zijn 150 pk, verkregen door montage van onder meer andere zuigers en carburateurs, iets minder heftig, maar nog altijd een heerlijke rallywagen.”Dat rallyrijden heb heeft hij eveneens van zijn vader geërfd, terwijl Johans broer rally’s reed met een Opel Kadett Coupé. “Het ging bij mij eigenlijk vanzelf. Ruim vijftien jaar geleden heb ik gewoon een P6 gepakt en ben daarmee naar de KNAF gegaan. Het verkrijgen van een homologatie bleek helaas lastig, zodat ik naar Duitsland ben uitgeweken. Ook daar zijn veiligheidsitems als een rolkooi weliswaar verplicht, maar de eisen voor homologatie zijn milder. Aanvankelijk reed ik zo’n twaalf rally’s per jaar, maar sinds de coronaperiode kies ik de krenten uit de pap. Goodwood en het Eifel-festival heb ik al genoemd, maar ook Historic Monte Carlo is een mooie uitdaging.”Johan bekende naam in Rover-wereldje
Door die rally-activiteiten en zijn voorzitterschap van acht jaar van de Rover Owners’ Club Holland werd Johan Löwik een bekende naam in het Rover-wereldje. Auto’s en onderdelen worden hem soms simpelweg aangeboden. Het resultaat is niet enkel een prachtige dwarsdoorsnede van de Rover-geschiedenis, hij bezit ook ontelbare onderdelen voor vele modellen. Via www.classic-rover.nl maken Rover-liefhebbers, -eigenaren en -restaurateurs daarvan dankbaar gebruik.
Voor iemand die zo op het oog alles van Rover al eens in zijn handen heeft gehad of op zijn minst gezien, blijft er toch nog wel wat te wensen over. Tijdens onze fotoreportage met de grijze P5 3.0 MkI (1961) schudt Johan de ene na de andere anekdote hierover uit zijn mouw. “Ja, je komt dan in de hoek van de aparte modellen. Zo werd ik een paar maanden geleden getipt over de voorgenomen sloop van een oude bierbrouwerij in Antwerpen. In de kelder zou een collectie oldtimers en klassiekers van de oud-eigenaar staan. Ik ging erheen, en ja hoor: een leuke Rover 12 Tourer uit 1947. Hij stond al twintig jaar stil en is nu van mij. Ook bijzonder is de Estate-versie van de P6. De ombouw bij de Britse carrosseriebouwer Panelcraft kostte destijds £ 800, net zoveel als de auto zelf. Niet vreemd dus dat er maar zeventig exemplaren zijn geproduceerd. Toen ik de kans kreeg er eentje op de kop te tikken, heb ik niet geaarzeld en ben naar het noorden van Groot-Brittannië afgereisd. Alleen al op de terugweg had ik hem tien keer kunnen doorverkopen, zo zeldzaam zijn ze en zoveel aanspraak had ik ermee.”
Beter dan Jaguar
Terug in de werkplaats bewonderen we een paar oude racers die onder kleden verborgen zitten (‘Die moeten nog worden gerestaureerd’), verwonderen we ons over de vele stellingen met duizenden onderdelen en genieten we van de potente rally-Rovers. Het valt op dat we her en der de merknaam Lucas tegenkomen, toch niet het toonbeeld van betrouwbaarheid. Niets voor niets heeft de firma Lucas de bijnaam ‘The Prince of Darkness’. Schijn bedriegt echter. “Alles van Lucas is verbannen uit de rallyauto’s. Je ziet de merknaam om de authenticiteit te bewaren, maar de gebruikte onderdelen zijn van Bosch of andere aanbieders”, legt Johan ons uit.
Feit is wel dat hij de zaken serieus aanpakt. “We zijn hier regelmatig met een man of zeven auto’s aan het restaureren of prepareren. Onderdelen hebben we volop en wat we missen, is voorradig in Groot-Brittannië. Bovendien is met 3D-printen tegenwoordig veel te bereiken. Voor bijvoorbeeld de P6 3500 mag dan alles nog te krijgen zijn, maar voor de 2000 en de 2200TC is dat een heel ander verhaal.”
Over de waarde van zijn collectie maakt Johan zich weinig illusies. “Door alle problemen die ik al even heb genoemd, kreeg Rover een slechte naam. Het merk is ondergewaardeerd. Rovers zullen nimmer een waarde bereiken die klassieke Jaguars wel hebben, terwijl ik een Rover beter vind rijden.” Niet alleen Johan vindt dat, ook zijn kinderen. Huize Löwik telt naast de dagelijkse P6 een 25, een 620 en zelfs een MG F; die is immers voorzien van een Rover-motor.
De collectie blijft familiebezit, zoveel is al zeker. Eveneens staat echter vast dat geen van zijn drie nakomelingen tot nu toe ambities heeft om in de rally-voetsporen van vader te treden. Johan vindt dat niet erg. “Het blijft een gevaarlijke hobby, hè? Want als je met zo’n klassieke Rover tegen een boom rijdt …”, klinkt het onheilspellend. “Nee, zoals het Rover-klokje in ons gezin nu tikt, tikt het prima. We proberen er door Rovers te redden voor te zorgen dat het Vikingschip niet voorgoed in de donkere diepte der vergetelheid zinkt.”