Onk-verzamelaar
Nummerbord voor zijn kop
Wat een autoliefhebber is, hoeven we hier echt niet uit te leggen. Maar wat is een kentekenliefhebber? Tijd voor een gesprek met Erik van den Eijnden, die is gezegend met een levendige fantasie, een zesde zintuig en een aanstekelijk enthousiasme. Dat leidde tot een register met inmiddels zo’n 85.000 origineel Nederlandse kentekens. Met een (nummer)bord voor zijn kop verzamelt Erik door tot hij 100.000 van deze ONK’s heeft – maar je mag ook Onkje zeggen.
‘Van binnen ben ik nog een kind”, zegt Erik van den Eijnden (56) met een brede grijns. Hij was zo’n kind dat met zijn opa door Helmond liep om auto’s te kijken. Op een zeker moment hield opa maar op met vragen of de kleine Erik het merk en type van de auto wist, want hij wist het toch altijd. De combinatie van een oldtimer met een origineel Nederlands kenteken had aldoor een magische aantrekkingskracht op Erik. “Ik vraag mij dan altijd af wat zo’n auto heeft beleefd en ik stel mij daar allerlei Hollandse taferelen bij voor. Dan zie ik voor me hoe de eigenaar 40 jaar geleden in zijn auto zat te genieten van een bakje patat.” Erik werkte lange tijd als verslaggever voor een lokale krant. Toen hij bezig was met een verhaal over een rotonde, reed daar een Fiat 127 uit 1978, met origineel Nederlands kenteken. “Toen vroeg ik mij zomaar af hoeveel er daarvan nog zouden zijn”, zegt Erik. Toen wist hij nog niet dat die lukrake vraag een enorm sneeuwbaleffect zou hebben.
ONKJES
Zelf had Erik op dat moment al een aardig archief met foto’s van wat hij inmiddels liefkozend ‘Onkjes’ is gaan noemen. “Dan ga je je afvragen hoeveel van die oude kentekens er nog zijn. Het leek mij interessant om daarvan een register te maken. Niet dat daar nu veel vraag naar was, maar nu het geheel steeds groter wordt en ook sneller groeit, neemt de belangstelling ervoor flink toe. Nadat ik wat foto’s op Facebook postte, ontstond er een groep die inmiddels uit ruim 500 leden bestaat en waarvan sommige mensen bijna nog fanatieker zijn in het vinden van Onkjes dan ik.” In zijn niet af latende ijver focust Erik zich op de kentekens met de eerste drie sidecodes. Deze geeft aan hoe de letters en cijfers zijn gegroepeerd. Sidecode 1 (XX-99-99) is gebruikt van 1951 tot en met 1965; sidecode 2 (99-99-XX) gold aansluitend tot en met 1973. Sidecode 3 (99-XX-99) hoort bij de periode tot en met 1978. In totaal zijn er hiervan nog zo’n 70.000 actieve kentekens over, weet Erik. “Dat is te overzien, niet?”
We spreken hem in het DAF-museum. Tijdens het gesprek loopt hij zwijmelend van het ene ONK-Dafje naar het andere. “Een kenteken hoort bij een auto. Zonder dat kenteken vervalt de historie, daarom is dit kenmerk zo mooi. Al die kentekens vormen samen een kettingreactie van herinneringen. Dat merken we steeds vaker naarmate het aantal Onkjes in het archief toeneemt.”
18 UUR PER DAG
Voorbeelden van mooie Onkjes heeft Erik te over. “Zelf ben ik er misschien wel 18 uur per dag mee bezig. Als ik om half zeven opsta, is het eerste wat ik doe mijn laptop openklappen, om te zien of er nog Onkjes zijn bijgekomen. Ik werk als taxichauffeur en rij zo’n 120.000 kilometer per jaar. Dat betekent dat ik onderweg nog wel eens wat tegenkom. Ik heb er een soort zesde zintuig voor, dat mij vertelt in welke zijstraatjes ik een Onkje kan vinden. Zo kwam ik ooit in een straatje waar een Citroën DS stond. Ik had het gevoel dat ik die auto al kende, en thuis in mijn archief bleek dat ik van diezelfde auto een foto uit 1975 had gevonden in een beeldbank.
Ooit fotografeerde ik een BMW bij iemand in een schuur. Toen ik die foto op internet zette, kreeg ik een bericht: die BMW bleek van de vader van de berichtschrijver te zijn geweest. Over vaders gesproken: in 1988 ging ik met een vriend naar een klassiekerevenement en daar stond de Renault 16 geparkeerd die van mijn vader was geweest: de 72-NK-13.
Soms fotografeert Erik auto’s waarvan hij al oude foto’s in het archief heeft, zoals deze DS. Misschien is mijn verzamelwoede daar wel ontstaan, geen idee. Dankzij de ONK’s heb ik mijn echtgenote kunnen herenigen met haar oude Toyota Celica. Die was ooit wit, maar nu is-ie groen. Zonder kenteken hadden we die auto nooit herkend. Zo belangrijk is dus een nummerplaat!”
WAAR STOPT HET?
Het nieuws van Eriks hobby snelt hem vooruit. In zijn taxi rijdt hij veel zakelijke klanten, die hij weet te besmetten met zijn enthousiasme. “Regelmatig sturen mijn klanten foto’s via de app. Er was zelfs iemand die tussen 2.000 oude dia’s van zijn vader maar liefst 150 afbeeldingen met ONK’s vond. Daar ben ik heel dankbaar voor. Het zegt ook maar weer wat een kenteken kan losmaken!” De belangrijkste vraag in dit verhaal stelt Erik zichzelf ook: waar stopt het? Erik zucht eens. “De psychologische grens ligt bij 100.000 Onkjes.
Ik heb een nieuwe uitdaging gevonden in beeldbanken. Daar is nog veel moois te halen; in straatbeelden uit de jaren 50, 60 en 70 staat altijd wel een auto. Ik kijk stiekem ook al naar sidecode 4, dat is XX-99XX, die tot en met 1991 is gebruikt. Daar bestaan er nog veel van. Een einddoel heb ik niet, je kunt onmogelijk alle 8 miljoen kentekens in je archief hebben. Het lijkt me wel leuk om een meeting te organiseren, met Onkjes tot 1980 ofzo. Veel werk, maar zeker leuk. Maar zelfs dat is niet het doel.
Het is gewoon een hobby die ons lekker bezighoudt en waaraan we plezier beleven. Dat plezier zit veel meer in kleine dingen. In een kennis die ND-00-01 heeft, het allereerste landelijke kenteken uit 1951. Of in een foto met een Fiat 850 Sport Spider, waarvan we ook het opvolgende kenteken in het archief blijken te hebben. Daar word ik vrolijk van. Misschien vinden mensen het gekkenwerk, kan ik mij best voorstellen. Maar zot zijn doet geen zeer!”
HET NEDERLANDSE KENTEKEN
Het kenteken is nodig om auto’s te kunnen herkennen en eigenaars of bestuurders te kunnen achterhalen. Die behoefte ontstond kort nadat de eerste auto’s, eind 19e eeuw, op de weg verschenen. Politieagenten, die toen nog vertrouwden op de fiets en de benenwagen, konden de snelle auto’s niet bijhouden. Ze moesten een houvast hebben om de vermaledijde bestuurder die ze zochten te kunnen achterhalen. De oplossing, een rijvergunning, kwam er in 1898. Aanvankelijk was dat een zaak voor de gemeente, maar het duurde niet lang voor er een woud aan papierwerk en vergunningen ontstond. In 1906 werd het kenteken een provinciale aangelegenheid. Aan de letter in het kenteken kon je zien waar een auto vandaan kwam: de A stond voor Groningen, de K voor Zeeland, de L voor Utrecht en de P voor Limburg.
Ondertussen groeide het autoverkeer als kool, en werd het de normaalste zaak van de wereld om de provincie te verlaten en de wijde wereld in te trekken. Dus werd op 1 september 1949 de RDW, een nakomeling van het ministerie van Verkeer en Waterstaat opgericht. Die had een duidelijk levensdoel: de dienst moest zich bezighouden met de afgifte van kentekenbewijzen voor motorrijtuigen en het keuren van voertuigen. Het landelijke kentekenregister werd in 1951 ingevoerd; vanaf dat moment was het kenteken voertuigggebonden. Letters en cijfers werden geordend in de zogenaamde sidecodes. Inmiddels zijn we bezig aan sidecode 10. Kentekens waren aanvankelijk donkerblauw met witte letters, maar in 1975 deed het nu zo vertrouwde geel-metzwart zijn intrede. In ‘78 werd het verplicht.
Dit artikel is gratis te downloaden in PDF-formaat. Hiervoor maak je eenmalig een AutoWeek account aan, waarna je onbeperkt uit het AutoWeek archief kunt downloaden.