Test: Jaguar X-type 2.0D (2003)
Katje spint als vanouds
Dieselen is in. We zien steeds meer auto's die 'andere' brandstof tanken, gewoon omdat het bepaalde voordelen heeft. En dus zien we van heel klein naar groot, van MPV naar sportief diesel. Dan kan zelfs Jaguar niet achterblijven.
Jaguar is ook maar een gewoon bedrijf. Aan het eind van de dag moeten er wel een paar eurootjes verdiend zijn om alle mondjes te kunnen voeden. Dus als de consument je X-Types niet koopt omdat er geen dieselmotor is te krijgen, ga je natuurlijk als de sodemieter op zoek naar zo'n zelfontbrander. En dan moet je je natuurlijk niet druk gaan maken om de gefronste wenkbrauwen van de 'liefhebber': 'n Diesel? In een Jag? Zo'n ratelend en walmend geval? Dat nooit!'
Ook een V6
We gaan even terug in de tijd. Vijf jaar geleden kondigden Ford en PSA (Peugeot/Citroën) aan te gaan samenwerken op dieselgebied. De eerste vruchten van die samenwerking zijn inmiddels geplukt. Van de gezamenlijk ontwikkelde 1,4-liter dieselmotor zijn er al 500.000 geproduceerd. Het is de 1.4 die we onder andere aantreffen in de Ford Fiesta, de Citroën C3 en de Peugeot 307. Daarnaast omvat het programma een 1.6, een 2.0 (beide viercilinders) en nu dus een V6. Het is geen 'verdieselde', bestaande zespitter. Het gaat om een totaal nieuwe motor, waarvan het cilinderblok is gemaakt van Compacte Graphite Iron. Een lichte en zeer stijve staallegering. Er zullen jaarlijks 150.000 van deze motoren in Dagenham worden geassembleerd. Uiteraard zal niet alleen Jaguar van deze motor gebruik maken, hoewel dat merk er als eerste van profiteert. Vanaf het begin is uitgegaan van een motor die zowel dwars als in lengte gemonteerd kan worden. We zullen 'm dus ook gaan zien in topmodellen van Peugeot en Citroën, evenals in de merken van de Ford Motor Company.
De nieuwe V6 heeft een blokhoek van zestig graden, is voorzien van twee turbo's, vier nokkenassen en vier kleppen per cilinder. De inspuiting van de brandstof geschiedt volgens het common rail-principe (1.650 bar), met twee voorinjecties, een hoofdinjectie en twee na-injecties. Een krachtbron die op papier veel belooft en bijna hetzelfde aantal newtonmeters koppel naar de achterwielen stuwt als de 4.2 V8 uit de S-Type. Voor de nieuwe XJ is deze motor echter onder de maat. Naar het zich laat aanzien, wordt er voor deze auto een V8 diesel ontwikkeld, die ook dienst zal doen bij Land Rover. Officieel is hier nog niets van bekend, maar het is een logische stap. De X-Type, waarvan de verkopen tegenvallen, is als eerste Jaguar aan de beurt om met een D op het kofferdeksel door het leven te gaan. De tweelitermotor die deze auto krijgt, kennen we uit de Ford Mondeo. En met die auto kunnen we nu voor het eerst rijden.
Vanzelf stiller
De allereerste Jaguar met diesel. De tweeliter in de X-Type komt dus uit de Mondeo. 'Maar', haast Jaguar zich te zeggen, 'wij hebben er nog aan gesleuteld om 'm aan het karakter van een Jaguar aan te passen'. Lees: Jaguar heeft aan de computer zitten rommelen om de prestaties van de motor te optimaliseren.
Hij heeft uiteraard common rail-inspuiting en een turbo met variabele geometrie, dat zorgt voor een breder toerengebied voor het koppel. De trekkracht bedraagt 330 Nm en het vermogen is 130 pk. Een van de wijzingen is de combustion noise sensor, een sensor die letterlijk luistert naar de verbranding en desgewenst de injectoren kan aanpassen als het er wat lawaaiig aan toe gaat.
Beer is los
En stil is het zeker. In de auto hoor je nauwelijks iets van de motor en zelfs als je eens flink optrekt, is er van geluidshinder geen sprake. En bij de toerentallen die je in de praktijk gebruikt (zo tussen de 2.000 en 2.500 tpm) spint de kat als vanouds.
In principe heb je altijd een heel groot gedeelte van die 330 Nm koppel voorhanden en dat betekent dat de auto zonder al te veel schakelen bestuurd kan worden. Alleen bij wegrijden lijdt de Jaguar even aan traagheid, maar zodra de toerenteller 1.700 tpm is gepaseerd, is de spreekwoordelijke beer weer eens los. In iets minder dan 10 tellen zit de 1.500 kg zware auto op de honderd en de top ligt net boven de 200 km/h. De vijfbak schakelt prima, maar de besturing is naar onze smaak wat te vaag. Er zit niet veel gevoel in en op de Duitse Autobahn merkten we dat vanaf zo'n 140 km/h het gevoel echt wegholt en je niet met een zeker gevoel achterblijft.
Met name door z'n stille karakter heeft de X-Type 2.0D indruk gemaakt. En z'n instapprijs van 34.900 euro is niet eens zo gek: dieselen in de BMW 3-serie kost ten minste € 33.350 en bij de Audi A4 bij € 33.890. De X-Type 2.0D is vanaf september leverbaar en dan gaat meteen modeljaar 2004 in, waarbij er wat kleine wijzingen doorgevoerd worden. Niets schokkends: hoofdzakelijk nieuwe kleuren en bekledingen.