Dit deed de huidige AutoWeek-redactie in de jaren negentig - deel 1
Cd-wisselaars, pratende Renaults en een halve rijles voor een geeltje
- Redactie AutoWeek
- Achtergrond
Het bonte gezelschap dat de redactie van AutoWeek vormt, is een hechte club, waarvan de kern er inmiddels al ruim twintig jaar zit. Sommigen van ons hebben de pionierstijd van het blad zelfs nog meegemaakt! Terwijl zij zich toen op hun lompe pc’s – zonder internet, maar mét VGA-scherm, 40 Mb harddisk en 3½ inch floppydrive – in het zweet tikten, zaten de dertigers van nu nog in de zandbak of speelden ze met hun Matchboxjes, Majorettes en Edocars. Omdat AutoWeek groot werd in de jaren negentig en het in ons blad en hier op de site nog vaak over auto's uit de jaren negentig gaat, vonden dat we een mooie aanleiding om elke AW-redacteur eens de vraag te stellen: hoe zag jouw autowereld er in de nineties uit?
Applause voor Lars
Twee gulden vijfenzeventig. Met een rijksdaalder en een kwartje in mijn broekzak liep ik als kleine kerel elke week vol spanning naar de Albert Heijn in het dorp waar ik opgroeide. Hopelijk lag de nieuwe AutoWeek er al. De teleurstelling was groot als dat niet zo was. AutoWeek 31 van 1997 was de eerste die ik ooit kocht. Ik was toen bijna acht jaar oud. Niet veel later zou ik jaarlijks voor mijn verjaardag van mijn oma een jaarabonnement op AutoWeek krijgen. Het autovirus had ik al veel eerder te pakken. Met een autokleed en een verzameling Matchbox-autootjes – ik had een Nissan Prairie! – vermaakte ik me uren en op straat kon je me door zijruitjes van geparkeerde auto’s zien spieken om te zien tot hoever de teller liep. Rare gewoonte.
Met name op vakanties met mijn ouders kroop ik al van kleins af aan door de auto zodra ik de kans kreeg. Het aantal keren dat ik vol verlangen naar ooit zelf autorijden per ongeluk het stuurslot heb geactiveerd, wil ik – en mijn vader – niet weten. Als we op vakantie op de camping bleven, vond je me óf in het zwembad, óf gestrekt in de auto. In de auto muziek luisteren kon en mocht langer dan de batterij van mijn Walkman het uithield. En wat lees je lekkerder in een auto dan erbuiten? Precies: autoboekjes. Soms niet altijd de juiste, sorry Damiaan. De eerste auto die ik me van mijn ouders kan herinneren, was een rode Lada 2104 uit 1991. Die maakte in 1999 plaats voor een Daihatsu Applause uit 1989. Een wereld van verschil, en voor beide modellen – en merken – heb ik op 34- jarige leeftijd nog altijd een zwak. Mijn droomauto’s waren nooit Ferrari’s, Lamborghini’s of Porsches. Ik was zeer gecharmeerd van de derde generatie Mitsubishi Colt als hatchback, van de uit dezelfde periode stammende driedeurs Civic én van de Opel Kadett E als vijfdeurs. Geen van die auto’s heb ik ooit gekocht, maar een Applause kwam er wel, evenals een Move, waar ik eind jaren 90 in de Daihatsu-showroom verknocht aan raakte.
Lars Krijgsman
Hoeren en corrupte grensbewakers
De nineties waren mijn transitie. Jarenlang had ik rondgezworven door Frankrijk, als entertainer werkend op campings, levend vanuit de kofferbak van mijn spuug-en-plakband-Ford Granada. In 1994 was het echter tijd voor een serieuze baan en die vond ik bij een Duitse groothandel in doe-het-zelf-materialen, Lux Werkzeuge. Moederbedrijf Obi was druk zijn bouwmarktconcept uit te rollen over de voormalige Oostbloklanden en ik werd daar een van de mensen die erop toezagen dat de inrichting van de winkels keurig conform Obi-concept gebeurde. Met mijn eerste zelf uitgezochte leaseauto, een in Indianrot uitgevoerde Volkswagen Passat Variant TDI GL, reed ik dag in, dag uit vele honderden kilometers door Polen, Hongarije, Tsjechië, Servië en Slovenië in tijden dat die landen nauwelijks waren hersteld van de communistische Sovjet-armoede. Vooral in de winter waren dat uitdagende, fascinerende ritten, langs corrupte grensbewakers en hoeren, over dik besneeuwde, slecht onderhouden wegen waar geen einde aan leek te komen. Dat hoefde ook niet, want het waren reizen die niet lang genoeg konden duren en die ik nooit zal vergeten. In de wisselaar zwoele zomer-cd’s uit mijn Franse tijd, terwijl mijn winterbanden door de sneeuw ploegden en de wissers hun verloren strijd tegen de sneeuw nimmer opgaven. Vanuit mijn Passat heb ik alle uithoeken van het Oostblok gezien en heb ik mijn voorliefde voor moeilijk begaanbare wegen en gebieden gekweekt. Toen alle winkels draaiden en dus de klus was geklaard, kreeg ik als beloning een mooie aanstelling als vertegenwoordiger in mijn zo geliefde Frankrijk, inclusief een flinke opslag en een Audi 100 Avant ter vervanging van mijn tot de draad versleten Passat. Daar was ik aanvankelijk heel blij mee, maar het bleek te gemakkelijk om mij te blijven boeien, waardoor een jeugddroom weer begon op te bloeien: uiteindelijk moest ik autojournalist worden.
Frank Jacobs
Berekende dubbelganger
Ergens begin jaren 90 kocht ik deze Volkswagen Golf Cabrio en dat was helemaal niet vanwege de dame die hier op de foto staat. Ook de zwarte kleur en de brede lichtmetalen wielen hadden niets te maken met persoonlijke voorkeur. Het zat namelijk zo: ik ben in 1961 geboren in een gemeente ten noorden van Antwerpen die ik in de loop der jaren zag veranderen in een Nederlandse enclave voor alle Nina Brinks van deze wereld. Mocht je het nog niet begrepen hebben: belastingvlucht naar België was toen nog een zeer lucratieve zaak. Het was ook een gemeente die al sinds mensenheugenis werd geregeerd door oud en fout geld en waar minstens een kwart van het Belgische parlement was gehuisvest. Laat ik voorzichtig stellen dat er in het België van de jaren 90 ook al sprake was van een zekere klassejustitie. Op papier was iedereen voor de wet gelijk, maar in bepaalde villawijken waren sommigen wat meer gelijk dan anderen. Eén daarvan was de totaal losgeslagen dochter van een prominent politicus, die met exact dezelfde Volkswagen Golf Cabrio rondreed en waarvan de politie de opdracht had gekregen dat deze wildebras nooit mocht worden bekeurd (zo wist ik uit goede bron). Met andere woorden: mevrouw kon ongestoord alle snelheidsbeperkingen en parkeerverboden negeren. Zodra agenten de herkenbare zwarte Golf Cabrio zagen, keken ze heel snel de andere kant op. Dus lang verhaal kort: daar heb ik toch minstens twee jaar heel veel profijt van gehad, althans in de gemeente waar ik ben opgegroeid. Al die winst verdampte echter volledig tijdens een korte vakantie aan de Italiaanse Bloemenrivièra waar deze foto werd genomen en waar het wemelt van de mooie stuurwegen. Alleen al de kaalgevreten banden waren een aanslag op mijn bankrekening, nog afgezien van de twaalf snelheidsbekeuringen die ik tijdens dat korte verblijf opliep.
Lucas Verbeke
Grote en kleine Renaults
Mijn jeugd was op autogebied een groot Renault-festijn. Zo zijn (onder meer) een Renault 5, drie Twingo’s en twee Clio’s de revue gepasseerd. De ‘grote’ auto was ook altijd een Renault. In de jaren 90 was ik tussen de negen en negentien jaar oud en het decennium begon autotechnisch met een highlight. Er stond een Renault 25 op de oprit. Deze had een pratende computer, die liet weten als een deur niet goed dicht zat of als de benzinetank bijna leeg was. Ook de mededeling ‘fault in the electrical system, stop this car immediately’ kwam nog wel eens langs … Het feit dat we een pratende auto hadden in de tijd van Knightrider en KITT was iets om trots op te zijn als kind. Groot was dan ook mijn ontsteltenis toen de 25 werd ingeruild voor een ‘saaie’ 21. Toen deze 21 enkele jaren later plaatsmaakte voor de eerste generatie Laguna (met cd-speler!) vond ik dat dan ook een goede zet. Het meest bijzonder was de volgende overstap naar de Laguna II. Even gaan kijken bij de dealer resulteerde erin dat mijn vader ongepland (voor hem, niet voor de dealer) de demo-auto kocht, waarmee hij direct een van de eerste Laguna’s II van Nederland reed. Het resulteerde in veel aandacht voor de moderne auto onderweg. Hij zag er blits en futuristisch uit en had een kaart in plaats van ouderwetse sleutel. Cool! En als enige in zijn soort is hij bovendien nooit stuk gegaan. De inspiratie voor het droomauto-lijstje (dat weinig Renaults bevatte) in die tijd kwam vooral van videogames als Need for Speed III, Hot Pursuit. De Ferrari 550 Maranello, de Lamborghini Diablo SV en ook wel de bijzondere Mercedes CLK GTR. Porsches vond ik maar saai. Wellicht is dat nog de grootste verandering ten opzichte van het heden, waarin ik dat Duitse merk hoger heb zitten dat het Italiaanse spul uit Sant’Agata Bolognese.
Roy Kleijwegt
Lekker aan het werk
Het voordeel als je al een tijdje meeloopt: in de jaren 90 deed ik nagenoeg hetzelfde als nu. Ik maakte onder meer posterstory’s voor het bekende en succesvolle tijdschrift AutoWeek, bijvoorbeeld van de jubileum-Porsche 911. Eind januari 1990 startte het printmagazine AutoWeek. Vanaf mei 1990 was ik onderdeel van de redactie en begon er een heel bijzondere reis. Elke week onderweg met een andere testauto, op reis naar overal en nergens om introducties van nieuwe auto’s te coveren, rubrieken te verzinnen en te produceren en reportages te maken met cabrio’s naar besneeuwde bergtoppen. We hadden een permanente FIA-accreditatie voor de Formule 1 en konden all over the world naar elke GP. Ook dat deden we. We konden ook meedoen aan een Rhino Rally in Engeland met die guitige kleine Suzuki’s. Of dus een posterstory maken van de 30-Jahre-911 uitvoering van Porsche. Fotograaf/captain René Oudshoorn (hij mocht naast zijn werk als fotograaf ook een 747 besturen) vergezelde mij per auto naar Stuttgart-Zuffenhausen. Daar stapten we over in een donkerpaarse (jubileumkleur!) Porsche 911, waarvan de indrukwekkende Frau Müller ons de sleutels overhandigde. Dan reden we via de Bodensee naar Der Schweiz. Bij de grens keken onze gezellige, geüniformeerde Zwitserse vrienden ietwat meewarig de cockpit in, maar we mochten door zonder controle. Zodra de Alpen begonnen, zochten we een leuke stek. René ging te voet verder en ik ging op een bergweggetje lekker heen en weer blazen voor dé foto. “Gaaf, dat gebrul van die luchtgekoelde boxermotor tegen de bergwand aan”, hoorde ik achteraf van mijn collega-reisgenoot.
Luc Vranken
Fascinatie
Een rijbewijs had ik in de jaren 90 nog niet, aangezien ik aan het begin van dat decennium pas vier werd. Het is echter wel het decennium waarin mijn levenslange fascinatie voor auto’s werd geboren en het precieze moment waarop het gebeurde, kan ik me ook nog herinneren. Het was in de auto op de A1. Voor ons reed een Porsche 911 Turbo, de toen gloednieuwe 993, met die enorme achterkant. Het moment dat die vrij baan kreeg en alle 408 pk’s uit die diep klinkende twin turbo-zescilinder perste, was het moment dat ik wist dat ik later ‘iets met auto’s’ moest gaan doen. De rest van het decennium wilde ik er dan ook zoveel mogelijk over leren. Internet bestond nog niet, dus als je de topsnelheid van een auto wilde weten, moest je door het raampje naar binnen kijken en de algemeen bekende regel toepassen dat de topsnelheid de maximale waarde op de snelheidsmeter minus 20 km/h is. Ieder kind uit de jaren 90 wist dat het zo werkte, dus dan is het waar. Tegen de tijd dat ik naar de middelbare school ging, aan het einde van het decennium, wist ik van de hele wijk de topsnelheid.
Het zou tot 2005 duren voordat ik een rijbewijs had en tot 2016 voordat ik zelf een keer achter het stuur zou zitten van een 993 Turbo. Hoewel ik toen al aanzienlijk snellere en veel betere auto’s had gereden, maakte die de tweede keer minstens zoveel indruk. En zoals ik in de jaren 90 al dacht: ik ben inderdaad ‘iets met auto’s’ gaan doen.
Marco Gorter
De koning te rijk met een Escort
In 1994 werd ik achttien en haalde ik zo snel als ik kon mijn rijbewijs. Ik zie mezelf nog mijn laatste geeltje (voor de jongere lezers: dat is de bijnaam voor het biljet van 25 gulden, omgerekend 11,34 euro) uit de muur trekken om de halve rijles ter voorbereiding van mijn examen af te rekenen. Lessen en afrijden deed ik in een witte Hyundai Lantra met een uitgezakte bestuurdersstoel en een buitenspiegel waarop in kleine lettertjes stond vermeld dat objecten in die spiegel dichterbij kunnen lijken dan ze in werkelijkheid zijn. Beter dat dan andersom, moet ik hebben gedacht. Daarna waren de auto’s van mijn ouders aan de beurt om verdere rijervaring mee op te doen: een Audi A6 en een Volkswagen Polo Steilheck. Maar het liefste wilde ik natuurlijk zélf bepalen wanneer en waar ik heen reed. Een eigen auto zat er nog niet in (want student, dus weinig geld en gratis ov-kaart), dus werd het een huurauto voor een vakantie naar Frankrijk met kameraad Erik. Tot onze grote vreugde werd de geboekte Renault Twingo vlak voor vertrek gratis opgewaardeerd naar een splinternieuwe Ford Escort stationwagon. We voelden ons de koning te rijk. Dat gevoel maakte zich in de overtreffende trap van mij meester toen ik in 2000 voor een dagje een Audi TT Roadster huurde met kameraad Jasper. Die auto was toen net op de markt en we hadden alle ogen op ons gericht, helemaal toen ik het voor elkaar kreeg om in de McDrive, parallel aan een vol terras, achter op mijn voorganger te botsen… Een jaar later werkte ik bij AutoWeek. Een van de eerste dubbeltests die ik maakte was met een … Audi TT. Ik ben maar ver uit de buurt van een McDrive gebleven.
Michiel Willebrands
Zondag 5 november deel 2 - wat deed de huidige AutoWeek-redactie in de jaren negentig.
Lees ook
GT op z'n Zweeds anders dan op z'n Engels - Volvo 1800 ES vs. MGB GT
Gebruikers flits-app krijgen twee keer vaker bekeuring
Omdat het niet boterde met Piëch ging Audi- en voormalig NSU-ontwerper naar BMW, met groot succes

Ford Thunderbird (1957)
