Guest
[size=large]Lesauto’s voor liefhebbers[/size]
De waarin we rijles krijgen is bijna altijd onze eerste ervaring met autorijden. Als autoliefhebber moet de wagen dus een goede eerste indruk maken, hij moet een rijgedrag hebben waar de gemiddelde petrolhead zijn neus niet voor ophaalt. Dat is lastig, omdat vrijwel alle lesauto’s doorsnee hatchbacks op diesel zijn. Er zijn zoveel Golfjes TDI en Corsa’s CDTi met de blauwe ‘L’ op het dak, dat het leuke spul bijna niet te zien is. Maar het is er wel, en de meeste autofanaten weten hun weg ernaartoe wel te vinden. Ik hoor veel verhalen van petrolheads die hun rijschool hebben gekozen op basis van de lesauto. De meest voorkomende voorbeelden zijn BMW’s; vaak een 1-Serie, soms een Dreier. Hun amechtige basisdiesels ten spijt zijn het toch de lesauto’s die het autohart sneller doen kloppen.
Ik kan het weten; ook mijn rijschool heeft een 1-Serie. Een witte 116d, tweede generatie. Natuurlijk heb ik niet genoeg rijervaring om een analyse te geven zoals je die in een rij-impressie zou vinden, maar desondanks begin ik te begrijpen waarom de Beiers adverteren met de slogan Freude am Fahren. In vergelijking met die keer dat ik aan het stuur van een Volvo V70 mocht draaien, voelt de besturing van de BMW geweldig; gewichtig en precies, waar het Volvo-stuur met elastiek aan de wielen verbonden voelde, zoveel speling zat erin. Op de hobbelige wegen rond mijn woonplaats beweegt het stuur merkbaar, je voelt het zelfs als je over de lijnen op de weg rijdt. Dit is wat een autojournalist bedoelt met ‘communicatief, lijkt me. Maar boven alles is het de versnellingsbak die mij het meeste voldoening geeft. Een kort pookje, dat je niet zomaar verzet als een tuimelschakelaar. Je moet er wat druk opzetten, en hij schuift onregelmatig en mechanisch van versnelling naar versnelling. Fantastisch.
Maar niet iedereen denkt er zo over. Hoekend met het pookje dacht ik terug aan de opmerkingen van klasgenoten die voor mij al rijles hadden gehad. Klasgenoten die niets met auto’s hebben. Een van hen had ook een BMW gereden en klaagde juist over de versnellingsbak. De auto schakelde ‘te zwaar’. Daar snapte ik nu niets van. Je moet wat druk zetten op het pookje om van versnelling te wisselen, maar dat is toch juist leuk? Maar toen snapte ik pas dat ik het verkeerd bekeek. Mensen die een auto gewoon als gebruiksvoorwerp zien, willen dat het een makkelijk te bedienen auto is. Niets meer, niets minder. Een licht schakelende auto is voor hen fijn zoals een afstandsbediening fijn is: lekker makkelijk. Vanuit hen bekeken is het logisch dat iemand de BMW zwaar vindt schakelen, maar voor liefhebbers is dat niet voor te stellen.
Dit is volgens mij de kern van waarom een liefhebber zijn rijschool uitzoekt op auto en niet op andere, wellicht belangrijkere zaken. De meeste mensen maakt het niet uit hoe de wagen rijdt, als ze dat roze papiertje maar krijgen. Wij fanaten zijn anders, maar ook in de minderheid. Diezelfde klasgenoot die klaagde over de BMW, verklaarde ook de VW Polo Bluemotion een fijne auto te vinden, omdat hij licht schakelt. Ik geloofde mijn oren toen al niet: de treurige, lelijke, ratelende, ondergemotoriseerde hoop ellende die ik met passie mijn minst favoriete auto noem is géén fijne auto. Maar vanuit haar bekeken was het een logische opmerking.
Helaas is de petrolhead in Nederland tegenwoordig een bedreigde soort. Het was al niet onze natuurlijke habitat, met belachelijke bpm-regelingen en een cultuur die niet geschikt is voor autoliefhebbers (in het kleinere, bourgondische België kopen ze van oudsher meer nieuwe auto’s dan hier), maar onder jongeren leeft autorijden nauwelijks meer. Uit 180 leeftijdsgenoten ken ik maar twee medeliefhebbers, de rest snapt niet dat ik graag een auto wil. Geen wonder dat rijscholen overgaan op makkelijke auto’s die geen indruk achterlaten. Maar gelukkig is er nog altijd het groepje instructeurs met een leuke auto, zich verzettend als het Gallische dorpje van Asterix en Obelix. Misschien is dat hoe we de Nederlandse autocultuur kunnen redden: meer les-BMW’s?
De waarin we rijles krijgen is bijna altijd onze eerste ervaring met autorijden. Als autoliefhebber moet de wagen dus een goede eerste indruk maken, hij moet een rijgedrag hebben waar de gemiddelde petrolhead zijn neus niet voor ophaalt. Dat is lastig, omdat vrijwel alle lesauto’s doorsnee hatchbacks op diesel zijn. Er zijn zoveel Golfjes TDI en Corsa’s CDTi met de blauwe ‘L’ op het dak, dat het leuke spul bijna niet te zien is. Maar het is er wel, en de meeste autofanaten weten hun weg ernaartoe wel te vinden. Ik hoor veel verhalen van petrolheads die hun rijschool hebben gekozen op basis van de lesauto. De meest voorkomende voorbeelden zijn BMW’s; vaak een 1-Serie, soms een Dreier. Hun amechtige basisdiesels ten spijt zijn het toch de lesauto’s die het autohart sneller doen kloppen.
Ik kan het weten; ook mijn rijschool heeft een 1-Serie. Een witte 116d, tweede generatie. Natuurlijk heb ik niet genoeg rijervaring om een analyse te geven zoals je die in een rij-impressie zou vinden, maar desondanks begin ik te begrijpen waarom de Beiers adverteren met de slogan Freude am Fahren. In vergelijking met die keer dat ik aan het stuur van een Volvo V70 mocht draaien, voelt de besturing van de BMW geweldig; gewichtig en precies, waar het Volvo-stuur met elastiek aan de wielen verbonden voelde, zoveel speling zat erin. Op de hobbelige wegen rond mijn woonplaats beweegt het stuur merkbaar, je voelt het zelfs als je over de lijnen op de weg rijdt. Dit is wat een autojournalist bedoelt met ‘communicatief, lijkt me. Maar boven alles is het de versnellingsbak die mij het meeste voldoening geeft. Een kort pookje, dat je niet zomaar verzet als een tuimelschakelaar. Je moet er wat druk opzetten, en hij schuift onregelmatig en mechanisch van versnelling naar versnelling. Fantastisch.
Maar niet iedereen denkt er zo over. Hoekend met het pookje dacht ik terug aan de opmerkingen van klasgenoten die voor mij al rijles hadden gehad. Klasgenoten die niets met auto’s hebben. Een van hen had ook een BMW gereden en klaagde juist over de versnellingsbak. De auto schakelde ‘te zwaar’. Daar snapte ik nu niets van. Je moet wat druk zetten op het pookje om van versnelling te wisselen, maar dat is toch juist leuk? Maar toen snapte ik pas dat ik het verkeerd bekeek. Mensen die een auto gewoon als gebruiksvoorwerp zien, willen dat het een makkelijk te bedienen auto is. Niets meer, niets minder. Een licht schakelende auto is voor hen fijn zoals een afstandsbediening fijn is: lekker makkelijk. Vanuit hen bekeken is het logisch dat iemand de BMW zwaar vindt schakelen, maar voor liefhebbers is dat niet voor te stellen.
Dit is volgens mij de kern van waarom een liefhebber zijn rijschool uitzoekt op auto en niet op andere, wellicht belangrijkere zaken. De meeste mensen maakt het niet uit hoe de wagen rijdt, als ze dat roze papiertje maar krijgen. Wij fanaten zijn anders, maar ook in de minderheid. Diezelfde klasgenoot die klaagde over de BMW, verklaarde ook de VW Polo Bluemotion een fijne auto te vinden, omdat hij licht schakelt. Ik geloofde mijn oren toen al niet: de treurige, lelijke, ratelende, ondergemotoriseerde hoop ellende die ik met passie mijn minst favoriete auto noem is géén fijne auto. Maar vanuit haar bekeken was het een logische opmerking.
Helaas is de petrolhead in Nederland tegenwoordig een bedreigde soort. Het was al niet onze natuurlijke habitat, met belachelijke bpm-regelingen en een cultuur die niet geschikt is voor autoliefhebbers (in het kleinere, bourgondische België kopen ze van oudsher meer nieuwe auto’s dan hier), maar onder jongeren leeft autorijden nauwelijks meer. Uit 180 leeftijdsgenoten ken ik maar twee medeliefhebbers, de rest snapt niet dat ik graag een auto wil. Geen wonder dat rijscholen overgaan op makkelijke auto’s die geen indruk achterlaten. Maar gelukkig is er nog altijd het groepje instructeurs met een leuke auto, zich verzettend als het Gallische dorpje van Asterix en Obelix. Misschien is dat hoe we de Nederlandse autocultuur kunnen redden: meer les-BMW’s?