Weblog Bas – Een preek over de ware deftigheid
Deftigheid. Ik weet niet of het woord nog in omloop is, maar in mijn jeugd sloeg het op nobele terughoudendheid, waardigheid zonder opsmuk. Deftig was een hoogwaardigheidsbekleder zonder gouden kettingen of een dikke Rolex om zijn pols, een niet met glitter volgehangen of opzichtig opgemaakte schoonheid. Deftigheid ging over maat houden.
Echte synoniemen zijn er niet. Het begrip ‘chic’ slaat meer op fancy restaurants en dure damestassen, classy is een woord dat influencers met een hoofd vol botox reserveren voor de marmeren badkamer van hun executive suite in het duurste hotel van Dubai of hun nieuwe G-klasse van Mansory. In die wereld gaan alle remmen los, waar het er in beschaafde kringen juist om draaide niet te zichtbaar uit de band te springen, helemaal als je geld had. Het was een vorm van discretie.
Die bestaat niet meer. Het intiemste aan de mens is openbaar, zie B&B vol Liefde en Big Brother, en voor de nieuwe rijken moeten de materiële bomen tot de hemel reiken. Maar in de vorige eeuw, toen nog niet iedereen zijn relatienood of rijkdom van de daken schreeuwde, had je deftige auto’s binnen de geschetste kaders. In de jaren zeventig was een Rolls-Royce Silver Shadow, het duurste van het duurste, bewust geen opzichtige auto. Hij moest sociaal aanvaardbaar blijven. Zijn neutraal representatieve verschijning voldeed aan een beschavingsnorm die de jaren tachtig en negentig trouw bleven. Op internet vind je nog af en toe een goed geconserveerde youngtimer voor de betere burgerij, soms rechtstreeks uit de garage van de eerste eigenaar, geboortejaar 1930. Een Saab 900, een Mercedes E-klasse W124, een Audi 100. Hun kopers waren dokter in München, burgemeester in Sachsen, Firmenchef in Stuttgart of gymnasiumdirecteur in Hamburg. Allemaal wisten ze nog hoe het hoorde. Hun auto had geen elektrische ramen of airconditioning, terwijl je die al kon bestellen. Een schuifdak werd mooi genoeg gevonden, aangenaam koel en puur natuur. Elektrisch verstelbare stoelen, premium audio? IJs en weder dienende had men vriendelijk bedankt. Rood leer? Ondenkbaar. Men vinkte principieel beschaafde kleuren aan. Bruin of donkerrood, wit met blauw velours, blauw met grijs alcantara. De dienstwagen stond op 15- of 16-inch wielen en spoilers hing je maar aan je Escort of je Golf, kom op zeg. De complete hogere middenklasse in Duitsland belichaamde een standsbewuste soberheid, de dienstbaarheid aan hogere waarden dan materiële bevrediging. Het leven draaide om kwaliteit, duurzaamheid en beschaving, de kernwaarden van echte deftigheid. Daarom reden zoveel hoogopgeleiden destijds Saabs en Volvo’s of een grote Audi. Je auto symboliseerde niet zozeer je welstand als wel je morele principes.
Even een omweg maken. Op zoek naar documentatie voor een muziekverhaal vond ik op YouTube een 36 jaar oude ZDF-documentaire over een wereldtournee van de Münchner Philharmoniker onder leiding van Sergiu Celibidache (1912-1996), een van de supersterren van de klassieke muziek. Onder zijn dictatoriale leiding bracht zijn orkest het tot wereldfaam. Voor je gaat roepen dat dit over auto’s hoort te gaan: dat orkest werd gesponsord door Audi en daar windt de ZDF geen doekjes om. We zien het orkest optreden in de New Yorkse Carnegie Hall, het Vaticaan van de klassieke muziek. Op de affiches aan de gevel prijkt fier de naam van de sponsor. Een dag later dropt een rode Audi de oude, wankele maestro bij de vliegtuigtrap.
Terug in Duitsland zien we iets opmerkelijks gebeuren. Een fabriekshal vol Audi's 80 en 90 wordt verbouwd tot concertzaal. Onverstaanbare techneuten installeren een podium, de inventaris wordt verwijderd, de fabrieksvloer vakkundig bekleed met houten planken. Op de grote dag van het concert betreden op hun paasbest geklede fabrieksarbeiders in rotten van drie hun onherkenbare thuisbasis. We zien rijen klapstoelen zo ver als het oog reikt, op de helling naast het podium de laatste Audi’s die ze echt nergens anders kwijt konden, nu allemaal collector’s items. Op de eerste rij, zoals het hoort, de Audi-bazen met hun dames en genodigden, deftig gekleed zonder poespas. CEO Ferdinand Piëch zit uiteraard op de eerste rang. Recht voor zijn neus spelen de Münchner Philharmoniker onder leiding van Celibidache het Eerste pianoconcert van Tsjaikovski, met de beroemde Daniel Barenboim als solist. In de pauze spreekt de doorgaans grimmige Piëch voor de ZDF-camera bijna goedlachs zijn vreugde uit over het concert. Volgt de Schilderijententoonstelling van Moussorgski, door het publiek ovationeel ontvangen.
Ik kijk mijn ogen uit. Hier biedt de raad van bestuur van het dan nog deftige merk Audi zijn werknemers in een nederige fabriekshal het beste van het beste aan. De directie scheept zijn ondergeschikten niet neerbuigend met bier en schlagers af, maar laat ze delen in wat Piëch zelf de hoogste culturele waarden vindt. Kijk, dat is deftigheid; niet schreeuwerig boven de ander willen staan, maar op het hoogste niveau de eenvoud trouw blijven en de maatschappelijke eenheid handhaven. Audi en muziek, het beste voor ons allemaal, dat was de les. Het ontroerde me. En dat zeg ik niet omdat ik meer van Tsjaikovski dan van de Rolling Stones houd.
Toen het uit was, dacht ik aan het Audi van nu. De eerste associatie is, kort door de bocht, die met een influencer in een gewrapte RS Q8 Performance. Mij best, zaken zijn zaken. Maar deftig is het niet. En iets zegt me dat je daar als merk toch zorgen over zou moeten hebben. Het punt is namelijk dat het voor nieuw geld nooit genoeg is. Daarom houd je ambitieuze poenscheppers als topmerk net onder de luxury brands nooit lang aan boord. Ze willen dikker, duurder en groter – naar een Lambo Urus, een Ferrari Purosangue, een Rolls Cullinan. Alleen met echte deftigheid houd je de mensen vast. Die offert waardigheid niet aan uiterlijk vertoon en behoudt dus altijd zijn aantrekkingskracht op mensen die zich ongeacht hun materiële status onderdeel van de gemeenschap willen blijven voelen. Verstandige mensen weten: een droom moet nooit helemaal uitkomen, want dan valt er niks meer te wensen. Die bling van vandaag, die van de kristallen pookknoppen en de verlichte grilles, is in historisch perspectief één grote uitverkoop. Op een dag is de koek op en sta je met lege handen naakt voor je schepper. Dan weet je weer wat er aan die schitterende kale 100 van je grootvader verloren is gegaan. Wat ik maar wil zeggen: auto’s moeten minder opzichtig worden. Eenvoud siert. Klinkt dit moralistisch? Klopt, het is ook een preek. En die leg ik nu met één druk op de knop de mede-autofiel ter overdenking voor.

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.