afentoe
Kilometervreter
Vuurdoop
5 juli 2014. Ik probeer de zomer na de eindexamens wat invulling te geven – drie maanden langgerekt in de achtertuin gaat soms toch vervelen – en heb me dus ‘laten aannemen’ bij een horeca-uitzendkantoor-geval.
Ik had net twee dagen eerder mijn contract ondertekend toen ik gisteren gebeld werd. “Hey met Tim van *bedrijf*, vraagje. We weten dat je nog geen training hebt gehad, maar we hebben wat afmeldingen, dus zou je morgenavond kunnen werken, van 16u tot 4u? We komen nog een man tekort, je zou me echt uit de brand helpen.” Om na mijn goede eerste indruk van het sollicitatiegesprek een verpletterende tweede indruk te maken zegde ik toe, en kreeg te horen dat ik rond 13u op kantoor moest melden.
Mezelf nog steeds afvragend waarom er zoveel tijd zit tussen melden en begin van het werk – ze hebben toch overal vestigingen – loop ik met een paar vers gekochte nette schoenen het kantoor binnen. Een interne coach komt me begroeten, bedankt me nogmaals dat ik zo last-minute nog kon komen, en overhandigt me een tas ramvol met nette kleding voor tijdens het werk. Ik krijg in ongeveer tien minuten tijd de basisvaardigheden van werken in de horeca aangeleerd, en vraag dan toch eens waarom ik hier eigenlijk zo vroeg moest zijn. “Is je dat niet verteld,” krijg ik te horen, “het is in Den Helder.” Miljaar, zoals een van mijn favoriete stripfiguren zou zeggen, dat is een dikke 2,5 uur enkele reis vanaf Eindhoven. Snel tijd om te vertrekken dus. We stappen in de auto wanneer de coach telefoon krijgt en een diepe zucht slaat. Het verhaal is dat er nog een collega mee zou gaan, maar dat zij onderweg naar kantoor haar auto in de prak gereden heeft en ons dus niet zou vergezellen. Zij heeft last-minute gebeld dat ze toch wel meekan, waardoor de coach – die ook onze chauffeur zou zijn – uit de auto springt en zegt met een andere auto naar de collega toe te rijden om haar op te halen. Omdat de rest van de collega’s kennelijk geen rijbewijs heeft kom ik achter het stuur van de Polo Bluemotion te zitten. “Hier is het adres en mijn telefoonnummer, rijd maar vast naar Den Helder, ik zie jullie daar wel.” Gelukkig ken ik dit model nog van mijn rijlessen een halfjaar eerder, dus ik krijg de auto vlot weg en vertrek richting de snelweg.
We zijn Den Bosch amper voorbij als de telefoon op de achterbank gaat. De coach. Collega voelde zich toch niet goed genoeg, ze komt ons nu zo snel mogelijk achterna. Wij hoeven niet te stoppen, we zien elkaar straks binnen wel. Ik verbaas me in stilte over de kwaliteiten van dit spaardieseltje: vlot genoeg; prima stoelen en bij 130 zeer beperkt motorgeluid. Meevaller, want wat is het een eind, ook al ben ik het gewend om lange afstanden te rijden.
We rijden Den Helder in als ik erachter kom dat mijn collega’s niet echt goed zijn in wat eerste-werkdagspanning weghalen. Ze leggen uit dat dit een chique diner is voor VIP’s en deelnemers aan een wereldberoemde zeilrace, die dit weekend een tussenstop in Den Helder maakt. Een collega praat even door over de gebruikelijke gang van zaken als hij zegt: “bij zo’n diner weet je gewoon, iemand gaat een plateau laten vallen. Alles wat je kan doen is hopen dat jij het niet bent.” En bedankt.
Nadat we bij de haven zijn aangekomen gaan we binnen in een enorme hal, waar het diner plaats gaat vinden. We helpen met de laatste details van het opbouwen totdat de gasten binnenkomen. Tot mijn schrik blijk ik in mijn eentje verantwoordelijk voor een hele tafel vol deelnemers, uit wat ik ze bij binnenkomst hoor zeggen weet ik ongeveer 98% zeker dat het Spanjaarden betreft. Aha, denk ik, daar ligt een kans. Ik heb nog geen twee maanden terug eindexamen Spaans gedaan en besluit ter plekke om direct van de regels – alles in het Engels – af te wijken en de gasten in hun moedertaal te begroeten. Als ik het seintje van de manager krijgt begin ik, tegelijk met mijn collega’s aan de andere tafels, aan mijn welkomstwoordje. “Good evening everyone, welcome to Den Helder. Buenos días a todos, y bienvenidos a Den Helder.” “Tardes,” wordt er met een grote glimlach gereageerd, “buenos tardes.” Missie geslaagd, het ijs is gebroken.
Ik ga verder met de mededeling dat op het grote scherm in de zaal vanavond twee wedstrijden uit de kwartfinale van het WK-voetbal live worden uitgezonden, België-Argentinië en Nederland-Costa Rica. Ai caramba, bedenk ik me. Nog geen maand geleden heeft ‘mijn’ nationale trots die van de Spanjaarden de grootste nederlaag in 51 jaar bezorgd – doet me gelijk aan de eindstand denken – en mede daardoor uit de achtste finales gehouden. En nu ga ik vol trots verkondigen dat Oranje live wordt uitgezonden. Ik krijg met mijn gasten te doen, maar de manager wenkt dat de eerste gang kan worden opgediend.
Twee uur later en evenzoveel gangen verder. België is met matig spel hard onderweg te worden uitgeschakeld. Mijn gasten bevallen me wel, ze zijn zijn niet veeleisend, eens in de zoveel tijd een nieuwe fles wijn en dat was het haast wel. Net na het afruimen hoor ik ze praten over het voetbal wanneer een man zich plotseling tot mij wendt. “So what do you think? Are the Dutch gonna beat Costa Rica?” “Well, I hope so at least,” is mijn voorzichte reactie, “having seen the earlier matches they probably should.” Ik heb inmiddels door dat deze mensen mij oprecht sympathiek lijken te vinden en andersom. Om mijn antwoord op de vraag van welke wedstrijd ik dan het meest had genoten – “sorry but I’m not gonna tell you, the Spanish squad didn’t quite like that game” – wordt luid en oprecht gelachen. Ik heb het idee dat ik dit horecagebeuren best onder de knie begin te krijgen en begin aan een uitgebreid gesprek over voetbal, deels in het Spaans, deels in het Engels.
De rest avond vliegt voorbij, en al snel krijg ik rond 21u30 het seintje bij de deur te gaan staan om samen met mijn collega’s (alles bij elkaar een man of 40) alle gasten ‘uit te zwaaien’. Het gebruikelijke “thank you, have a nice evening” wordt ingezet en houdt een tijdje aan. Ik zie de gasten aan mijn tafel de hele stroom mensen oversteken om mij nog even op temperamentvolle wijze (stevige handdruk al dan niet met knuffel) te bedanken, “muchas gracias, era estupando” (bedankt, het was geweldig). Terwijl mijn buren en de manager verbaasd opzij kijken weet ik in mijn verbazing nog net een “de nada, gracias a ustedes” (graag gedaan, u bedankt) eruit te kramen. Ze wensen me – of eigenlijk Nederland – nog succes met het WK en weg zijn ze.
Een halfuurtje later zijn we bezig in rap tempo alle lege glazen naar de feestzaal 20 meter verderop te brengen, wanneer mijn angst van vanmiddag waarheid wordt. Ik zie een kabel over het hoofd, weet mezelf door kunst- en vliegwerk nog net overeind te houden, maar voel aan dat mijn veel te volle dienblad al te ver gekanteld is. Mijn welgemeende vloek valt weg in het gerinkel van de glazen, enige voordeel was dat de gasten nog buiten stonden en niets gezien hadden. De gasten komen binnen als plots de manager, die ook niets van het glazendrama heeft meegekregen, naar me toe komt. “Zeg, jullie van Eindhoven zijn toch met z’n vieren? Ik mag vier man uitschrijven, lijkt me dan handig als jullie dat worden.” Ik ben stiekem al kapot, heb geen zin in een rit terug om vier uur ’s nachts, dus antwoord dat hij gelijk heeft.
Rond kwart over tien zitten we omgekleed en wel terug in de auto. De coach blijft in de buurt voor haar werk morgen en heeft daarvoor de Polo nodig, waardoor ik voor de terugweg beschikking heb over een VW Up. Ik sla een schietgebedje – ik heb immers pas één keer eerder in een benzineauto gereden – in de hoop hem maar alsjeblieft niet af te laten slaan. Ik rijd weg met drieduizend toeren, maar hij rijdt, dus ik prijs me gelukkig. Oranje is net begonnen tegen Costa Rica, dus wanneer mijn passagiers direct half in slaap vallen schakel ik naar radio 1 om op de hoogte te houden. Jack van Gelder, zal de Nederlandse radio ooit een betere commentator krijgen? Koning Jack, zoals ik ‘m wel eens noem, is de enige journalist waarvan ik ooit fragmenten op YouTube heb teruggezocht, gewoon omdat ‘ie het zo goed doet.
Allemachtig, wat rijdt zo’n autootje eigenlijk lekker, denk ik wanneer ik over de zowat uitgestorven N9 richting Alkmaar rijd. Fraaie brom bij het optrekken en prima stuurgedrag, bewees hij een geweldige stadsauto te zijn. Het enige nadeel is dat hij geen cruisecontrol heeft, daar kwam ik al vrij snel achter, dat wordt morgen spierpijn in de kuit. Het houdt je zeker wakker, continu moeten checken of je niet te hard rijdt. Gelukkig blijk ik volgens mijn passagiers de meest stabiele rechtervoet van West-Europa te hebben en schommelt de snelheidsmeter buiten de bebouwde kom steeds tussen de 79 en 81 per uur, ik was al gewaarschuwd dat er nogal eens wordt geflitst.
“Dan Sneijder, Sneijdeeeeeeer, op de lat!” schreeuwt Jack over de zoveelste gemiste kans. Ik concentreer me in de verlaten Wijkertunnel iets te veel op het commentaar en iets te weinig op het gebrek aan cruisecontrol, besef ik me wanneer ik op het laagste punt van de tunnel de snelheidsmeter plots op 160 zie staan. De half slapende passagiers hebben niets gemerkt, laat nog maar eens zien dat dit echt een comfortabel karretje is.
Omdat je ’s avonds laat bijna overal 130 mag vliegt de rit op relatief hoog tempo voorbij waardoor we op het eind van de rit nog net de strafschoppen mee kunnen krijgen. Op de 70-weg in Eindhoven staan de raampjes open om wakker te blijven, radio op hard als we meeleven. Krul heeft zijn eerste strafschop gered wanneer ik richting centrum draai en… Het radiosignaal wegvalt. Vloekend rijd ik op tempo door naar de binnenstad, waar ik zo’n vier minuten later weer signaal krijg. Vier lange minuten waarin we het met een 3G-verbinding en een liveblog moesten doen.
Laatste twee trappen, Kuyt schiet raak waarna drie schietgebedjes uit het Up’je klinken. Jack: “Krul gaat ‘m pakken ik weet het zeker, daar gaat ‘ie, Umaña, Umaña, Krul… Jaaa! Jaaa! Jajajajajaa! Tim Krul ik hou van je!”
Met een glimlach gaat de radio terug op zacht – anders zouden die arme collega’s zich morgenvroeg te pletter schrikken – en parkeer ik de auto. Mijn avond, mijn horecadebuut, verliep geweldig. De avond van Oranje, met name ook het WK-debuut van Tim Krul, verliep geweldig. Mooie vuurdoop voor ons beiden.
[size=small]Twee jaar later heeft de beëindiging van mijn werkzaamheden bij dit bedrijf een tijdje terug plaatsgevonden, maar is dit op een dusdanig onprettige manier gegaan dat ik de naam van het bedrijf en mijn collega's hier niet noem.
Het verhaal is waargebeurd.[/size]
5 juli 2014. Ik probeer de zomer na de eindexamens wat invulling te geven – drie maanden langgerekt in de achtertuin gaat soms toch vervelen – en heb me dus ‘laten aannemen’ bij een horeca-uitzendkantoor-geval.
Ik had net twee dagen eerder mijn contract ondertekend toen ik gisteren gebeld werd. “Hey met Tim van *bedrijf*, vraagje. We weten dat je nog geen training hebt gehad, maar we hebben wat afmeldingen, dus zou je morgenavond kunnen werken, van 16u tot 4u? We komen nog een man tekort, je zou me echt uit de brand helpen.” Om na mijn goede eerste indruk van het sollicitatiegesprek een verpletterende tweede indruk te maken zegde ik toe, en kreeg te horen dat ik rond 13u op kantoor moest melden.
Mezelf nog steeds afvragend waarom er zoveel tijd zit tussen melden en begin van het werk – ze hebben toch overal vestigingen – loop ik met een paar vers gekochte nette schoenen het kantoor binnen. Een interne coach komt me begroeten, bedankt me nogmaals dat ik zo last-minute nog kon komen, en overhandigt me een tas ramvol met nette kleding voor tijdens het werk. Ik krijg in ongeveer tien minuten tijd de basisvaardigheden van werken in de horeca aangeleerd, en vraag dan toch eens waarom ik hier eigenlijk zo vroeg moest zijn. “Is je dat niet verteld,” krijg ik te horen, “het is in Den Helder.” Miljaar, zoals een van mijn favoriete stripfiguren zou zeggen, dat is een dikke 2,5 uur enkele reis vanaf Eindhoven. Snel tijd om te vertrekken dus. We stappen in de auto wanneer de coach telefoon krijgt en een diepe zucht slaat. Het verhaal is dat er nog een collega mee zou gaan, maar dat zij onderweg naar kantoor haar auto in de prak gereden heeft en ons dus niet zou vergezellen. Zij heeft last-minute gebeld dat ze toch wel meekan, waardoor de coach – die ook onze chauffeur zou zijn – uit de auto springt en zegt met een andere auto naar de collega toe te rijden om haar op te halen. Omdat de rest van de collega’s kennelijk geen rijbewijs heeft kom ik achter het stuur van de Polo Bluemotion te zitten. “Hier is het adres en mijn telefoonnummer, rijd maar vast naar Den Helder, ik zie jullie daar wel.” Gelukkig ken ik dit model nog van mijn rijlessen een halfjaar eerder, dus ik krijg de auto vlot weg en vertrek richting de snelweg.
We zijn Den Bosch amper voorbij als de telefoon op de achterbank gaat. De coach. Collega voelde zich toch niet goed genoeg, ze komt ons nu zo snel mogelijk achterna. Wij hoeven niet te stoppen, we zien elkaar straks binnen wel. Ik verbaas me in stilte over de kwaliteiten van dit spaardieseltje: vlot genoeg; prima stoelen en bij 130 zeer beperkt motorgeluid. Meevaller, want wat is het een eind, ook al ben ik het gewend om lange afstanden te rijden.
We rijden Den Helder in als ik erachter kom dat mijn collega’s niet echt goed zijn in wat eerste-werkdagspanning weghalen. Ze leggen uit dat dit een chique diner is voor VIP’s en deelnemers aan een wereldberoemde zeilrace, die dit weekend een tussenstop in Den Helder maakt. Een collega praat even door over de gebruikelijke gang van zaken als hij zegt: “bij zo’n diner weet je gewoon, iemand gaat een plateau laten vallen. Alles wat je kan doen is hopen dat jij het niet bent.” En bedankt.
Nadat we bij de haven zijn aangekomen gaan we binnen in een enorme hal, waar het diner plaats gaat vinden. We helpen met de laatste details van het opbouwen totdat de gasten binnenkomen. Tot mijn schrik blijk ik in mijn eentje verantwoordelijk voor een hele tafel vol deelnemers, uit wat ik ze bij binnenkomst hoor zeggen weet ik ongeveer 98% zeker dat het Spanjaarden betreft. Aha, denk ik, daar ligt een kans. Ik heb nog geen twee maanden terug eindexamen Spaans gedaan en besluit ter plekke om direct van de regels – alles in het Engels – af te wijken en de gasten in hun moedertaal te begroeten. Als ik het seintje van de manager krijgt begin ik, tegelijk met mijn collega’s aan de andere tafels, aan mijn welkomstwoordje. “Good evening everyone, welcome to Den Helder. Buenos días a todos, y bienvenidos a Den Helder.” “Tardes,” wordt er met een grote glimlach gereageerd, “buenos tardes.” Missie geslaagd, het ijs is gebroken.
Ik ga verder met de mededeling dat op het grote scherm in de zaal vanavond twee wedstrijden uit de kwartfinale van het WK-voetbal live worden uitgezonden, België-Argentinië en Nederland-Costa Rica. Ai caramba, bedenk ik me. Nog geen maand geleden heeft ‘mijn’ nationale trots die van de Spanjaarden de grootste nederlaag in 51 jaar bezorgd – doet me gelijk aan de eindstand denken – en mede daardoor uit de achtste finales gehouden. En nu ga ik vol trots verkondigen dat Oranje live wordt uitgezonden. Ik krijg met mijn gasten te doen, maar de manager wenkt dat de eerste gang kan worden opgediend.
Twee uur later en evenzoveel gangen verder. België is met matig spel hard onderweg te worden uitgeschakeld. Mijn gasten bevallen me wel, ze zijn zijn niet veeleisend, eens in de zoveel tijd een nieuwe fles wijn en dat was het haast wel. Net na het afruimen hoor ik ze praten over het voetbal wanneer een man zich plotseling tot mij wendt. “So what do you think? Are the Dutch gonna beat Costa Rica?” “Well, I hope so at least,” is mijn voorzichte reactie, “having seen the earlier matches they probably should.” Ik heb inmiddels door dat deze mensen mij oprecht sympathiek lijken te vinden en andersom. Om mijn antwoord op de vraag van welke wedstrijd ik dan het meest had genoten – “sorry but I’m not gonna tell you, the Spanish squad didn’t quite like that game” – wordt luid en oprecht gelachen. Ik heb het idee dat ik dit horecagebeuren best onder de knie begin te krijgen en begin aan een uitgebreid gesprek over voetbal, deels in het Spaans, deels in het Engels.
De rest avond vliegt voorbij, en al snel krijg ik rond 21u30 het seintje bij de deur te gaan staan om samen met mijn collega’s (alles bij elkaar een man of 40) alle gasten ‘uit te zwaaien’. Het gebruikelijke “thank you, have a nice evening” wordt ingezet en houdt een tijdje aan. Ik zie de gasten aan mijn tafel de hele stroom mensen oversteken om mij nog even op temperamentvolle wijze (stevige handdruk al dan niet met knuffel) te bedanken, “muchas gracias, era estupando” (bedankt, het was geweldig). Terwijl mijn buren en de manager verbaasd opzij kijken weet ik in mijn verbazing nog net een “de nada, gracias a ustedes” (graag gedaan, u bedankt) eruit te kramen. Ze wensen me – of eigenlijk Nederland – nog succes met het WK en weg zijn ze.
Een halfuurtje later zijn we bezig in rap tempo alle lege glazen naar de feestzaal 20 meter verderop te brengen, wanneer mijn angst van vanmiddag waarheid wordt. Ik zie een kabel over het hoofd, weet mezelf door kunst- en vliegwerk nog net overeind te houden, maar voel aan dat mijn veel te volle dienblad al te ver gekanteld is. Mijn welgemeende vloek valt weg in het gerinkel van de glazen, enige voordeel was dat de gasten nog buiten stonden en niets gezien hadden. De gasten komen binnen als plots de manager, die ook niets van het glazendrama heeft meegekregen, naar me toe komt. “Zeg, jullie van Eindhoven zijn toch met z’n vieren? Ik mag vier man uitschrijven, lijkt me dan handig als jullie dat worden.” Ik ben stiekem al kapot, heb geen zin in een rit terug om vier uur ’s nachts, dus antwoord dat hij gelijk heeft.
Rond kwart over tien zitten we omgekleed en wel terug in de auto. De coach blijft in de buurt voor haar werk morgen en heeft daarvoor de Polo nodig, waardoor ik voor de terugweg beschikking heb over een VW Up. Ik sla een schietgebedje – ik heb immers pas één keer eerder in een benzineauto gereden – in de hoop hem maar alsjeblieft niet af te laten slaan. Ik rijd weg met drieduizend toeren, maar hij rijdt, dus ik prijs me gelukkig. Oranje is net begonnen tegen Costa Rica, dus wanneer mijn passagiers direct half in slaap vallen schakel ik naar radio 1 om op de hoogte te houden. Jack van Gelder, zal de Nederlandse radio ooit een betere commentator krijgen? Koning Jack, zoals ik ‘m wel eens noem, is de enige journalist waarvan ik ooit fragmenten op YouTube heb teruggezocht, gewoon omdat ‘ie het zo goed doet.
Allemachtig, wat rijdt zo’n autootje eigenlijk lekker, denk ik wanneer ik over de zowat uitgestorven N9 richting Alkmaar rijd. Fraaie brom bij het optrekken en prima stuurgedrag, bewees hij een geweldige stadsauto te zijn. Het enige nadeel is dat hij geen cruisecontrol heeft, daar kwam ik al vrij snel achter, dat wordt morgen spierpijn in de kuit. Het houdt je zeker wakker, continu moeten checken of je niet te hard rijdt. Gelukkig blijk ik volgens mijn passagiers de meest stabiele rechtervoet van West-Europa te hebben en schommelt de snelheidsmeter buiten de bebouwde kom steeds tussen de 79 en 81 per uur, ik was al gewaarschuwd dat er nogal eens wordt geflitst.
“Dan Sneijder, Sneijdeeeeeeer, op de lat!” schreeuwt Jack over de zoveelste gemiste kans. Ik concentreer me in de verlaten Wijkertunnel iets te veel op het commentaar en iets te weinig op het gebrek aan cruisecontrol, besef ik me wanneer ik op het laagste punt van de tunnel de snelheidsmeter plots op 160 zie staan. De half slapende passagiers hebben niets gemerkt, laat nog maar eens zien dat dit echt een comfortabel karretje is.
Omdat je ’s avonds laat bijna overal 130 mag vliegt de rit op relatief hoog tempo voorbij waardoor we op het eind van de rit nog net de strafschoppen mee kunnen krijgen. Op de 70-weg in Eindhoven staan de raampjes open om wakker te blijven, radio op hard als we meeleven. Krul heeft zijn eerste strafschop gered wanneer ik richting centrum draai en… Het radiosignaal wegvalt. Vloekend rijd ik op tempo door naar de binnenstad, waar ik zo’n vier minuten later weer signaal krijg. Vier lange minuten waarin we het met een 3G-verbinding en een liveblog moesten doen.
Laatste twee trappen, Kuyt schiet raak waarna drie schietgebedjes uit het Up’je klinken. Jack: “Krul gaat ‘m pakken ik weet het zeker, daar gaat ‘ie, Umaña, Umaña, Krul… Jaaa! Jaaa! Jajajajajaa! Tim Krul ik hou van je!”
Met een glimlach gaat de radio terug op zacht – anders zouden die arme collega’s zich morgenvroeg te pletter schrikken – en parkeer ik de auto. Mijn avond, mijn horecadebuut, verliep geweldig. De avond van Oranje, met name ook het WK-debuut van Tim Krul, verliep geweldig. Mooie vuurdoop voor ons beiden.
[size=small]Twee jaar later heeft de beëindiging van mijn werkzaamheden bij dit bedrijf een tijdje terug plaatsgevonden, maar is dit op een dusdanig onprettige manier gegaan dat ik de naam van het bedrijf en mijn collega's hier niet noem.
Het verhaal is waargebeurd.[/size]