Test: MINI Cooper S (2007)
Het blijft leuk
Zelfs een model dat in principe nog makkelijk tien jaar ongewijzigd in productie zou kunnen blijven, ontkomt niet aan vernieuwing. De Mini is uiterlijk en onderhuids aangepakt, veranderingen die in eerste instantie niet opvallen, maar toch vrij ingrijpend zijn. Na een kortstondige eerste ontmoeting in augustus op het circuit van Zandvoort, kregen we nu in Spanje de gelegenheid om de nieuwe Cooper S uitgebreid aan de tand te voelen.
'Volgens ons had-ie de reden kunnen zijn dat er ooit bochten tussen twee rechte stukken zijn gemaakt', stond er in een bijschrift bij de rij-impresssie van de Mini Cooper S die we in 2002 in Portugal reden. Inmiddels zijn we ruim vier en een half jaar verder en maken we wederom in Zuid-Europa (de omgeving van Barcelona dit keer) kennis met de nieuwe Cooper S. En we kunnen u alvast verklappen dat Mini de fantastische rijeigenschappen van de vorige Cooper S probleemloos heeft overgeheveld naar de nieuwe. Sterker: er is zelfs nog een schepje bovenop gedaan. Het onderstel is grotendeels hetzelfde gebleven; om gewicht (6 kg) te besparen werden de stalen draagarmen van de achteras vervangen door aluminium exemplaren. Een ander belangrijk verschil tussen de oude en de nieuwe Mini is dat de elektrohydraulische stuurbekrachtiging aan de wilgen is gehangen ten faveure van een mechanische installatie die elektrisch wordt geassisteerd. De mate van bekrachtiging is snelheidsafhankelijk. Op papier een ingrijpende verandering, in de praktijk merk je nauwelijks verschil; de communicatie tussen de handen van de bestuurder en de voorwielen is nog steeds subliem. De Cooper S stuurt zeer exact en direct, zonder dat het nerveus wordt. We kennen maar weinig auto's die zo geweldig sturen en zo fantastisch strak door de bocht zijn te loodsen.
In tegenstelling tot de zonnige kennismaking met de vorige Cooper S moeten we het in de heuvelachtige omgeving van Barcelona doen met een kletsnat wegdek. De regen komt met bakken uit de hemel, waardoor de wegen worden overspoeld door bruine rivieren van modder, afkomstig van de naastgelegen akkers. Het lijkt wel een moesson, complete dorpen staan onder water. Kortom: niet bepaald ideale omstandigheden om de Cooper S eens goed bij z'n lurven te pakken. Want als die mediterrane weggetjes eenmaal een buitje over zich heen krijgen, zijn ze binnen de kortste keren spekglad. Oppassen dus. Vooral met de Cooper S met sportonderstel, die is uitgerust met grote en brede 205/55/17-sloffen. Op natte ondergrond willen deze maar al te graag rechtdoor in de bocht. Dat sportonderstel is overigens standaard op de Cooper S met Chili-pakket. De stugge afstemming van vering, demping en stabilisatoren is leuk op een droog en bochtig parcours, maar voor de dagelijkse (Hollandse) praktijk waarschijnlijk te heftig. Wat dat betreft ben je prima bediend met het standaard onderstel van de Cooper S, dat meer dan voldoende sportiviteit herbergt, minder nerveus is en ook nog een gezond portie comfort biedt.
Niet te veel sleutelen
Het valt niet mee om de nieuwe Mini als zodanig te onderscheiden, zolang er geen 'oude' naast staat. Pas dan wordt de bijna zes centimeter extra lengte zichtbaar, waarvan de frontpartij 3,8 centimeter voor z'n rekening neemt. Bovendien ligt de motorkap hoger dan voorheen (die van de Cooper S nog eens twee centimeter hoger dan die van de Cooper), om plaats te bieden aan de nieuwe motoren en om te voldoen aan de eisen voor voetgangerbescherming. De koplampen liggen wat meer naar achteren en zijn wat verder in de voorschermen doorgetrokken, waardoor de snuit een ander aanzien krijgt, maar tegelijkertijd vertrouwd oogt. Je moet tenslotte niet teveel sleutelen aan een succesformule. De neus onderging dan ook slechts kleine wijzigingen aan grille en (kop)lampen. Voor de echte spotters: de voorzijde van de Cooper en de Cooper S verschillen onderling ook nog enigszins.
De wijzigingen aan het exterieur zijn stukken minder radicaal dan binnenin. Toen we onlangs met de Cooper S op Zandvoort reden, was het dashboard nog grotendeels afgeplakt. We zien om te beginnen een centraal geplaatste snelheidsmeter zo groot als een stationsklok, met daarin verwerkt de knoppen voor onder andere boordcomputer en audio. Wie navigatie bestelt, krijgt een kleurenscherm in deze stationsklok; de naald van de snelheidsmeter cirkelt daar gewoon langs de rand omheen. In het oude model verhuisde de snelheidsmeter dan naar boven op de stuurkolom, naast de toerenteller. De middenconsole is smaller geworden en herbergt de knoppen voor klimaatregeling (in de vorm van het Mini-logo) met daaronder de welbekende tuimelschakelaars, die gelukkig bleven behouden. Je vindt ze ook terug boven de binnenspiegel. Eén schakelaar dient om de kleur van het optionele 'ambient light' (sfeerverlichting in de portieren, het plafond en de B-stijl) te veranderen.
Over werkelijk elk detail is nagedacht. Image en 'lifestyle' zijn immers belangrijke speerpunten van Mini. Zo is het mogelijk om 372 verschillende interieurcombinaties te creëren, voor de buitenkant zijn dit er 310, dankzij onder andere twaalf verschillende lakkleuren en acht verschillende soorten lichtmetalen wielen.
Vanaf 1.400 tpm
BMW, de moeder van Mini, ontwikkelde in samenwerking met PSA een serie nieuwe motoren. Voor de Cooper is een nieuwe, 120 pk sterke 1.6 met valvetronic (variabele inlaatkleppen) beschikbaar. De Cooper S levert 175 pk, eveneens afkomstig uit een 1.6, maar dan met twin-scrollturbo en directe benzine-inspuiting door middel van een common rail. Dankzij deze turbo is er al vanaf 1.400 tpm trekkracht beschikbaar; dat zorgt ervoor dat de Cooper S in elke versnelling trekt als een dolle, tot bij zo'n 6.500 tpm de begrenzer ingrijpt. Een turbogat is nauwelijks aanwezig. De standaard zesbak schakelt soepel en trefzeker, de verzetten liggen dicht op elkaar, sluiten mooi aan en dankzij een goed gekozen eindoverbrenging valt het met het rumoer aan boord reuze mee. Bij 120 km/h wijst de naald van de toerenteller slechts 3.000 aan. Je rijdt in de Cooper S al snel harder dan je denkt. Kortom, een heerlijke motor, die serieuzer klinkt dan je van een 1.6-je verwacht. Hij is ook sneller dan z'n voorganger, de 1.6 met compressor van 170 pk. Op de 0-100-sprint scheelt het welgeteld 0,1 seconde. Wel jammer is dat het karakteristieke mechanische gezoem – zo kenmerkend voor de compressor – is verdwenen, evenals het gepruttel uit de uitlaten. Het verbruik en de uitstoot van de nieuwe krachtbron liggen echter aanzienlijk lager dan voorheen. Vanaf 18 november staan de Cooper en Cooper S bij de dealer voor een prijs van respectievelijk E 22.270 en E 29.960. Beide zijn ook leverbaar met zestrapsautomaat. Volgend jaar volgen de Mini One en de diesel.