AsconaGT zei:
Klopt. Zou de minder goede gasrespons van een turbomotor (bij lage toeren) te maken hebben met de lagere compressie verhouding van dat type motoren?
Hoe laag in de toeren praat je over? Is het niet het 'gevoel' omdat je bij hogere toeren de turbo lekker veel kracht levert het juist daaronder extra op valt dat hij daaronder zo weinig doet? Ik ken het gevoel sterk uit een Insignia 1.6T. Er zit een forse turbo op die even op moet spoelen voordat hij zijn 180PK levert. Dat icm een zware auto lijkt het onderin gewoon fuloos als je daarna de turbo er flink aan voelt trekken. Dat gevoel heb je met een Insignia met ongeblazen 1.6 niet omdat überhaupt er bijna geen leven in de krijgen is.
En sowieso met turbo motoren moet de luchtstroom een langere weg met minder 'flow' afleggen (ook laag in toeren) dan een omgeblazen motor. Ook dat zal allicht (weliswaar minimaal) van invloed zijn.
Als je vanuit stationair gas geeft met een turbomotor gebeurt er het volgende:
De motor tokkelt rustig stationair. Is het een diesel, gaat er een forse hoeveelheid lucht door de motor (geen gasklep, volledige hoeveelheid lucht bij dat toerental). Is het echter een benzinemotor, gaat er relatief weinig gas door de motor, de gasklep beperkt de hoeveelheid aangezogen lucht .
Je geeft gas....
In eerste instantie zal de turbo weinig meeblazen. De druk in de inlaat zal daardoor niet ver boven de buitendruk liggen, waarbij een diesel duidelijk meer druk heeft bij stationair dan een benzinemotor. De eerste verbrandingen in de motor geven een beetje meer ontploffing in de motor en die hardere explosies zullen de motor en de turbo sneller laten draaien. Dat snellere draaien van de turbo zorgt weer voor extra inlaatdruk waardoor er meer lucht het blok ingeblazen wordt.
Na een korte tijd "komt de turbo er in". De druk in de inlaat loopt op (soms naar enkele bar) en door meer druk in de inlaat zal de cilindervulling sterk toenemen waardoor er meer brandstof aan de motor toegediend kan worden en het vermogen heel snel toeneemt.
Dit vertraagd inkomen van het vermogen staat bekend als "het turbogat". Als je in een benzine-bolide uit 1980 oid met een turbo rijdt en je geeft plotseling gas, krijg je echt een verrassing.
Stel, je rijdt op een bocht af, remt netjes op het rempunt door het gas los te laten en bij de apex (halverwege de bocht) geef je behoorlijk gas om de bocht uit te accelereren. De motor produceert in eerste instantie maar een beetje meer vermogen, de toegenomen gasstroom laat de turbo sneller draaien en de sneller draaiende turbo zorgt voor veel meer druk en dus voor veel meer vermogen.
Dat is een listige eigenschap, menige bestuurder heeft zich vergist in deze eigenschap. Vooral vroege turbo-motorfietsen zijn tegenwoordig heel zeldzaam omdat de durfal die er mee durfde te rijden hem kort gereden heeft. Bochtje, gas los, na het bochtje, geef gas en .... het achterwiel begint te slippen en je glijdt ongecontroleerd weg.
Er zijn een paar remedies tegen dit turbogat.
- Neem een kleine, snel draaiende turbo en monteer deze zo dicht mogelijk tegen de uitlaatpoort. Doordat het roterende deel van de turbo klein en licht is, zal de turbo snel op gang komen en zal de inlaatdruk snel stijgen. Het minpunt van een kleine turbo is het hogere toerental van de turbo noodzakelijk om toch voldoende lucht bij volgas aan te zuigen zodat de hogere druk in de inlaat door de turbo gehandhaafd kan worden.
- Neem meerdere turbo's. Een turbo die klein is en direct werkt en een turbo die groter is en even moet 'opspoelen". Hiermee wordt het bruusk inkomen van de turbo afgezwakt en is er niet de onverwachte "schop onder de kont".
- Laat de turbo aandrijven door de krukas (niet door uitlaatgas) en noem het drukvulling. Drukvulling is een van de eerste tuningtrucjes en werd door merken als Bentley en Mercedes al rond de eerste wereldoorlog toegepast. Je hebt geen turbogat en daarmee geen verrassing als je de plank onderin trapt.
- Monteer een ALS systeem. Een ALS (Anti Lag System) wordt bij rallyauto's toegepast en dit systeem zorgt voor explosies in de uitlaat, vlak voor de turbo. Er worden diverse systemen gebruikt maar het kenmerkende aan deze systemen is het geluid van "knallen voor de bocht". De turbo wordt wel veel heter gestookt met zo'n systeem, roodgloeiend is heel normaal. Luister naar de Mitsubushi EVO's ).
Daarnaast zorgt drukvulling (Boyle-Gay-Lussac) voor temperatuurverhoging van de inlaatlucht. Bij een diesel kan dat nauwelijks kwaad maar bij een benzinemotor zal het mengsel ontsteken voordat er een vonk is (pingelen). Dit pingelen is slopend voor de motor en de remedie tegen pingelen is de compressie verlagen. Helaas betekent een lagere compressie ook een lager rendement en trager op gang komen van de motor. Vaak wordt er daarom een interkoeler direct achter de turbo geplaatst om de samengeperste lucht weer wat te koelen waardoor ook de vulling van de cilinders beter wordt.
Een diesel heeft weinig last van warme lucht in de inlaat, dus daar zal een interkoeler alleen effect hebben op de cilindervulling.
Maar on-topic:
Robuust staat niet meer echt hoog op de verlanglijst van fabrikanten. Mensen zien een auto met 200.000 km op de teller al als serieus versleten terwijl er genoeg exemplaren zijn die ruim over de twee ton gaan (er is een
speciale website voor auto's die meer als 1 miljoen miles - 1.600.000 km gereden hebben). De fabrikant vult "robuust" soms in als minimaal 200.000 km en besteedt de rest van het budget aan praal en franje om de eerste koper over de streep te trekken.
Wat ook in de levensduur meespeelt is dat mensen vragen om langere onderhoudsintervallen. Iedere 2000 ~ 5000 km een beurtje (1950 ~1970) is tegenwoordig echt ondenkbaar, zelfs bij iedere 10.000 km zie je de wenkbrauwen al optrekken. Fabrikanten trekken de interval soms zelfs op naar 30.000 zodat de eerste klant tevreden is en er na 2 ton vrijwel zeker een verse auto nodig is. Dit merk je heel sterk bij bedrijfsbusjes, je ziet het regelmatig bij busjes die omgebouwd zijn naar camper.
Toch, zelfs hele kleine, hoogtoerige machines kunnen met het juiste onderhoud (!!!) erg ver komen. Een mooi voorbeeld in deze is
Sjaak Lucassen die met standaard motorfietsen (relatief kleine motoren met veel vermogen - 124 pk uit 1000 cc) en onderhoud door de lokale dorpsmid toch tellerstanden van meerdere tonnen weet neer te zetten. Of de
Ghost rider - die met 500 pk uit 1300 cc rond reed.