Forse financiële klap voor autobedrijven door verkoopdaling
Autobranche voelt coronacrisis
De autobranche heeft in het tweede kwartaal van 2020 forse klappen te verduren gehad, dat blijkt uit de meest recente 'Branche Barometer' van de Bovag. De coronacrisis raakt de afdelingen die verantwoordelijk zijn voor de verkoop van nieuwe auto's met een omzetdaling van bijna 45 procent het hardst van alle afdelingen binnen autobedrijven.
Mensen zijn door de economisch onzekere situatie vanwege het coronavirus minder bereid om een nieuwe auto te kopen. Over het tweede kwartaal van 2020 bedraagt de omzetdaling bij de afdelingen die verantwoordelijk zijn voor de verkoop van nieuwe auto's maar liefst 44,9 procent. Bedrijfsbreed, dus ook met de afdelingen gebruikte auto's en onderhoud erbij, bedraagt de omzetdaling gemiddeld genomen 31,19 procent. Autobedrijven lieten over de eerste twee kwartalen van 2020 nog wel een positief resultaat van gemiddeld € 14.767 per vestiging zien. Dit komt echter vooral door de NOW-regeling, waar van 72,7 procent van de Bovag-aangesloten bedrijven gebruik zegt te maken. Zonder die regeling zou het gemiddelde resultaat negatief zijn uitgepakt met gemiddeld - € 27.292 per vestiging.
Dat de nieuwverkoop het dit jaar zwaar heeft, bleek al uit het feit dat de Bovag de prognose voor de verkoopaantallen naar beneden moest bijstellen. De kwartaalcijfers, die een forse omzetdaling weergeven, lijken dat beeld te bevestigen. Aangezien de NOW-regeling per 1 oktober wordt versoberd, gaan er naar verwachting ontslagen vallen. "Hoewel de markt momenteel weer bescheiden lijkt aan te trekken, verwachten wij dat ingrepen op de personele bezetting plaats gaan vinden", zegt Bert de Kroon, voorzitter Bovag Autodealers. Opvallend genoeg is de daling van het aantal fulltime medewerkers het laagste in de sales. "Het blijkt dus moeilijk om daar in de persoonlijke bezetting op te anticiperen," aldus De Kroon. Volgens hem zijn jonge mensen met contracten voor bepaalde tijd straks de klos, terwijl hun kennis hard nodig is. Daar zet hij tegenover dat een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt essentieel is voor ondernemers om op crisissituaties te kunnen anticiperen.