Deze Kever was in 1953 twee keer zo duur als een normale omdat je erin kon bellen
Opkomst van de autotelefoon
De afbeelding bij dit artikel toont een plaatje uit 1953 van een man die belt vanuit een Volkswagen Kever. Die is echter die door de telefooninbouw ruim tweemaal zo duur geworden. Zo exotisch was de autotelefoon toen nog. De eerste werd overigens zelfs al in 1946 gebruikt.
De auto en de telefoon hebben met elkaar gemeen dat ze mensen dichter bij elkaar brengen. Helemaal ideaal is de combinatie van beide, de autotelefoon. Inmiddels is het fenomeen ‘autotelefoon’ alweer bijgeschreven in de geschiedenisboeken. Nu heeft bijna iedereen een telefoon op zak en bij het autorijden dus een aan boord. Via een Bluetooth-verbinding, Apple CarPlay, Android Auto of een carkit kunnen we er handsfree mee bellen en hebben we als het ware toch een autotelefoon.
Zo vanzelfsprekend als communicatie vanuit de auto tegenwoordig lijkt, is die echter niet altijd geweest. Toch is mobiele communicatie al bijna net zo oud als de auto zelf. In de eerste patentaanvraag voor de autotelefoon staat op de bijgevoegde afbeelding zelfs nog geen auto, maar een koets. Wanneer de uit Murray (Kentucky) afkomstige uitvinder en meloenenteler Nathan B. Stubblefield dat patent in 1907 aanvraagt, is de auto namelijk nog lang geen gemeengoed. Dat is wel anders wanneer er in de jaren 20 op verschillende plaatsen volop wordt geëxperimenteerd met voorlopers van wat de autotelefoon zal worden.
Hoewel er tijdens de Tweede Wereldoorlog al volop ervaring wordt opgedaan met mobiele zenders, wordt de eerste echte autotelefoon pas op 17 juni 1946 in St. Louis (Missouri) gebruikt door Bell Telephone Company, de voorloper van het huidige AT&T. Aanvankelijk zijn er slechts drie kanalen beschikbaar en weegt het systeem maar liefst 36 kg. In oktober van dat jaar komt Motorola in Chicago ook met een autotelefoonsysteem en heel langzaam maakt daarna de rest van de wereld kennis met autotelefonie. In 1952 ontstaan in Duitsland de eerste regionale stadsnetten, die vervolgens in 1958 opgaan in ’s werelds eerste openbare mobiele telefoonnetwerk. Door de hoge kosten blijft het aantal aansluitingen echter beperkt; in die tijd kost een autotelefoon nog meer dan een middenklasse-auto. In Nederland zien we dan wel al mobilofoons, maar die zijn er alleen voor onderlinge communicatie binnen beperkte gebruikersgroepen.
Pas in 1980 in Nederland autotelefoonnetwerk
Pas in 1980 krijgen we hier een autotelefoonnetwerk, het ATF-1 van de PTT. Het hoge prijskaartje zorgt ervoor dat de autotelefoon voorbehouden blijft aan professionele gebruikers, zoals managers, journalisten en politieagenten. Toch zit dit systeem met 2.500 gebruikers binnen drie jaar aan z’n maximum en komt de PTT in 1985 met het ATF-2-netwerk, nu met ruimte voor 50.000 abonnees. Ook ATF-2 barst sneller dan verwacht uit z’n voegen en in 1989 komt er nog een derde netwerk bij: ATF-3.
In 1994 start de PTT met het gsm-netwerk, bedoeld voor zakelijke gebruikers. Om de investeringen in ATF-3 zoveel mogelijk uit te melken, wordt dit voor de particuliere markt ontsloten met Hi-abonnementen. Het is een laatste stuiptrekking voordat de ATF-netwerken worden stopgezet. In 1995 valt het doek voor ATF-1 en nog voor de eeuwwisseling ook voor ATF-2 en ATF-3. Met de gsm is de mobiele telefonie gedemocratiseerd. Nu heeft de auto zelfs geïntegreerde internetfuncties.