De A-serie: de motor die de Mini groot maakte

Kleintje met lange adem

Mini
Austin A30Austin Healey SpriteMG MidgetAustin 1100Morris MarinaMG MetroMini Classic

Na een afgeketste fusie met Morris wordt bij Austin eind jaren veertig als antwoord op de succesvolle Minor een compacte auto ontwikkeld met een compleet nieuwe motor. Dat viercilindertje blijkt een zeer breed inzetbaar succesnummer waarvan uiteindelijk pas een halve eeuw later het laatste exemplaar van de band zal lopen.

Na een op niets uitlopende fusiepoging met Morris start bij Austin in 1949 de ontwikkeling van een compact model, niet in de laatste plaats als antwoord op de in 1948 geïntroduceerde Minor van Morris. Die nieuwe kleine Austin wordt de A30. Voor de iets grotere A40 heeft Austin al een 1,2 liter viercilinder ontwikkeld. Die motor is in feites een samenraapsel van vooroorlogse techniek, maar wel al uitgevoerd met kleppen in de cilinderkop; in die dagen waar zijkleppers de standaard zijn is dat bepaald nog geen vanzelfsprekendheid. Men is meer dan tevreden over de constructie van de A40-motor, maar hij wordt te groot geacht voor de A30 er wordt besloten om voor de A30 gewoon een kleinere versie te ontwikkelen. Die kleinere versie - inmiddels A-serie gedoopt - krijgt een cilinderinhoud van 803 cc en levert bij zijn debuut tijdens de Earls Court Motor Show in Londen in oktober 1951 28 pk aan de achterwielen van de A30.

Austin A30

Austin A30

Al snel zal de A-serie-motor ook in een andere auto gebouwd worden. In 1952 komt het namelijk toch tot een fusie tussen de rivalen Austin en Morris en gaan de merken verder als British Motor Corporation (BMC). Zodoende vindt de A-serie-motor zijn weg naar de Morris Minor, ter vervanging van de uit de jaren dertig stammende Morris zijklepmotor. Vier jaar later verschijnt een opgeboorde versie met een cilinderinhoud van 948 cc. Het is met deze cilinderinhoud dat de motor in 1958 met 43 pk ook het kloppend hart wordt in een compacte, bereikbare sportwagen: de Austin-Healey Sprite. De motor blijkt een geschikte basis voor brede inzet. Van de 948 cc-versie verschijnt in 1965 met een compressieverhouding van 22,5:1 zelfs een 16 pk indirect ingespoten dieselmotor voor de Nuffield 9/16 Mini Diesel Tractor. Dit dieseltje is er ook als scheepsmotor.

Austin Healey Sprite

Austin-Healey Sprite

Dwars voorin

Nadat hij jarenlang in lengte richting is toegepast, verschijnt de A-motor (nu met een inhoud van 848 cc) in 1959 dwars onder de motorkap van de Austin Seven/Morris Mini-Minor en later ook in alle andere Mini-derivaten, met slagvolumes oplopend tot 1.275 cc. Om de prestaties een boost te geven ontfermt Cooper zich over de motor en zo staat de A-serie aan de basis van menige overwinning in de racerij en rallysport. En voortbordurend op de opstelling in de Mini is de motor vanaf 1962 met een inhoud van 1.098 cc en later 1.275 cc de krachtbron in ADO16-familie (bij ons bekend van onder andere de Austin Glider), net als na 1973 in diens opvolger bij Austin: de Allegro. Voor de Morris-opvolger van de ADO16 maakt de motor in 1971 overigens weer een draai in lengte richting in de Marina (en later de Ital).

Mini

Turbo en injectie

Door de jaren heen worden er verschillende pogingen gedaan om de Mini te vervangen. Voor de projecten 9X en de ADO74 in de jaren 60 en 70 worden ook nieuwe motoren ter vervanging van de de A-serie ontwikkeld. Die motoren halen het productiestadium echter niet, net als de auto’s waarin ze zouden moeten verschijnen. Ook wordt er in de jaren 70 nog even gewerkt aan een versie van de A-serie met een bovenliggende nokkenas (de A-OHC). Omdat de A-OHC nauwelijks beter presteert dan het origineel met onderliggende
nokkenas wordt het project weer afgeserveerd. De in 1980 gepresenteerde Metro zou aanvankelijk ook een nieuwe motor moeten krijgen, maar wegens budgetproblemen komt British Leyland niet verder dan een geüpdatete versie van de A-serie motor die door het leven gaat als de A-Plus. De A-Plus heeft onder andere iets meer vermogen en langere onderhoudsintervallen en vervangt in de andere modellen de oude A-serie-motor.

MG Metro

MG Metro

En wanneer in 1982 de Maestro en in 1983 de Montego verschijnen is de basismotorisatie de A-Plus-motor. Om het in 1980 ten graven gedragen MG weer nieuw leven in te blazen verschijnt in 1982 de 72 pk sterke MG Metro en in 1983 zelfs een turboversie met 94 pk. Die motor zit vanaf 1989 ook in de Mini ERA Turbo. De gloriedagen voor de A-serie lijken dan echter voorbij. Na de facelift in 1990 gaat de Metro voortaan als Rover 100 door het leven en in het vooronder zit nu de compleet nieuwe K-serie-motor. Om de Mini aan de milieu-eisen te laten voldoen krijgt de A-Plus in 1991 een single point-injectiesysteem en op de valreep in 1997 zelfs een multipoint systeem. In 2000 presenteert BMW de nieuwe Mini voorzien van een samen met Chrysler ontwikkelde motor. Het betekent het einde aan de productie van de originele Mini en na bijna vijftig jaar uiteindelijk ook van de A-motor.

Mini Classic

Mini Classic

Dit artikel is eerder verschenen in AutoWeek Classics nummer 10 uit 2016.

Lezersreacties (14)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.