Premiumgekakel
Premium, het P-woord. Ik word er zo mee doodgegooid dat ik er bijna doof voor ben geworden. Toch treft soms de wanhopige ambitie in het kwaliteitsgekakel. Bij de introductie van de Jeep Cherokee staat een aardige jongen ons journaille uit te leggen hoe Jeep gezweet heeft op de kwaliteit. Hij gebruikt andere, modernere woorden, maar dit is de strekking: Wij Ook. Premium.
Ik merkte er niet veel van. Binnen zag het er in die Jeep best toonbaar uit. Ik hoorde niks kraken, van het vele plastic dat ik zag lig ik niet wakker, dat geblaat over touch and feel doet mij meer pijn dan een kwadrantje kunststof uit Taiwan. Maar premium? Nee. Koreaanse of liever Italo-Amerikaanse doorsnee, netjes op orde.
Meer hoeft ook niet bij een Jeep. Die auto is geen toonzaal maar een stuk gereedschap. Jeeprijders stappen met cowboylaarzen in, bekrassen met cowboyringen het handschoenenkastje, steken met de pennen in hun kontzak dwars door de bekleding. Na een avond zuipen kotsen ze soms hun illegale moonshine uit voor ze het raamknopje gevonden hebben, zo gaat dat in het Wilde Westen. Hier gaan kinderen, damestassen, hoge hakken en Ikea-meubilair hem slopen. Maak hem vooral niet te mooi.
Dat weet die Nederlandse Jeep-man ook wel. Maar hij verwoordt een ideaal dat in de autobranche een totem is geworden: de A-status, het grote meetellen. Premium. Het betekent niks. Het drukt een droom uit. Gewoon goed is niet goed genoeg meer.
Waar die hype toe heeft geleid? Tot dodebomenbergen vol kostbare, futloze marketingschrijverij, tot torenhoge investeringen in touch and feel en make-believe. De bouwkwaliteit is bij doorsneefabrikanten tegenwoordig al zo goed dat ik niet zie wat premium nog toe zou kunnen voegen aan dat hoge gemiddelde. Van de tientallen nieuwe auto's die ik de afgelopen jaren reed kan ik me er niet een heugen die als los zand aan elkaar hing. Het standsverschil tussen een Dacia en een Porsche ontgaat me heus niet, maar het is niet het gat tussen slooprijp en voor de eeuwigheid. Ook die plastic interieurs van de nieuwe Logan zijn prima in elkaar geschroefd en zelfs Porsche laat wel eens steken vallen. Bij een Macan uit de testpool zag ik de motorkap op de rechterflank een tikje naar buiten steken. De naden liepen niet kaarsrecht. Had Dacia niet moeten flikken, dan was het zie-je-wel van ons beroepsschrijvers niet van de lucht geweest. Want wij blazen net zo hard met de fanfare mee.
Moeten we eens mee ophouden. Ik hoef geen Hoogwaardig Aanvoelende Materialen, ik wil net als 90% van de Nederlandse rijders alleen maar dat ze degelijk zijn verlijmd, gestikt en vastgeschroefd. En verder wil ik gewoon lekker rijden, ok?
Ik had te doen met die Jeep-jongen. Hij moest van zijn baas.
Bespaar me je geouwehoer, dacht ik, verkoop een auto die het doet, dat is al zwaar genoeg. Dat zuig ik niet uit mijn duim hoor. Ik kom toch best veel premium tegen in de aanhoudende nieuwsstroom over terugroepacties. Dus maak het eerst maar eens waar.

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.