Sunbeam Sceptre

De Engelse auto-industrie was in de jaren vijftig in de ban van samenvoegingen. Je had de British Motor Corporation (BMC) en het Rootes-concern die meer en meer elkaar concurrent werden. Rootes stond daarbij voor de merken Sunbeam, Hillman, Singer, Talbot, Humber en Commer. En badge-engineering was - net als bij BMC - aan de orde van de dag. Sunbeam vormde daarin oorspronkelijk een middenklasse. Tamelijk sportief en exclusief, maar toch best bereikbaar. Maar die differentiering dreigde met de loop der jaren steeds meer te verdwijnen.

In 1963 werd er een nieuwe Sunbeam Rapier ontwikkeld, die op de valreep uiteindelijk toch als een ander merk werd onthuld: als Humber Sceptre. Dat was misschien al verwarrend, maar het werd nog veel vreemder toen er jaren later - het was 1970 - ook een Sunbeam onder de naam Sceptre werd geïntroduceerd. En van dat model bestond ook al een Humber-variant - eveneens Sceptre geheten. Het was een elegant-eenvoudig gelijnde auto met vier deuren en een grote kofferruimte. Binnenin was er ook ruimte genoeg. Onder de - eveneens forse - motorkap lag een viercilinder met dubbele carburateurs en een vermogen van 82 pk. Niet zo heel veel dus, maar een snelheid van 160 km/h moest niettemin haalbaar zijn. Vooraan trof je da ook bekrachtigde schijfremmen. Vanaf 1974 werd er ook een stationwagon aangeboden, maar daarvan zijn er niet gek veel gebouwd; 1974 was tevens het jaar dat Sunbeam voorgoed verdween. Het Rootes-concern werd in dat jaar overgenomen door Chrysler, die besloot het merk te schrappen.