De Vluchtstrook: Chrysler Airflow
Toch te afwijkend
Een nieuw jaar, een nieuwe rubriek! Na twee jaar hangen we ‘De Tweeling’ voorlopig aan de wilgen en wenden we ons tot ‘De Vluchtstrook’. Die fungeert in dit geval als toevluchtsoort voor auto’s en onderwerpen die hooguit zijdelings te maken hebben met het nieuws. Deze week: de Chrysler Airflow!
Dat de Airflow als eerste onderwerp voor De Vluchtstrook mag aantreden, komt uiteraard niet uit de lucht vallen. De naam ‘Airflow’ keert binnenkort terug op een concept-car die tijdens de Consumer Electronics Show in Las Vegas wordt gepresenteerd. ‘Airflow’ is al sinds de jaren 30 onlosmakelijk met Chrysler verbonden, al was de Chrysler Airflow zeker geen langlopende modelreeks.
De auto stond tussen 1934 en 1937 in de Amerikaanse showrooms, maar liet in die korte periode wel een blijvende indruk achter. Dat kwam vooral door de bijzondere koets, die door de naam ‘Airflow’ uiteraard al feilloos werd aangekondigd.
Deze grote, vooroorlogse Chrysler was één van de eerste auto’s waarbij de stroomlijn een belangrijke rol speelde bij het ontwerp. In de jaren 30 ging in de treinindustrie, scheepvaart, luchtvaart en zelfs architectuur veel aandacht uit naar gestroomlijnde ontwerpen en de Airflow was Chryslers antwoord op die trend. Daarbij ging het merk rigoureus te werk en werd er daadwerkelijk een windtunnel uit de kast getrokken.
Het merk had zich er vervolgens vanaf kunnen maken met een wat vlakker liggende voorruit, maar koos er in plaats daarvan voor om de tot dan toe bekende automobiel grondig te herzien. De motor werd naar voren geschoven, net als het passagierscompartiment. Het geheel werd overkapt door een sterk afgerond koetswerk met zelfdragende eigenschappen, een voor die tijd uiterst vooruitstrevende keuze. Koplampen en grille werden netjes in dat koetswerk weggewerkt, waar ze bij veel andere auto’s nog als losse elementen in en op de neus werden geplaatst. Door de brede neus konden de nog altijd ‘losse’ spatborden fors worden verkleind, terwijl hun nauwe aansluiting op de wielen de hoeveelheid turbulentie tot een minimum moest beperken.
Het resultaat was een auto die zijn tijdgenoten niet alleen qua stroomlijn, maar ook voor wat betreft wegligging en comfort wist te overtreffen. Zoals dat vaker gaat met revolutionaire auto’s werd het bijzondere ontwerp pas lang na zijn verdwijning echt op waarde geschat. Het koperspubliek uit de jaren 30 vond de Airflows kennelijk té controversieel en verkoos de iets voordeliger en traditioneler gelijnde modellen uit de Chrysler- en DeSoto-catalogi boven het revolutionaire stroomlijnwonder.