Citroën GS

Eind 1970 introduceert het merk met de Double Chevron de GS, die het gat moet vullen dat gaapt tussen Ami en DS/ID. Zoals al eerder dat jaar aangekondigd, is de GS uitgerust met de hydropneumatische vering met niveauregeling, een 54 pk leverende luchtgekoelde boxer (vanwege het Franse belastingstelsel met maar 1.015 cc) en een aërodynamisch fijngeslepen carrosserie. Op het apart gestileerde dashboard trekken de snelheidsmeter met glazen oog en de als een soort handvat naast het stuur uitgevoerde handrem de nodige aandacht.

Hij komt in eerste instantie als eenvoudige Confort en luxere Club op de markt. In de zomer van 1971 wordt de Break aan het programma toegevoegd. Eind 1972 krijgt de GS – na de nodige kritiek op de oermotor – een tot 1.222 cc opgeboorde motor, die 60 pk bij 5.750 tpm levert. Het jaar 1973 markeert de introductie van de GS Birotor, met een tweeschijfs rotatie- of wankelmotor van 106 pk. Het hoge verbruik is er mede debet aan dat slechts 847 Birotors aan de man kunnen worden gebracht.

In de daaropvolgende jaren worden voor de GS sportievere (X, X2) en luxere (Pallas) modellen geïntroduceerd. In 1979 volgt de sterk verbeterde GSA de GS op. De GSA is uiterlijk flink geretoucheerd, met volumineuze kunststof bumpers en andere achterlichten. Op het dashboard zien we voor het eerst de 'satellieten' met schakelaars voor diverse functies, en een uitgebreide boordcomputer, met controlelampjes voor diverse functies. Het geeft het dashboard een futuristische aanblik. In 1982 verschijnt de opvolger BX op de markt. De GSA wordt daarna nog enkele jaren doorgebouwd, voornamelijk voor afzetmarkten buiten Europa. In totaal worden tot 1982 1.874.754 exemplaren geproduceerd.