Ferrari 360 Spider

La Splendida

Ferrari 360
AutoWeek 2000 week 32
AutoWeek 2000 week 32

Je leest het in AutoWeek 2000 week 32

Zet tien autofanaten op een rij en vraag wat het ultieme automerk is. Zeven, misschien wel acht zullen 'Ferrari' antwoorden. Vraag ze vervolgens wat hun ultieme soort auto is. Goeie kans dat ze allemaal 'Cabrio' roepen. Alle dromers kunnen wakker worden: de Ferrari 360 Spider is er.

Oops, they did it again - wéér heeft Ferrari het voor elkaar. Eerst zetten ze met de 360 Modena een auto neer waarvan iedereen dacht dat het niet oogverblindender kon. En vervolgens delen ze de nekslag uit met een cabrioversie die zo mogelijk nóg fraaier is. Eigenlijk kon je erop rekenen - ze flikten het al eerder met de Daytona, de 348 en 355, om maar een paar voorbeeldjes uit het stinkend-rijke cabrioverleden van de Italianen te noemen. En toch word je wéér verrast door je eigen weke knieën als je eenmaal oog in koplamp met de 360 Spider staat. Pininfarina moet er doodmoe van zijn - hij heeft al zoveel veren in z'n achterwerk, dat zitten voor hem volstrekt onmogelijk is. En voor dit meesterwerk komt er net zo makkelijk nog een setje bij. Gefeliciteerd!

Niet hóe, maar dát

Ferrari's doelstelling voor de 360 Spider was even simpel als ingewikkeld: de open versie moest net zo goed, en als het even kon nog beter worden dan z'n dichte broer. We zullen u op deze pagina's niet gaan vermoeien met eindeloze technische verhandelingen over hóe ze dat hebben gedaan, maar volstaan met de nuchtere en verbijsterende constatering dát ze het hebben gedaan. Een cabrio heet per definitie minder stevig dan een coupé te zijn, maar het heeft er alle schijn van dat deze stelling nu van Ferrari een graf met een mooi zerkje heeft gekregen. Wonder boven wonder hebben de Italianen maar 60 kilo extra materiaal nodig gehad voor én een aardbevingbestendige carrosserie én een elektrische kapconstructie. Wat allicht een klein beetje gescheeld heeft, is het feit dat het achterruitje van de Spider niet van glas, maar van plastic is. Waarmee we meteen het enige minpunt van de 360 Spider gehad hebben. Komt goed uit, kunnen we lekker verder met de superlatieven.

Klemloos klemvast

Wie denkt dat andere merken vaker 'ter inspiratie' naar Ferrari kijken dan andersom, komt in het geval van de 360 Spider overigens bedrogen uit. Saillant detail is namelijk dat Ferrari kennelijk toch wel érg jaloers was op de sublieme kapconstructies van Porsche en Mercedes. En zeker gezien de niet altijd even denderende ervaringen met de duurzaamheid van de hoedjes van de 355, heeft Ferrari bedacht dat het niet zo'n slecht idee was de firma Car Top Systems (een joint-venture van Porsche en Mercedes) eens in te schakelen voor het ontwerp van de kap. En dat is geen slecht idee geweest. De kap gaat nu volledig automatisch - je hoeft geen klemmen meer vast te zetten of iets dergelijks - in 28 seconden open of dicht. Daarnaast is er nog nooit een Ferrari Spider geweest die zó weinig last heeft van windgeruis met de kap dicht als de 360. Hij is trouwens in vier kleuren leverbaar - die kap dan, want de auto zelf is (tegen een passende vergoeding, reken op een mille of 15) in elke denkbare kleur te krijgen.

Vorm over functie

Nog heel even over dat plastic achterruitje. Als het per se 'de beste kap ooit' moest worden, waarom hebben ze dan niet een echte ruit gemonteerd? Simpel: kon niet. Tenminste, niet als je de motorkap vrij wilde houden. En dat was een absolute voorwaarde. Wát er ook gebeurde, de Italianen stonden erop dat ook de motor van de Spider, net als die van de Berlinetta, zichtbaar moest zijn. De zinnen waren gezet op een vitrine-achtig geheel en als Ferrari iets wil, dan gebeurt het ook. Wat betekende dat de ruit niet van glas kón zijn - zou niet passen. Extreem mooi zijn of 'n béétje pijn lijden? Dan maar het laatste. Aan de andere kant: pijn lijdt alleen degene die níet in de 360 Spider zit...

Binnen en toch buiten

De 'gewone' Modena is al onbetwistbaar één van de beste, zo niet de beste sportauto in dit melkwegstelsel. De 360 Spider gooit daar nog een schepje bovenop. Waarom? Eén woord: zintuigen. We weten nog goed dat we een keer een dag lang Modena gereden hadden en volkomen voldaan de sleutels overhandigden aan de zelden volprezen Sandor van Es. Loom leunden we tegen een Fiat Multipla die toevallig in de buurt was. En dat was meteen de enige keer dat we oprecht blij waren met een Multipla, anders waren we letterlijk steil achterovergeslagen toen de langsglijdende Van Es het gas er eens goed op zette. Wát een geluid! Totaal, maar dan ook echt totaal anders dan we het zelf in de cockpit van de Ferrari hadden mogen ondergaan. Tuurlijk, dat was prachtig, diep grommend en hoog jankend, maar dít... Dat ultrahoge metalige Formule 1-gehuil hoor je dus pas als je buiten staat! Of... als je in een Spider rijdt - het beste van beide werelden, dus.

Burn, baby, burn

Daarnaast kun je in zo'n open auto natuurlijk veel beter genieten van de lucht van de koppeling die je aan het opbranden bent. Dat wil zeggen, als u gekozen hebt voor de handmatige zesbak. U zou in de minderheid zijn, want de stevige meerprijs van zo'n f 24.000(!) schijnt voor zo'n 70 procent van de klanten niet het minste beletsel te zijn om voor de F1-schakeling te kiezen. U weet wel, schakelen à la Schumi, met van die peddels achter het stuur. De software daarvoor schijnt enigszins te zijn 'gereherprogrammeerd', waardoor de bak nu sneller overschakelt. Hebben we niet echt kunnen constateren, maar 't ging dan ook al redelijk rap. Wat jammer genoeg ook redelijk rap ging, was het inschakelen van de tractiecontrole. 't Is wel zo leuk als je niet onmiddellijk tot de orde wordt geroepen als je 'ns wat meer macho door de bocht wil. Begrijpelijk is het wel; we denken niet dat veel Ferrari-eigenaars zitten te wachten op glijpartijen. En mochten ze dat wel doen: het systeem kan ook uit.

Véél trager

Laatste zintuig dat in de Spider uiteraard meer geprikkeld wordt dan in de Berlinetta: de huid. Hoewel ook hier weer een dik compliment uitgedeeld kan worden, want het is opmerkelijk hoe weinig last je van de wind hebt. 't Windschotje tussen de fraaie rolbeugels mag dan klein en vrij onopvallend zijn, 't verricht bergen goed werk. Voor de rest is de Spider verregaand identiek aan de coupé: dezelfde gruwelijke 40-kleps 3,6-liter V8-motor van 400 pk, hetzelfde onderstel en hetzelfde interieur. Door die 60 kilo extra gewicht is de Spider natuurlijk wel véél langzamer: hij gaat in 4,6 seconden naar de 100, 0,1 seconde trager dan de dichterik. Zucht. De topsnelheid is ongewijzigd: om Ferrari te citeren 'within a whisper of 300 km/h.' Leuk idee trouwens: zouden we toch eens moeten proberen, 300 in een open auto...