Beschrijving en werking
'Smart Charge' dynamoregelsysteem
Algemene informatie
De dynamo levert elektrische stroom aan het het elektrische systeem van de wagen en zorgt dat de accu opgeladen blijft. De dynamo wordt aangedreven door de aandrijfriem voor hulpaggregaten.
Zie voor meer informatie de procedure: Aandrijving hulpaggregaten (303-05 Aandrijving hulpaggregaten, Beschrijving en werking) /
Accessory Drive - 1.6L (303-05, Beschrijving en werking).
Wanneer de motor wordt gestart, wordt er in de dynamo wisselstroom (AC) opgewekt die vervolgens direct wordt omgezet in gelijkstroom (DC). De gelijkstroom wordt afgeregeld door de spanningsregelaar (aan de achterzijde van de dynamo) en wordt vervolgens geleverd aan de accu en de elektrische verbruikers van de wagen. De spanning van het laadsysteem wordt geregeld door de computer motorregeling (PCM). Als de accu koud is, wordt deze effectiever geladen met een hoge spanning en als de accu warm is, wordt deze effecteiver geladen met een lage spanning. De PCM kan de laadspanning aanpassen in overeenstemming met de accutemperatuur, die wordt berekend op basis van de inlaatluchttemperatuur (IAT) en de koelvloeistoftemperatuur (ECT).
De PCM controleert en regelt tegelijkertijd de uitgangsspanning van de dynamo. Als het stroomverbruik hoog is of als de accu overmatig ontladen is, dan kan het systeem het stationair toerental verhogen. Om de draaiweerstand van de motor tot een minimum te beperken wanneer de motor wordt gestart, dan schakelt de PCM de dynamo uit. Wanneer de motor is gestart, dan verhoogt de PCM geleidelijk de uitgangsspanning van de dynamo.
De PCM regelt de werking van de laadstroomcontrolelamp, dat zich in het instrumentenpaneel bevindt. De PCM is daarom verantwoordelijk voor het uitschakelen van de laadstroomcontrolelamp nadat de motor is gestart en voor het inschakelen in het geval van storingen. De laadstroomcontrolelamp wordt ook door de PCM ingeschakeld bij het aanzetten van het contact (sleutel in stand ON), het uitzetten van de motor en het afslaan van de motor.
Het Smart Charge laadsysteem omvat de volgende functies:
Schatting accutemperatuur en regeling laadspanning
Kennisgeving van dynamobelasting vooraf
Uitschakeling van dynamo tijdens starten motor
Verhoging van stationair toerental bij lage spanning/hoge elektrische belasting (om de uitgangsspanning van de wisselstroomdynamo te verhogen en het ontladen van de accu te verminderen)
Uitschakeling elektrische verbruikers bij lage spanning
Inschakeling van elektrische verbruikers bij hoge spanning
Doordat voortdurend de accutemperatuur wordt berekend en de uitgangsspanning van de dynamo wordt geregeld, blijft de laadstroom van de accu optimaal. De functie kennisgeving van dynamobelasting vooraf geeft de PCM een vervroegde waarschuwing over een verwachte elektrisch belasting en de daaruit voortvloeiende veranderingen in het koppel van de wisselstroomdynamo. Met behulp van deze informatie kan de PCM een stabieler stationair toerental aanhouden. De PCM regelt ook de inschakeling van de dynamo tijdens het starten van de motor en de functies voor het verhogen van het stationair toerental. De elektrobox aan passagierszijde (PJ

regelt de twee overige functies van het smart charging laadsysteem: het uitschakelen van elektrische verbruikers bij een lage spanning en het inschakelen van elektrische verbruikers bij een hoge spanning. Wanneer de accuspanning lager is dan de lage drempelwaarde, dan schakelt de PJB de volgende componenten in de onderstaande volgorde uit met een vertraging van 5 seconden tussen elke uitschakeling van een verbruiker.
Voorruitverwarming
Verwarmde achterruit
Airconditioningsysteem
De PJB schakelt alle voorheen uitgeschakelde elektrische verbruikers weer in wanneer de accuspanning hoger is dan de lage drempelwaarde. De volgorde voor het opnieuw inschakelen van de verbruikers is eerst de airconditioning, dan de achterruitverwarming en vervolgens de voorruitverwarming, met een vertraging van 5 seconden tussen elke inschakeling van een verbruiker. Wanneer de elektrische verbruikers opnieuw zijn ingeschakeld, dan keren deze automatische terug in de normale modus. De component wordt daarom uitgeschakeld en wacht op een PJB-ingangssignaal van de schakelaar. Inschakeling van elektrische verbruikers bij een te hoge spanning is mogelijk wanneer de PJB registreert dat de accuspanning 20 seconden hoger is dan de hoge drempelwaarde en de laadstroomcontrolelamp is ingeschakeld.
Wanneer de drempelwaarde wordt bereikt, dan schakelt de PJB de volgende componenten in de onderstaande volgorde in met een vertraging van 5 seconden tussen elke inschakeling van een verbruiker.
Verwarmde achterruit
Voorruitverwarming
Het doel hiervan is het verlagen van de spanning tot binnen de specificatie en het verminderen van eventuele beschadiging aan de accu door te veel laden. De PJB zorgt ervoor dat de elektrische verbruikers in de normale modus worden gezet wanneer de accuspanning voor 20 seconden lager is dan de hoge drempelwaarde. Dit is om te voorkomen dat de accu overmatig wordt ontladen. De volgorde voor het inschakelen van de normale modus van de verbruikers is eerst de voorruitverwarming en vervolgens de achterruitverwarming , met een vertraging van 5 seconden tussen elke inschakeling van een verbruiker. Er kan een activeringscyclus optreden wanneer de verbruikers herhaaldelijk worden in- en uitgeschakeld als de spanningswaarde toe- en afneemt. Dit verloop kan worden verwacht bij een storing m.b.t. een voortdurend te hoge spanning en dient om zowel de schade aan de accu door te veel laden als het overmatig ontladen van de accu door inschakeling van de achterruit- en voorruitverwarming te beperken. In de normale modus worden de elektrische verbruikers uitgeschakeld terwijl wordt gewacht op een PJB-ingangssignaal van de schakelaar. De lage drempelwaarde van de spanning is ca. 10,3 volt en de hoge drempelwaarde van de spanning is ca. 16 volt.
Schema van het dynamoregelsysteem (Smart Charge dynamoregeling)
Nr.OnderdeelnummerBeschrijving
1-Dynamo
2-Sensorkabel accuspanning
3-Zekering 3 A
4-Hulp-elektrobox (BJ

5-Door dynamo vereist uitgangssignaal van de PCM
6-PCM
7-Instrumentenpaneel
8-Controlesignaal dynamowerking naar de PCM
9-Accu
Aanlopen van de dynamo bij het starten van de motor
Bij het 'smart charge' dynamoregelsysteem wordt de dynamo tijdens het starten van de motor uitgeschakeld. Pas nadat de motor is aangeslagen wordt de dynamo ingeschakeld.
Het inschakelen van de dynamo wordt elektronisch door de PCM uitgevoerd. Het dynamovermogen wordt hierbij geleidelijk opgevoerd, totdat de benodigde waarde is bereikt.
Verhoogd stationair toerental
Bij stationair draaien met een grotere dynamobelasting wordt het stationair toerental verhoogd, om de dynamocapaciteit te vergroten.
Het systeem kan het stationair toerental in stappen verhogen tot 150/min boven het basis stationair toerental.
Diagnose
Er is een zeftestfunctie voor het Smart Charge systeem opgeslagen in de PCM. Toegang tot deze functie kan verkregen worden via het WDS. Als er een storing in het systeem optreedt, dan schakelt de PCM de laadstroomcontrolelamp in. Als de spanningsregeling niet werkt, dan werkt de dynamo met een vastgelegde laadspanning van ca. 13,5 volt.
Met deze vastgelegde laadspanning werkt de dynamo op conventionele wijze en levert hij nog steeds voldoende stroom voor de boordsystemen. De PCM schakelt voor een controle op de werking de laadstroomcontrolelamp na het inschakelen van het contact in. Nadat de motor is gestart, wordt de laadstroomcontrolelamp weer uitgeschakeld. Tijdens het draaien van de motor brandt de laadstroomcontrolelamp alleen als de PCM registreert dat er een storing voor 20 seconden aanwezig is (spanning buiten bereik, interne storing dynamo of storing van communicatie tussen PCM en dynamo).