Michiels voorliefde voor rampenbakken leidt nog een keer tot een Austin Allegro
Ook nog dat rare stuur
De Austin Allegro is niet de eerste Engelse auto die ter sprake komt in Guilty Pleasure, en het zal ook niet de laatste zijn. Michiel Willebrands schrijft waarom hij een zwak heeft voor de Allegro. Hij is namelijk dol op rampenbakken.
Als ik mijn eigen auto’s zou uitkiezen op rationele gronden dan was ik vermoedelijk nog steeds aan het wikken en wegen tussen een dealeronderhouden Toyota en een Mercedes met weinig kilometers op de klok. Nee, ik ben meer van de spontane impulsaankopen en dan bij voorkeur in de Italiaanse of Amerikaanse hoek. Grote technische malheur of andere dure narigheid zijn me gelukkig altijd nog bespaard gebleven, al is dat misschien meer geluk dan wijsheid geweest. Ik koop mijn auto’s op basis van boerenwijsheid en een goed gevoel bij de verkopende partij. Karakter is voor mij belangrijker dan een degelijke notering op het TÜV-rapport of een gegarandeerde restwaarde. Een voorliefde voor potentiËle rampenbakken is mij zodoende niet vreemd en als ik op alle horrorverhalen moet afgaan, kan ik met een gerust hart een Austin Allegro aanschaffen. Een Engelse auto moet er altijd nog een keer komen, dus waarom dan niet eentje die bekend staat als een van de beroerdste producten die ooit het eiland verlieten? Zonder dollen: natuurlijk zit ik niet te wachten op een doorgerot schip van bijleg maar ik vind die Allegro met zijn bolle lijf gewoon zo’n charmant ding dat ik hem al zijn gebreken bij voorbaat vergeef.
De Allegro moest de succesvolle ADO16-familie van British Leyland (onder andere Austin 1100/1300) opvolgen maar was eigenlijk bij voorbaat kansloos. Het beroemde ‘vierkante’ stuurwiel was een favoriet van Austin-Morris-baas George Turnbull, een restant van de nooit in productie gegane Rover P8. Het droeg volgens hem bij aan de avant-garde en hightech uitstraling van de Allegro. Dat stuur werd echter de kop van Jut, het uithangbord voor de antipathie die journalisten voor de Allegro kregen, nog voordat de auto op de markt verscheen. Na een preview werd hun kritiek op het stuurwiel (en nog enkele andere suggesties voor verbeteringen) door British Leyland namelijk volkomen genegeerd. In hun ogen, althans. In werkelijkheid kwamen de goedbedoelde adviezen gewoon veel te laat om nog doorgevoerd te kunnen worden. Hoewel de voortekenen desondanks best goed waren – de Allegro had voldoende in huis om een succesnummer te worden – kon het publiek maar moeilijk wennen aan het opgeblazen koetswerk met die te smalle grille. Té apart. Geen hatchback. En dan ook nog dat rare stuur. Omdat de pers deed weinig deed om de Allegro in een gunstig daglicht te zetten – integendeel – was de auto gedoemd te mislukken. En dat deed hij dan ook glorieus. Toen ik de naam Allegro wel eens liet vallen op de redactievloer, trakteerde vormgever en ervaringsdeskundige Peter Bol me op een ‘nu kan ik erom lachen maar toen kon ik wel janken’-verhaal over het Britse wagentje. “Tijdens de zomervakantie in Frankrijk reden we ermee van garage naar garage. Niemand had het juiste gereedschap, er waren nergens onderdelen en de problemen werden alleen maar erger. Ik heb mijn schoonvader bij terugkomst hartelijk bedankt voor de auto die hij mij had verkocht…” Klinkt als een ideale kandidaat om de garage van huize Willebrands mee te vullen.