Supershowroom: Jaguar XJ
Tijdloze Engelse charme?
Jaguar XJ Series I (1968)
Eind jaren '60 kreeg Sir William Lyons, de oprichter van Jaguar, steeds minder invloed bij Jaguar. Het merk stond op het punt om zijn onafhankelijkheid te verliezen en Lyons' pensioen lag niet ver weg meer. Zijn laatste grote daad bij Jaguar was de XJ, die grotendeels door hem werd ontworpen. De auto moest de opvolger van de Mark X worden en zou ook het gat moeten vullen van de verdwijnende S-Type en Mark 2. Het front van de auto deed nog veel denken aan de Mark X, maar en-profile en aan de achterkant was het duidelijk een veel moderner ontwerp. De auto werd geleverd als XJ6 met twee zescilinders op basis van de beproefde XK-motor; een 2,8-liter en een 4,2-liter. In 1972 volgde de eerste XJ met V12. Deze XJ12 had een 5,3-liter V12 onder de kap, goed voor een topsnelheid van 225 km/h. Destijds een astronomische snelheid voor zo'n grote vierdeurssedan. Een extra luxe versie van de toch al niet spartaanse XJ6 kwam in de vorm van de Daimler Sovereign. De XJ12 was als Daimler Double-Six verkrijgbaar.
Jaguar XJ Series II (1973)
In 1973 werd de auto licht gefacelift. De grille werd iets kleiner en de voorbumper kwam hoger te zitten. Hiermee kreeg de auto nog meer zijn eigen gezicht dan de nog veel op de Mark X lijkende neus van de Series I. Bij de Series II werd er ook een extra motor leverbaar; een 3,4-liter versie van de zescilinder XK-motor. De minst populaire motor, de 2,8-liter, verdween in 1975 uit de lijst. Net als zijn voorganger was de Series II als luxere Daimler Sovereign en Double-Six leverbaar, met als absolute toppers in luxe de Vanden Plas-uitvoeringen. Er kwam ook tijdelijk een carrosserievariant bij: de zeldzame tweedeurs coupé. De Series II wordt door liefhebbers vaak als de mooiste XJ gezien, maar helaas is het ook de slechtstgebouwde. Dit kwam door de noodlijdende Britse industrie, wat ook zijn uitwerking had op de bouwkwaliteit bij Jaguar's moederbedrijf British Leyland.
Jaguar XJ Series III (1979)
In 1979 werd het ontwerp - wat in de basis toen al elf jaar oud was - klaargestoomd voor de jaren '80. De chromen bumpers werden vervangen door rubberen exemplaren met een bescheiden chroomaccent. Daarnaast kreeg de auto verzonken handgrepen en grotere, complexere achterlichten. Onder de motorkap bleven de twee zescilinders en de V12 leverbaar. De 4,3-liter zescilinder en de V12 kregen injectie, maar de kleinste zescilinder moest het nog doen met carburateurs. In 1981 werd de V12 voorzien van een nieuw type cilinderkop, waarmee de auto 1,5 keer zo zuinig werd. Deze versie werd naast de gewone V12 als V12 HE verkocht. Naast de XJ6 was de XJ12 er vanaf 1983 alleen nog maar als de Jaguar Sovereign V12 HE. Daimler verkocht die auto als Double-Six. De naam Sovereign was vanaf 1983 voorbehouden aan de Jaguar XJ12.
Jaguar XJ XJ40 (1986)
In 1986 durfde Jaguar ineens een flinke gum door een groot gedeelte van het ontwerp van de XJ te trekken. Al jaren was British Leyland bezig met een nieuwe XJ, maar door veel vertragingen ging het doek er pas in 1986 van af. De auto was nog wel herkenbaar als XJ, maar had een lekker hoekig jaren '80 sausje over zich heen gekregen. De bouwkwaliteit werd flink verbeterd en de auto werd lichter en beter geïsoleerd. Halverwege de levensduur van de XJ40 werd Jaguar overgenomen door Ford, wat de bouwkwaliteit verder ten goede kwam. In eerste instantie was deze generatie er alleen met een nieuwe, door Jaguar ontwikkelde zescilinder, als 2,9-liter en 3,6-liter. De 2,9-liter verdween na een paar jaar al en in 1990 voegde Jaguar een 4,0-liter exemplaar toe. Vlak voor het einde van deze generatie kwam er weer een V12 beschikbaar als XJ12 en als Daimler Double-Six.
Jaguar XJ X300 (1994)
In 1994 deed Jaguar toch weer een stapje terug in het ontwerp. De rechthoekige koplampen en achterlichten van de vorige generatie maakten plaats voor exemplaren die weer leken op die van de Series III. Daarnaast kwamen ook de welvingen in de motorkap weer terug. Onderhuids veranderde er weinig. De zescilinders werden wel wat verder geoptimaliseerd, maar verder was de auto wezenlijk weinig veranderd. Wél nieuw onder de zon was de extra sportieve XJR met compressor. Dankzij die compressor op de 4,0-liter zes-in-lijn steeg het vermogen van 249 pk naar 326 pk. Goed voor een 0-100-acceleratie van 6,3 seconden en een topsnelheid van 250 km/h. Stevige cijfers voor een auto die richting de 1.800 kilogram aantikt op de weegschaal. De auto was er ook weer met V12. Later bleek dat dit de laatste XJ met een twaalfcilinder zou zijn. Hiermee eindigde ook de levensloop van de Daimler Double-Six.
Jaguar XJ X308 (1997)
Al na drie jaar vond Jaguar het tijd voor een bijpuntsessie van de XJ. Echt in het oog sprongen de wijzigingen niet; er veranderde vooral onder de motorkap iets grondig. Na bijna 30 jaar zescilinders kwam de XJ nu standaard met een V8 als krachtbron. Ook de V12 verdween uit het aanbod. De V8 was de vierde door Jaguar ontwikkelde motor in de historie van het merk en zou uiteindelijk zelfs zijn weg nog naar de Aston Martin V8 Vantage vinden. In de XJ was de motor er als 3,2-liter en als 4,0-liter. Net als de generatie ervoor was er ook weer een XJR, die dankzij een compressor 370 pk tot zijn beschikking had uit de 4,0-liter V8. De 100 km/h werd daarmee in een wel heel rappe 5,6 seconden bereikt, terwijl de auto nog steeds in de buurt van de 1.800 kilogram woog. Bij Daimler noemde ze hun XJ's de Eight of de Super Eight. Die laatste had de V8 met compressor.
Jaguar XJ X350 en X358 (2003)
Een nieuw decennium, een nieuwe ronde voor de XJ. In tegenstelling tot de XJ's uit de jaren '90, was deze XJ daadwerkelijk opnieuw getekend. Desalniettemin bleef de auto een onmiskenbare nazaat van de XJ uit 1968. Een XJ met alleen achtcilinders was blijkbaar misschien toch iets te radicaal anders, dus kwam deze generatie er ook weer met zescilinders. Weliswaar met V6, een 3,0-liter benzine en zelfs een 2,7-liter diesel, en niet met een zes-in-lijn. Toch was de grootste verandering er eentje die je niet zo één-twee-drie kon spotten: de carrosserie was volledig uit aluminium opgetrokken. Dit betekende natuurlijk een forse afvalkuur voor de grote sedan. De XJR, die deze generatie een 400 pk sterke 4,2-liter V8 onder de kap had, was net geen 150 kilo lichter dan zijn voorganger en had zodoende nog maar 5,3 seconden nodig om de 100 km/h te bereiken. In 2005 volgde Daimler pas met hun versie van de snelste XJ ooit; de Super Eight. Dit was de laatste Daimler tot op heden.
In 2007 volgde de laatste poging van Jaguar met het al bijna veertig jaar evoluerende design van de XJ. De auto werd ontdaan van zijn chromen accenten op de bumpers en kreeg een sportiever uiterlijk dan ooit tevoren. Critici waren van mening dat de houdbaarheidsdatum van het ontwerp nu toch echt wel overschreden was en dat de XJ met de X358-generatie in een soort identiteitscrisis was gekomen. Eerlijk is eerlijk, Jaguar verkocht al een tijdje veel minder XJ's dan ze lief was, dus zat er zelf ook wel een beetje mee in de maag. In zekere zin was het ook meer een soort facelift dan een nieuwe generatie, want zowel uiterlijk als onderhuis was de auto bijna hetzelfde als de voorgaande generatie. Vandaar dat we de X358 onder het kopje van de X300 scharen. Al na twee jaar, in 2009, werd er een punt achter de 41 jaar durende evolutie van de XJ gezet. Toen kwam Jaguar namelijk met een nieuwe generatie die voorgoed met het verleden brak.
Jaguar XJ X351 (2009)
In 2009 brak er een nieuw tijdperk aan voor Jaguar. Het stijlvolle maar toch ook wat conservatieve merk kwam op de proppen met een volledig nieuwe XJ. De auto leek in bijna niets op zijn oudere naamgenoten. Zijn kleinere broertje, de XF, had de wereld al opgewarmd voor een compleet nieuwe designtaal van het Engelse merk. In tegenstelling tot eerdere Jaguars, richtten de XF en nieuwe XJ hun pijlen duidelijk op de toekomst. Ook op motorengebied veranderde er veel. In het begin waren er de 5,0-liter V8 en de 3,0-liter V6 turbodiesel, later volgden een geblazen 3,0-liter V6 benzinemotor en zelfs een 2,0-liter viercilinder met turbo. Hoewel de aanduidingen Sovereign en de Daimler-modellen verdwenen, is er één belangrijke naam gebleven: de XJR. Die is met de supercharged 5,0-liter V8 extremer dan ooit tevoren. Met maar liefst 550 pk, een 0-100-acceleratie die maar 4,6 seconden duurt en een topsnelheid van 280 km/h, stuift de recent gefacelifte nieuwste XJ de toekomst tegemoet.