Johan is redder van Rover in Nederland

Nijverdaller houdt merk levend

Rover-verzamelaar

Rover was een merk van standing, maar had onvoldoende aantrekkingskracht om de veeleisende ­koper te paaien. Ook Cadillac, Infiniti, Lancia, Lincoln en Saab hebben het in Europa (bijna) ­opgegeven, waarbij Saab zelfs helemaal is verdwenen. Een community houdt het Zweedse merk ­levend, maar bij Rover is dat veel minder het geval. Gelukkig hebben we Johan Löwik nog.

Vaak zijn ouders de oorzaak van een bepaalde merkenliefde bij hun kroost. Dat geldt ook voor Nijverdaller Johan Löwik. “Mijn ­ouders hadden in het dorp een antiekzaak. Als mijn vader naar Groot-Brittannië ging om daar op ‘strooptocht’ te gaan, nam hij bij ­terugkeer naast het gewone antiek regelmatig een oude auto mee. Van Austin tot Rolls-Royce en Wolseley: ik heb ze allemaal voorbij zien komen. In de jaren 70 veranderde dat. Toen waren het met name Rovers die de oversteek maakten: P2, P3, P4. Mijn vaders dagelijkse auto was een ­vooroorlogse P2 16hp, dus ik ben er als het ware ingerold.” Rover was en is zijn merk, bekent Johan. “Ik heb een groot deel van de historie meegemaakt. Rover is kapotgemaakt door stakingen, vakbonden en onbetrouwbare elektronica. Daarbij moet je niet vergeten dat Rover ­altijd al noodlijdend is geweest, maar dankzij Land Rover op de been kon blijven.”

Rovershol: mancave vol Rover-attributen

Hier is onmiskenbaar iemand aan het woord die alle ins en outs van het merk-met-het-vikingschip kent, daarbij ook de (helaas) mindere aspecten benoemend. Hij doet dit in zijn ‘Rovershol’; een van alle gemakken voorziene, prachtige mancave die vol staat met allerlei Rover-attributen. Zo staan er Chesterfields en stoelen uit de P6 (‘Het zijn replica’s. Echte ­exemplaren, gemaakt door een Amerikaanse kunstenaar, kosten al snel 8.000 dollar per set’) rond een glazen tafel, waarvan de beroemde 3.5 V8 fungeert als poot. Die machtige achtcilinder was oorspronkelijk afkomstig van Buick, maar de term ‘Rover 3500’ is zó ingeburgerd dat alleen een kniesoor daarop let. Onder Johans mancave, naast zijn machinefabriek op een industrieterrein in Almelo, is de werkplaats gehuisvest. Hier ­prepareert Johan de snelle jongens voor het betere rallywerk, want hij spaart zijn auto’s allerminst. Zijn favoriet is de P6 waarmee hij al twaalf jaar op binnen- en buitenlandse wegen en circuits — van Goodwood tot Eifel(rennen) — van start gaat.

Met een andere P6 maakte hij ooit zijn debuut op de ‘gewone’ weg. Daar waar andere jongens voor een sportieve -02 of Alfasud gingen, reed Johan vorstelijk rond met een Britse V8. “Nou, het begin was niet zo vorstelijk, hoor. Die P6 was de directiewagen van textielfabriek Ten Cate die na ­gedane arbeid door de directiesecretaresse werd over­genomen en na ­enige tijd in een varkensschuur belandde. Behalve dat de auto daardoor heel erg stonk, was hij door de ammoniak bijna opgevreten. Gelukkig kocht ik de P6 toen ik 17 was, dus had ik genoeg tijd om hem weer op te knappen.”In 1982 was het zover: met de in Mexico Brown gestoken luxesedan die Johan voor een paar honderd gulden had overgenomen én het roze ­papiertje op zak maakte hij zijn eerste rit, om na een paar honderd meter al te worden aangehouden bij een politiecontrole. Gelukkig was ­alles in orde. Wat wil je ook: als HTS-student Werktuigbouwkunde leverde het las- en sleutelwerk Johan niet te veel hoofdbrekens op. Ook is zo’n P6 gemakkelijk opgebouwd: losse plaatdelen rond een verstevigd frame à la Citroën DS.

Rover P5

Zwaartepunt is Rover P6

Vanaf de jaren 80 ging het snel met Johans verzameling Rovers. Wat hij vond, kocht hij indien mogelijk. Tegenwoordig omvat zijn collectie circa zeventig van die edele Britten, her en der in Twente verspreid over ­meerdere loodsen. De laatste tijd treedt een verschuiving in richting de vooroorlogse modellen, net als bij zijn vader. Het zwaartepunt was en blijft de P6. “Vooral de V8-versie rijdt erg fijn, die is snel en ­comfortabel dankzij de zachte vering, betrouwbaar en veilig vanwege de schijfremmen rondom: echt een auto om met plezier in te stappen en er lange afstanden mee af te leggen”, somt onze gastheer op, zonder ­te haperen.

Rover P5.

Jongste Rover in collectie is een 75

De senior uit de collectie stamt uit 1928, de jongste is een moderne, maar ervaren (want vier ton op de klok) 75 1.8 automaat. “De 75 is de laatste écht statige Rover”, mijmert Johan. Die auto zien we vandaag niet, ­evenmin als de nestor, want als gezegd is het overgrote deel elders ­gestald. Wat we wel zien zijn enkele P6’en die als donor dienen, een ­schitterende, uit Zweden afkomstige P5 en de rally-Rovers. “De blauwe SD1 3500 waar we nu aan werken, is met zijn 400 pk werkelijk bloedsnel. Vorig jaar heb ik ermee op Goodwood geracet en daar bleek hij maar een paar seconden langzamer dan de Ur-Quattro’s van Audi. De rode P6 is met zijn 150 pk, verkregen door montage van onder meer andere zuigers en carburateurs, iets minder heftig, maar nog altijd een heerlijke rallywagen.”Dat rallyrijden heb heeft hij eveneens van zijn vader geërfd, terwijl Johans broer rally’s reed met een Opel Kadett Coupé. “Het ging bij mij eigenlijk vanzelf. Ruim vijftien jaar geleden heb ik gewoon een P6 gepakt en ben daarmee naar de KNAF gegaan. Het verkrijgen van een homologatie bleek helaas lastig, zodat ik naar Duitsland ben uitgeweken. Ook daar zijn veiligheidsitems als een rolkooi weliswaar verplicht, maar de eisen ­voor homologatie zijn milder. Aanvankelijk reed ik zo’n twaalf rally’s per jaar, maar sinds de coronaperiode kies ik de krenten uit de pap. Goodwood en het Eifel-festival heb ik al genoemd, maar ook Historic Monte Carlo is een mooie uitdaging.”

Johan bekende naam in Rover-wereldje

Door die rally-activiteiten en zijn voorzitterschap van acht jaar van de Rover Owners’ Club Holland werd Johan Löwik een bekende naam in het Rover-wereldje. Auto’s en onderdelen worden hem soms simpelweg ­aangeboden. Het resultaat is niet enkel een prachtige dwarsdoorsnede van de Rover-geschiedenis, hij bezit ook ontelbare onderdelen voor vele modellen. Via www.classic-rover.nl maken Rover-liefhebbers, -eigenaren en -restaurateurs daarvan dankbaar gebruik.

Voor iemand die zo op het oog alles van Rover al eens in zijn handen heeft gehad of op zijn minst gezien, blijft er toch nog wel wat te wensen over. Tijdens onze fotoreportage met de grijze P5 3.0 MkI (1961) schudt Johan de ene na de andere anekdote hierover uit zijn mouw. “Ja, je komt dan in de hoek van de aparte modellen. Zo werd ik een paar maanden geleden getipt over de voorgenomen sloop van een oude bierbrouwerij in Antwerpen. In de kelder zou een collectie oldtimers en klassiekers van de oud-eigenaar staan. Ik ging erheen, en ja hoor: een leuke Rover 12 Tourer uit 1947. Hij stond al twintig jaar stil en is nu van mij. Ook bijzonder is de Estate-versie van de P6. De ombouw bij de Britse carrosseriebouwer Panelcraft kostte destijds £ 800, net zoveel als de auto zelf. Niet vreemd dus dat er maar zeventig exemplaren zijn geproduceerd. Toen ik de kans kreeg er eentje op de kop te tikken, heb ik niet geaarzeld en ben naar het noorden van Groot-Brittannië afgereisd. Alleen al op de terugweg had ik hem tien keer kunnen doorverkopen, zo zeldzaam zijn ze en zoveel ­aanspraak had ik ermee.”

Beter dan Jaguar

Terug in de werkplaats bewonderen we een paar oude racers die onder ­kleden verborgen zitten (‘Die moeten nog worden gerestaureerd’), verwonderen we ons over de vele stellingen met duizenden onderdelen en genieten we van de potente rally-Rovers. Het valt op dat we her en der de merknaam Lucas tegenkomen, toch niet het toonbeeld van betrouwbaarheid. Niets voor niets heeft de firma Lucas de bijnaam ‘The Prince of Darkness’. Schijn bedriegt echter. “Alles van Lucas is verbannen uit de ­rallyauto’s. Je ziet de merknaam om de authenticiteit te bewaren, maar de gebruikte onderdelen zijn van Bosch of andere aanbieders”, legt Johan ons uit.

Feit is wel dat hij de zaken serieus aanpakt. “We zijn hier ­regelmatig met een man of zeven auto’s aan het restaureren of prepareren. Onderdelen hebben we volop en wat we missen, is voorradig in Groot-Brittannië. Bovendien is met 3D-printen tegenwoordig veel te bereiken. Voor ­bijvoorbeeld de P6 3500 mag dan alles nog te krijgen zijn, maar voor de 2000 en de 2200TC is dat een heel ander verhaal.”

Over de waarde van zijn collectie maakt Johan zich weinig illusies. “Door alle problemen die ik al even heb genoemd, kreeg Rover een slechte naam. Het merk is ondergewaardeerd. Rovers zullen nimmer een waarde bereiken die klassieke Jaguars wel hebben, terwijl ik een Rover beter vind rijden.” Niet alleen Johan vindt dat, ook zijn kinderen. Huize Löwik telt naast de dagelijkse P6 een 25, een 620 en zelfs een MG F; die is immers voorzien van een Rover-motor.

De collectie blijft familie­bezit, zoveel is al zeker. Eveneens staat echter vast dat geen van zijn drie nakomelingen tot nu toe ambities heeft om in de rally-voetsporen van vader te treden. Johan vindt dat niet erg. “Het blijft een gevaarlijke hobby, hè? Want als je met zo’n klassieke Rover ­tegen een boom rijdt …”, klinkt het onheilspellend. “Nee, zoals het Rover-klokje in ons gezin nu tikt, tikt het prima. We proberen er door Rovers te redden voor te zorgen dat het Vikingschip niet voorgoed in de donkere diepte der vergetelheid zinkt.”

Lezersreacties (19)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.