De originele volkshelden tegen elkaar: Ford Capri vs. Opel Manta

2.3 V6 tegen een 2.0 GSi

Opel Manta GSi vs. Ford Capri

Uiterlijk en prijs zijn altijd de voornaamste argumenten geweest bij de aanschaf van een nieuwe auto. Met de Capri bood Ford in 1969 een onweerstaanbare combinatie van een spectaculair koetswerk en een aantrekkelijk prijskaartje. Samen met de Opel Manta stuwde die de betaalbare coupé daarna op in de vaart der volkeren. Vandaag staan de aartsrivalen opnieuw tegenover elkaar, waarbij er meer wederzijds respect is dan ooit tevoren. Een confrontatie tussen volkshelden waarvan de naam tot groot verdriet van liefhebbers terugkeert op nieuwe elektrische auto’s. De nieuwe Capri is er al, er komt ook een nieuwe Manta, maar daar zullen we het verder niet over hebben.

In het heetst van de strijd is er weinig ruimte voor nuance en objectiviteit. Er waren tijden dat ik als aanhanger van een bepaalde Rotterdamse voetbalclub geen goed woord over had voor een bepaalde club uit Amsterdam. Nu ik ouder ben en wat beter afstand kan nemen, kan ik niet anders dan respect hebben voor de prestaties van de desbetreffende club. Het zal nooit míjn club worden, maar je kunt niet ontkennen dat ze best aardig kunnen ballen. Trek je een parallel naar autoland, dan lijken er soortgelijke, ogenschijnlijk onverenigbare kampen te bestaan. Je zou er een socioloog op moeten loslaten om het waarom achter de rivaliteit tussen de Capri- en Manta-kampen te verklaren. Dat bewaren we voor een andere keer. 

Opel Manta GSi vs. a href=

Capri was voor Europa wat Mustang voor VS was

The car you always promised yourself’ is de leus waarmee Ford de Capri in 1969 aanprijst, waarmee overduidelijk wordt ingespeeld op de onderbuikgevoelens van jonge vaders die misschien wel een klein beetje terug verlangen naar hun onbezorgde vrijgezellentijd. Voor hen is het een kwestie van hun wederhelft er op het juiste moment met de juiste argumenten van zien te overtuigen dat een Capri de auto’s is die ze nodig hebben. Ford geeft zelf alvast een voorzetje door melding te maken van de gunstige prijsstelling en het feit dat je er vier personen in kwijt kunt. Laatstgenoemd argument wordt in de advertenties gevisualiseerd door een appetijtelijke jongedame die haar lange, slanke benen welhaast kan strekken achter de passagiersstoel, die overduidelijk helemaal naar voren is geschoven. Wat maakt het uit: de consument valt als een blok voor de charmes van de Capri, zoals de Amerikanen een paar jaar daarvoor massaal voor de bijl gingen toen de Mustang zijn entree maakte. Niet geheel toevallig zijn beide auto’s op dezelfde leest – een spectaculair koetswerk, eenvoudige techniek, sportieve ambities, praktische bruikbaarheid en een aantrekkelijk prijskaartje – geschoeid en wordt door de marketingafdeling op dezelfde sentimenten van het – mannelijke – koperspubliek ingespeeld. 

Opel Manta GSi vs. Ford Capri

Aangespoord door het succes van de Capri springen de reclamejongens bij Opel enthousiast op de door Ford in gang gezette trein met kreten als ‘Waarom zouden vrijgezellen alle lol moeten hebben?’, ‘Voor de geboren automobilist’ en ‘Wild and beautiful for five’, waarbij soms opzichtig wordt geflirt met het pre-gezinstijdperk. Manta- en Capri-mannen moeten sterk in zijn schoenen staan. Opvallend is dat de vrouwelijke verleiders een decennium later het veld hebben geruimd en Ford en Opel eigenlijk alleen nog aandacht vragen voor de rijeigenschappen en prestaties van hun blue collar-coupés. Want dat zijn de Capri en de Manta uiteindelijk in hart en nieren: sportwagens voor het volk. Hoe je ze aanprijst, maakt eigenlijk niet zo veel uit. 

Ford Capri

Capri uit 1982, dus na de laatste facelift

Wanneer de Capri uit deze test voor het eerst op kenteken wordt gezet, is het 1982 en zit het model in de herfst van zijn carrière. De facelift van een paar jaar eerder heeft nog voor een onverwachte opleving van de verkoopcijfers gezorgd, maar de koek begint langzamerhand op te raken. Aan de basisvorm van de Capri is in al die jaren weinig veranderd; hij is nog altijd laag, rank, stoer en in zijn laatste verschijningsvorm zelfs een tikkeltje dreigend. Het lichtblauw staat hem geweldig, zeker in combinatie met dat zwarte vinyl dak. Aan het uiteinde van de oneindig lange motorkap buigt het metaal een beetje naar beneden, als een afdakje boven de vervaarlijk starende dubbele ronde koplampen, zoals de Manta A die ook had. Daar heb je geen aftermarket-booskijkers voor nodig!

Opel Manta GSi vs. Ford Capri

Manta stond voor spoilers

Met zijn grote rechthoekige lampen kijkt de Manta B vrolijk en onbekommerd de wereld in. Ondanks zijn potente, op de Manta 400 geïnspireerde spoilerset moet hij bij het wedstrijdje ‘indruk maken terwijl je stilstaat’ toch echt zijn meerdere erkennen in de Capri. Toch deugt ook het hoekige basisontwerp van de tweede generatie Manta aan alle kanten en is er geen auto die er zo ongegeneerd voor uitkomt dat zijn wiegje in de eighties stond. Hét tijdperk om met spoilers en skirts te verhullen dat de houdbaarheidsdatum van een model in zicht begint te komen …

Opel Manta GSi

Ruitjesbekleding van GT/E naar GSi overgegaan

Trek het portier van de Manta open en de ruitjesbekleding werpt je pardoes weer terug de seventies in. Niet zo vreemd, 1975 kenmerkte tenslotte de wissel van Manta A naar Manta B. Dit interieur hoort eigenlijk bij een GT/E, zoals de GSi eerst heette. Blijkbaar moesten ze nog een rol stof opmaken, vandaar dat de eerste serie GSi’s dezelfde bekleding heeft als de GT/E’s.  Zonder de zwarte stof van de wangen te beroeren, laat ik me op de lange, vlakke zitting van de sportstoelen zakken. En eerlijk is eerlijk: die stevige wangen zorgen voor prima zijdelingse steun. Het dikke vierspaaks Irmscher-sportstuur is één van de weinige niet-originele onderdelen van deze Manta, die niet alleen onderhuids sterk op de Ascona B leunt, maar waarvan Opel ook het dashboard nagenoeg één op één overnam. Begrijpelijk uit kostenoogpunt, maar voor een sportieveling als deze GSi is het nu niet het meest sprankelende uitzicht, al doen de ‘digitale’ cijfertjes op de wijzerplaten van snelheidsmeter en toerenteller hun best om er nog wat van te maken.           

Opel Manta GSi

Aan boord van de Capri is het allemaal wat knusser en kleurrijker van in de Manta. Het blauwe thema van de buitenkant wordt doorgetrokken op het meubilair, het tapijt en op de portierbekleding. De stoelen zijn zo zacht als fauteuils en het grote tweespaaks stuurwiel is geen toonbeeld van sportieve intenties. Gelukkig wordt dat gecompenseerd door lekker veel ronde tellers en meters, die zijn ondergebracht in een rechttoe-rechtaan dashboard met zilverkleurige afwerking. Al met al ontstaat er zo toch een sportiever sfeertje dan in de wat zakelijker ingerichte cockpit van de Manta. 

V6 Capri is heel stil

Ware sportiviteit zit hem echter niet in de aankleding van het interieur. Daarvoor zullen we om te beginnen de motoren moeten starten. O, wacht even, de Capri loopt al. Wat is die zescilinder stil, zeg! Alleen als we ons heel goed concentreren, horen we de V6 zijdezacht spinnen. Wat een verschil met de Manta, die als een briesende hooligan in de hekken springt zodra je de contactsleutel omdraait. De metalig klinkende vierpitter stoot korte blafjes uit en gromt dreigend uit zijn roestvrijstalen Groep N-uitlaat. Stationair draait hij een beetje onregelmatig, zoals raceblokken dat doen. Deze tweeliter is niet helemaal standaard meer. Standaard levert hij 110 pk en destijds was hij al best bijzonder door zijn multipoint-injectie. Zoals wel vaker met auto's in die tijd is er behoorlijk aan geknutseld. Op dit exemplaar zit een Irmscher-nokkenasset, een verstelbaar nokkenastandwiel, een andere benzinedrukmeter, een uitgehoond gasklephuis en een grotere inlaat voor het luchtfilter. Daardoor is het vermogen gestegen naar 136 pk.

Opel Manta GSi vs Ford Capri

Capri 2.3 V6 heeft met standaard GSi al moeite

Netjes, al maakt dat de 114 pk sterke Capri eigenlijk al bij voorbaat kansloos. Er is maar één manier om daar achter te komen. Ik leg de wat ‘rubberig’ aanvoelende pook in z’n één en geef de Manta de sporen, geheel volgens Christiaans levensmotto ‘half gas is geen gas’. Voorin brult de heerlijk mechanisch klinkende viercilinder het uit en hoewel de schakelbewegingen niet heel exact aanvoelen, laat de pook zit uiteindelijk toch behoorlijk trefzeker in het juiste verzet leggen. Die door de fabriek opgegeven 0-100-tijd van tien seconden gaat er in elk geval gemakkelijk aan. Naar huidige maatstaven is de voorwaartse versnelling allerminst indrukwekkend, maar het is het uitgebalanceerde totaalpakket dat ervoor zorgt dat je toch het gevoel hebt dat je Ari Vatanen zelf bent. Het onderstel van de Manta is, geholpen door een set Bilstein-dempers van een i200, lekker stevig, maar gelukkig niet plankhard. Overhellen in de bochten doet hij uiteraard wel, maar het blijft mooi binnen de perken. De besturing is onbekrachtigd en geeft mede daardoor genoeg feedback. Ik kan me voorstellen dat deze GSi zijn eigenaar regelmatig verleidt tot een lekker potje boenderen. Hoppa, volgas die bergpas op, met de vierpitter lekker hoog in toeren en dan dansend en schuivend van bocht naar bocht knallen. Heerlijk.

Opel Manta GSi

Capri gewoon lekker op koppel rijden

Uit eerdere berichtgeving heb je misschien al wel afgeleid dat de Capri uit ander hout is gesneden. Zijn 2,3-liter V6 mag dan op papier ongeveer dezelfde cijfers laten noteren voor vermogen, koppel, 0-100-tijd en topsnelheid, de manier waarop hij zijn kunsten etaleert, verschilt als dag en nacht van de lichtelijk opgefokte manier waarop de Manta zich gedraagt. Bij de Capri heeft het geen enkele zin om het toerental boven de 5.000 te laten stijgen, en de gemoedelijke zespitter nodigt daar ook helemaal niet toe uit. Deze motor moet je gewoon lekker rustig zijn ding laten doen, terwijl je ondertussen, relaxed weggezakt in de blauwe stof, de fijne vijfbak bedient. 

Ford Capri dashboard

Het GT-achtige karakter van deze coupé wordt benadrukt door het comfortabele onderstel, wat tevens betekent dat de Capri aanzienlijk meer deint over hobbels, meer duikt bij het remmen en meer overhelt in de bochten dan de afgetrainde Manta. De stuurbekrachtiging had achterwege kunnen blijven: de communicatie met de voorwielen wordt er niet beter van. Opvallend is tot slot de zitpositie, waarbij je het dunne stuurwiel min of meer tussen je benen hebt geklemd. 

 

Ford Capri vs Opel Manta

Als het op rijeigenschappen aankomt, bevestigt zowel de Capri als de Manta onze vermoedens: een potente, goedmoedige kilometervreter en een pittige, uitdagende scheurneus. Raar eigenlijk dat er nooit een écht hitsige Capri is geweest, zeker als je bedenkt dat Ford er op de internationale circuits behoorlijk succesvol mee was. Opgepepte versies zoals de RS2600 en RS3100 of de exotische Tickford Turbo waren allemaal zescilinders en die hebben uiteindelijk toch een ander karakter dan een vierpitter. Omgekeerd is het opvallend dat Opel nooit een Manta V6 heeft gebouwd. Ook niet voor de Amerikaanse markt, waar een 1.9-viercilinder de meest indrukwekkende optie was. Misschien dat die verschillende keuzes van Ford en Opel hebben bijgedragen aan het imago van de Capri en de Manta en de verschillende groepen met fans: de opzwepende bravoure van de viercilinder versus de ingetogen kracht van de zespitter. De Capri- en Manta-fans mochten het dan misschien niet altijd eens zijn over elkaars keuzes, uiteindelijk behoorden ze allemaal tot dezelfde club: die van gewone, hardwerkende mannen die met een beperkt budget toch maar mooi een heuse ‘sportwagen’ reden. Eentje waarin ze zich eeuwig jong konden voelen. Het commentaar van je vrouw en het geblèr van de koters achterin? Dat nam je manmoedig op de koop toe.

Ford Capri

Je kunt de Capri zien als Fords Europese antwoord op de Amerikaanse Mustang: hetzelfde concept (een stoere, sportieve coupé gebaseerd op een doorsnee volumemodel), maar dan op bescheidener schaal uitgevoerd. Onder codenaam Colt wordt in 1964, het jaar dat de Mustang in de VS op de markt komt, de eerste aanzet gegeven tot de Capri, waarbij ook een voorstel van een coupé met kofferbak (à la Mustang) voorbij komt. Ford Engeland en Ford Duitsland slaan hierbij, net als bij de Escort, de handen ineen op het gebied van engineering en design. Over dat laatste onderdeel gesproken: de kenmerkende U-vormige achterste zijruit is een last-minute-aanpassing aan het oorspronkelijke, schuin afgesneden ontwerp van Philip T. Clark. Deze Amerikaan is ook nauw betrokken bij het design van de Mustang. De radicale wijziging wordt doorgevoerd na negatief commentaar van een testpanel, dat de achterbank als te claustrofobisch ervaart. Onderhuids is de Capri, die in januari 1969 in Brussel zijn publieksdebuut maakt, gebaseerd op de Escort en de Corsair. Er is een keur aan motoren beschikbaar, van een bescheiden 1.3 via een tweeliter V4 tot een dikke drieliter V6, waarbij de Duitsers en Engelsen hun eigen versies van de V4- en V6-motoren hebben. Een vierwielaangedreven Capri voor rallydoeleinden, een samenwerking met Ferguson, belandt in het ronde archief. Van de Capri V8, de Perana, worden er slechts een paar honderd gebouwd voor Zuid-Afrika. Net als zijn grote Amerikaanse voorbeeld is de Capri meteen een succesnummer, ook in de autosport doet hij het goed. Al spoedig haakt de Europese concurrentie aan met soortgelijke modellen: Opel is er in 1970 snel bij met de Manta en Renault volgt in 1971 met de 15 en 17. Volkswagen sluit pas in 1974 aan met de Scirocco. De eerste generatie Capri – de naam Colt was al gekaapt door Mitsubishi – loopt van 1969 tot 1974, in die periode worden er 1,2 miljoen exemplaren verkocht. De Mk2 krijgt grotere koplampen, een iets kortere motorkap, een ruimer interieur met een in twee delen neerklapbare achterbank en een praktische grote achterklep. Begin 1978 volgt de Mk3, die alleen nog in Duitsland wordt gebouwd. In de basis verschilt die weinig met zijn voorganger, maar hij is direct uit duizenden herkenbaar aan zijn ‘boos’ kijkende dubbele ronde koplampen, de brede, geribbelde achterlichtunits en de aan de zijkant doorlopende bumpers. Het is het laatste kunstje van de Capri, die links en rechts voorbij wordt gereden door heetgebakerde compacte hatchbacks, aangevoerd door de Golf GTI. Eind 1986 is het, na bijna twee miljoen stuks, einde oefening. Een echte opvolger krijgt hij nooit, op een paar halfzachte pogingen (Probe, Cougar) na.       

Ford Capri

 

Opel Manta

Terwijl Ford de trans-Atlantische vertaalslag maakt van de Mustang naar de Capri wordt bij General Motors gewerkt aan een ‘Europese Corvette’: de Opel GT, gebaseerd op de Kadett. Een leuk, compact sportwagentje, maar onpraktisch voor dagelijks gebruik. Van dezelfde ontwerper, de in 2020 overleden Erhard Schnell, komt daarop de Manta, die gebruik maakt van de techniek van de grotere Ascona. Diens hoekige, no nonsense koetswerk maakt plaats voor een wulpse carrosserie met sierlijke, afgeronde lijnen. Dubbele koplampen en dito achterlichten geven de Manta – vernoemd naar de manta-rog, uit dezelfde vijver als de (Corvette) Stingray – een stoer voorkomen. In september 1970, anderhalf jaar na de lancering van de Capri, maakt het publiek op het Timmendorfer strand aan de Baltische Zee voor het eerst kennis met Opels sportcoupé. Na het eerste volledige verkoopjaar staat de teller op 56.200 verkochte Manta’s. Niet slecht, maar minder indrukwekkend dan de entree die Ford maakt met de Capri. De Manta is, net als de GT en nog een paar andere Europese modellen, tot 1975 ook verkrijgbaar in de VS, waar de Opels een hoekje krijgen toebedeeld in de showrooms van Buick. Het motorenpalet bestaat uit louter viercilinders, die in slagvolume variëren van 1,2 (60 pk) tot 1,9 liter (105 pk). Een zescilinder zou niet hebben misstaan, maar verder dan de prototypefase is die nooit gekomen. Hetzelfde verhaal voor een turboversie van het 1.9-blok. In 1975 volgt de veel strakker en zakelijker gelijnde Manta B, die vanaf 1978 ook als hatchback verkrijgbaar is: de CC (Combi-Coupé). De dubbele ronde lampen aan voor- en achterzijde zijn ingeruild voor enkele, rechthoekige exemplaren en de 1.9 krijgt in 1979 gezelschap van een nieuwe tweeliter injectiemotor met hydraulische kleplifters, goed voor 110 pk en te vinden in onder andere de GT/E- en GSi-versies. In 1982 doet de optisch bijgepunte Manta B2 zijn intrede, met de brute Manta 400 (een homologatiespecial met 144 pk sterke 2,4-liter zestienklepper) als klapstuk. In de jaren die volgen, wordt het aanbod steeds kariger. Uiteindelijk staat alleen 2.0 GSi nog in de showroom. Halverwege 1988 wordt de productie na ruim een miljoen stuks (498.553 Manta’s A en 557.940 Manta’s B) gestaakt. Twee jaar later maken we kennis met zijn opvolger: de aalgladde Calibra, eveneens uit de pen van Erhard Schnell, die duidelijk met zijn tijd was meegegaan.  

Opel Manta GSi

Dit verhaal is eerder gepubliceerd in AutoWeek Classics

Lezersreacties (90) (gesloten)

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.

De discussie is gesloten.
Reageren is niet meer mogelijk.

Praat verder op het forum