Doorzaag-zaterdag: Austin Mini Metro
Iets meer Mini
Het ene na het andere plan voor een Mini-opvolger belandt in de prullenbak. In 1974 wordt wederom een poging gewaagd: project ADO88. Wanneer ADO88 in 1977 zo goed als klaar is, blijkt het ontwerp in de ogen van een nieuw aangetreden directie toch net weer anders te moeten: het basisconcept deugt, maar de koets moet iets groter en minder bestelauto-achtig worden. Terug naar de tekentafel, de nieuwe werktitel is project LC8. De aanpassingen zijn van dien aard dat ook al het testwerk overnieuw moet. Drie jaar later zal het publiek kennismaken met die LC8 onder de naam Austin Metro.
Wegens chronisch geldgebrek is het ontwikkelingsbudget voor de ADO88 en vervolgens de LC8 minimaal. Aanvankelijk zijn er plannen om de befaamde Austin A-serie motor (het concept stamt van vlak na de Tweede Wereldoorlog en zit ook in de Mini) eens flink aan te pakken en onder andere van een bovenliggende nokkenas te voorzien. Helaas zijn de budgetten hiervoor niet toereikend en blijft het bij een (nog altijd 30 miljoen pond kostende) upgrade waarna de motor als A-Plus door het leven gaat en vanaf 1980 ook in de Mini gebruikt wordt. Net als bij de Mini is er keuze uit een cilinderinhoud van 998 of 1.275 cc en een handgeschakelde of automatische vierbak in het carter. Ook de subframes zijn Mini, alleen nu zonder de rubber veerblokken maar net als bij de Alegro met Hydragas-veerelementen. Deze zijn links en rechts met elkaar verbonden (en helaas niet zoals bij de Alegro voor en achter, ook weer een budget-ding).
Ondanks de gemeenschappelijke genen is het karretje ruimer dan de Mini. Er is zelfs een sedan ontwikkeld om het tegen auto's als de Volkswagen Derby op te nemen, maar die variant weet de productielijn niet te bereiken. Het blijft bij de hatchback. Desondanks verkoopt de Austin Metro goed. Pas na 17 jaar, de nodige facelifts en meer dan tweemiljoen exemplaren valt het doek.