Hoe de eerste Aston Martin V8 Vantage met kunstgrepen tot stand kwam
Weg naar het snelle geld
Soms was de financiële situatie bij Aston Martin dermate penibel dat er kunstgrepen aan te pas moesten komen om het schip drijvend te houden. In de jaren 70 werd puur om die reden de historisch beladen aanduiding Vantage maar eens afgestoft. De Aston Martin V8 Vantage ging 45 jaar geleden in productie en in december 1989 werd die gestaakt. Totale oplage: 356 exemplaren.
Vanwege de zeer kostbare en begeerlijke auto’s die het maakt, lijkt bij een merk als Aston Martin alles te glimmen en te glanzen, maar achter de schermen was het beeld vaak tegenovergesteld. Nadat het in 1974 en 1975 onder curatele had gestaan, poogde Aston Martin door de leegverkoop van een magazijn met afgedankte, soms zelf experimentele onderdelen wat verse ponden in kas te krijgen. Dan kon de fabriek tenminste weer behoorlijk gaan draaien. Intussen was een handvol technici buiten het zicht van de directie aan de slag gegaan om de V8, het enige model van het merk, te verbeteren. Dat leidde tot het inzicht dat ze er net zo goed een nieuwe Vantage-uitvoering van konden maken; met een handvol betrekkelijk eenvoudig door te voeren aanpassingen zou die snellere versie naar verhouding meer geld in het laatje brengen.
En zo geschiedde. De 5,3-liter V8 kreeg grotere inlaatkleppen, andere nokkenassen en een aangepast uitlaatsysteem, waardoor het vermogen klom van 320 naar 375 pk. Ook belangrijk waren de aerodynamische wijzigingen. De mannen bedachten zelfs een kloeke voorspoiler om af te rekenen met de hevige opwaartse druk waarmee de voorzijde van de standaard V8 kampte, terwijl een gesloten grille en een grotere achterspoiler de stroomlijn moesten verbeteren. In de windtunnel werd eerst de standaardauto gemeten, waarna een test volgde met hetzelfde model waaraan alle nieuwe appendages waren gemonteerd. Het resultaat was zeer bevredigend, want alle ‘lift’ was verdwenen en de luchtweerstand bleek tien procent lager. De man die de standaardauto naar de windtunnel had gereden en met de nog steeds gemonteerde spoilers was teruggekeerd, meldde bij terugkomst bij de fabriek opgetogen dat de topsnelheid met tien mijl per uur was toegenomen en dat bovendien de stabiliteit van de auto flink was verbeterd. Niet gek voor een uit nood geboren model, dat zich pardoes als de snelste ter wereld kwalificeerde. “Aston Martin wilde nu eenmaal de snelste seriewagen bouwen”, zo lezen we in een verslag uit 1978. Maar niet heus. Ook de afdeling public relations had uitstekend werk geleverd.