Ivanov
Moderator
“Mevrouw?” Inspecteur Jan Pubpostdoor zit in een behoorlijk luxueuze stoel aan het dure bureau. De buitengewoon chique aankleding van het kantoor geeft hem het gevoel dat hij niet op zijn plaats is. De vrouw aan de andere zijde van het bureau heeft dezelfde gevoelens over de plek, al is het door haar aankleding dat ze zich meer en meer op haar gemak begint te voelen. Ze kijkt om zich heen, zucht even en begint het gesprek met Jan. “Inspecteur Pubpostdoor. Mijn naam is Marion Le Solei; wellicht weet u dat ik vier weken geleden ben aangesteld als de nieuwe commissaris van politie hier in Middelmear.” Ze kijkt nogmaals haar kantoor rond. “Mijn voorganger, Els Diners Malgasador, had meer aandacht voor het verbeteren van haar persoonlijke omstandigheden dan voor het personeel onder haar hoede. Ik heb begrepen dat elke aanvraag die geld zou kosten door haar categorisch werd afgewezen?” Jan knikt een bevestiging. Marion schudt haar hoofd. “Dat ga ik niet doen. Wij hebben als politie een taak; meerdere taken, en die gaan we ook uitvoeren. Ik accepteer geen uitvluchten uit de groep ‘daar is geen geld voor beschikbaar’.” Jan knikt. “Inspecteur, kunt u op uw afdeling nog iets gebruiken?”
“Eh,” twijfelt Jan. “Hoeveel mensen hebt u tot uw beschikking?” vraagt Marion. “Oh… eh… Ik heb Hendrik en kan gebruik maken van de diensten van het arrestatieteam en de collega’s in uniform.” “En verder?” vraagt Marion. Langzaam schudt Jan zijn hoofd. “Niemand,” zegt hij, “dat is het.” Verbaasd kijkt Marion hem aan. “En wie zoekt er dan naar gegevens van verdachten? Het uitpluizen van bankgegevens?” “Het antwoord op deze vragen is dat één en dezelfde persoon dit doet: Hendrik, en hij is daar heel erg goed in.” “Oh,” zegt Marion, “En wie gaat er dan in gesprek met getuigen en verdachten?” Jan steekt zijn hand op. “Dat ben ik dan; eventueel samen met Hendrik en de mensen van de uniformdienst.” “En verder?” vraagt Marion. “Niemand,” zegt Jan, “wij redden ons met ons tweeën uitstekend. We hebben samen al meerdere moorden opgelost, waarvan de daders inmiddels lange celstraffen uitzitten; overigens met uitzondering van Phil Kerkwacht, de moordenaar van Ben Kalder, Anja Webe en Angela Blankert; waarvan het proces inmiddels begonnen is en onze Officier van Justitie, mevrouw Etrolhe’d, een celstraf eist van drie maal levenslang.” Vol verbazing kijkt Marion hem aan. “Drie maal levenslang? In Nederland kan slechts één maal levenslang worden opgelegd.” Jan glimlacht, “Ik kan merken dat u niet uit Middelmear komt en dat u ook geen kennis hebt gemaakt met onze Paula. Die doet haar uiterste best om criminelen daar te krijgen waar ze horen: in een cel ver weg van de maatschappij. Op een plek waar ze geen kwaad meer kunnen doen. En dat is iets waar ze erg goed in is. Alex Sprotiatis alias Ferdinand Åké heeft ze ook veroordeeld gekregen tot drie keer levenslang.” “M… eh…” stamelt Marion, “Maar hoezo driemaal?” Jan telt haar voor: “Eénmaal voor de moord op Philemon Thompson, éénmaal voor de moord op Eric Thompson en éénmaal voor de moord op Albert Thompson. Plus dat ze hem vervolgt heeft voor valsheid in geschrifte met zijn geheime identiteit én,” Jan roept het bijna uit, “voor diefstal van een fietsenstandaard uit het magazijn van Thompson’s Rijwiel Fabriek.”
Marion zakt met haar rug tegen de leuning van de extravagant geprijsde bureaustoel met kalfsleer van Zuid-Hawaiaanse dunbilkoeien. “Dat is zeker knap werk van haar, maar houdt ze wel rekening met verzachtende omstandigheden?” Jan knijpt zijn ogen samen. “Ik kan u verzekeren dat er bij zowel de zaak Thompson als bij de zaak Kalder er geen sprake is van iets dat ook maar in de verte zou kunnen worden aangezien als verzachtende omstandigheden. Zowel Sprotiatis/Åké als Kerkwacht hebben hun misdaden zorgvuldig gepland en uitgevoerd.”
Marion is even stil maar herpakt zich. “Ik heb in ieder geval besloten om uw team te versterken. Een ambitieuze agente, vers uit de opleiding die ze als beste van haar lichting afsloot. Ze is een rijzende ster in ons veld en iemand die onder de vleugels van de juiste persoon of personen kan groeien tot een toprechercheur en wellicht tot de hoogste regionen van de leiding kan doorklimmen.” Jan snuift, “We hebben niemand nodig en al zeker niet iemand die op de carrièretrein gestapt is en ons als een kort tussenstation ziet dat een korte en hinderlijke pauze inhoudt.”
“Het doet me geen genoegen om dit te horen, inspecteur, maar u gaat haar er wel bijkrijgen. Ze is ook een expert op het gebied van sociale media dus zijn kan het twitteraccount van de politie Middelmear beheren, net als de Facebookpagina.” Jan fronst zijn wenkbrauwen. “Heeft de politie Middelmear dan een Twitter- en Facebookaccount?” “Zie,” zegt Marion, “u weet niet eens dat wij over deze twee sociale mediakanalen beschikken. Ik zal zorgen dat zij de benodigde inloggegevens zal ontvangen. Wie zou deze moeten hebben?” “Ehm… geen idee; maar wellicht dat Mordac van IT dit weet,” zegt Jan. Marion knikt, “Goed, ik zal het daar vragen. Mordac is de naam, zegt u?” Jan knikt en vertrekt.
“Buitengewoon.” Dokter Victoria Butler staat naast het bureau van Hoofdagent Hendrik de Ruyter. Met haar armen over elkaar geslagen kijkt ze naar de simpele stoel die op een kleine vier meter afstand van haar staat. Meer precies; ze kijkt naar de jonge vrouw die op genoemde stoel zit. “Erg apart,” zegt Hendrik, gezeten in zijn stoel direct naast Victoria. Jemma Henderson, op één van haar uitzonderlijke bezoeken aan het politiebureau, kijkt, terwijl ze tegen een archiefkast leunt, met verbazing naar de vrouw. “Ongelooflijk,” zegt ze. Jan loopt het kantoor binnen om zijn drie vrienden (en collega’s) aan te treffen terwijl ze naar één persoon staren. Een persoon die steeds ongemakkelijker kijkt en steeds onrustiger bewegen. “Team,” zegt hij met een ietwat verhoogd stemgeluid. Hendrik, Victoria en Jemma draaien zich om en kijken nu naar hem.
“Onze nieuwe commissaris, mevrouw Le Solei, denkt dat wij het niet alleen afkunnen en heeft daarom besloten dat wij versterking gaan krijgen. Hebben gekregen,” zegt Jan. “Oh,” zegt Victoria en wijst met haar duim over haar schouder naar de jonge vrouw in de stoel. Jan knikt en zucht even. Hendrik wijst ook naar de vrouw, “Die jongedame beweerde al dat ze is toegevoegd aan ons team; maar wij,” hij wijst op zichzelf en op de twee zussen, “dachten dat ze fout zat en we probeerden haar al door te sturen naar een andere afdeling… maar ze hoort dan toch hier?” Jan zucht, “De commissaris heeft dit op eigen houtje besloten, zonder overleg met ons of zelfs maar met mij.” Hij knipt met zijn vingers. Er gebeurt niets. Hij knipt opnieuw met zijn vingers, ditmaal in de richting van de vrouw. Die snapt de hint nu wel, staat op en loopt naar Jan toe.
“Nou,” zegt hij, “jij bent dus op bevel van de commissaris hier.” De vrouw knikt bedeesd en voet weer de priemende en vijandige blikken op zich gericht van het trio tegenover haar. “Goed,” zegt Jan, “vertel eens wat over jezelf.” Even schraapt de vrouw haar keel alvorens ze van wal steekt. “Mijn volledige naam is Jeanny Hölzer-Nesihuluhulu, maar ik noem mezelf Jeanny Hölzer. Ik ben drieëntwintig jaar oud en kom net van de politieacademie. Ik heb daar de opleiding communicatie gevolgd en de opleiding IT sub sociale media en ik heb begrepen dat het de bedoeling is dat ik de Twitter- en Facebookaccounts van de politie Middelmear ga beheren; naast dat ik jullie ga ondersteunen met jullie werkzaamheden.” Even lacht ze, slechts kort. Jemma stelt alt eerste een vraag. “Je hebt de opleiding communicatie gevolgd?” Jeanny knikt. “Dus je weet ook van non-verbale communicatie?” vervolgt Jemma. Jeanny knikt opnieuw. Als op commando slaan Hendrik, Victoria en Jemma hun armen over elkaar. Jan klopt Jeanny bemoedigend op haar schouder. “Nou, welkom dan maar,” zegt hij en loopt weg, daarbij Jeanny achterlatend bij de drie die dwars door haar heen kijken.
Drie weken later. Voor Jeanny drie erg, heel erg lange weken. Eenzame weken ook. De wachtwoorden van het Twitteraccount en de Facebookpagina van de politie Middelmear zijn aan haar overgedragen, maar er is maar weinig wat ze kan plaatsen. De bevolking van de gemeente weet de weg naar de accounts niet te vinden, of ze hebben er geen interesse in. Op crimineel gebied is het relatief rustig gebleven met wat werk voor Richard Kasteel, maar Hendrik en Jan hebben weinig te doen en zetten de jacht voort op de mysterieuze lifter die Pierre ertoe zette om zijn vrouw Wilhelmina te vermoorden door haar keel door te snijden.
De tweeliter, low pressure turbomotor van de Saab 9-3 van Jan staat rustig stationair te draaien. Jan en Hendrik staan voor de auto en baden in het licht van de koplampen. Ze kijken om zich heen, zoeken elke millimeter af op zoek naar een aanwijzing, hoe klein ook. Hendrik schudt zijn hoofd. Jan kijkt verre van blij. “Nee chef,” zegt Hendrik, “Er is niets. We zijn het parkeerterrein nu twee keer overgelopen, hebben onder elke grasspriet gekeken, maar er is niets te vinden dat duidt op het bestaan van die lifter.” Boos geeft Jan een schop tegen een steentje dat begint aan een reis richting een Renault Vel Satis 2.2 dCi maar verliest net op tijd het momentum om zo onder de auto door te schieten. “Oeh,” zegt Jan en Hendrik vult aan, “Dat ging maar net goed.” Jan knikt. “Kom,” zegt hij, “we gaan. Zeg, waar is die nieuwe eigenlijk?” Hendrik grinnikt. “Ze is bij een autopsie van Victoria. Een man van eind veertig en honderdzeventig kilo.” Jan grinnikt ook. “Dat wordt een fikse partij met vet worden waar Victoria doorheen moet snijden.” Hendrik knikt en de twee stappen terug naar de Saab. “Terug naar de zaak?” vraagt Jan maar Hendrik schudt zijn hoofd. “Als jij me bij Thompson’s af kunt zetten; dat zou mooi zijn. Charlotte en ik gaan vanavond naar de European Tour van WWE Live.” “Eh, leuk,” zegt Jan. Hendrik glimlacht van oor tot oor. “Ja, zeker. We hebben er erg veel zin in.” “Moeten jullie nog ver rijden?” vraagt Jan. “Nee, gelukkig niet,” antwoordt Hendrik, “want naast het evenement in Ahoy Rotterdam is er ook één hier bij ons in de buurt; in Zuidweg in de Slæpfæst Arena.” “Oh,” zegt Jan, “van die beddenfabriek?” “Ja,” zegt Hendrik, “en we gaan met de nieuwe Fiat 124 van Charlotte. Leut autootje, Spider. Lusso uitvoering, 140 PK, achterwielaangedreven.” “Rood, toch wel?” vraagt Jan. “Uiteraard,” zegt Hendrik, “What else?”
“Wie zijn er vanavond allemaal?” vraagt Charlotte Dhunti aan Hendrik terwijl ze haar Fiat met slechts drieënveertig kilometer op de teller en uiteraard de kap naar beneden naar Zuidweg stuurt. Hendrik leest op van de flyer. “Roman Reigns, Seth Rollins, Kevin Owens, Big E Langston, Kofi Kingston, Xavier Woods, Antonio Cesaro, Finn Bálor. Er staat alleen niets over de WWE Diva’s en wie van de dames er aanwezig zal zijn,” zegt hij met enige gespeelde teleurstelling in zijn stem. “Och arme jij. Dan zul je het toch met deze Diva’s moeten doen,” en ze klopt even op haar borsten. Hendrik lacht, “Ja, die ken ik wel,” en hij haalt adem. “Nee hé, je gaat het niet zingen!” roept Charlotte uit, maar Hendrik zet al aan: “Vrouw Haverkamp… vrouw Haverkamp.” “Neeee!” roept Charlotte lachend terwijl Hendrik verder zingt, “Wa he-j toch grote tieten. Hoe we’die da? Hoe we’die da? Ik heb ze zelf in de hand gehad. Ik heb ze op en neer zien goan! Ik heb ze overend zien stoan. Vrouw Haverkamp, vrouw Haverkamp, Ik heb ze zelf zien zitten.” “Ik heb geen grote tieten!” roept Charlotte en de twee rijden lachend verder.
Charlotte parkeert haar Fiat in de ruime parkeergarage van de Slæpfæst Arena in Zuidweg. Met enig denkwerk, want ze heeft de auto net, lukt het de twee om de kap er weer op te doen. “Ik keek ook nog even naar wie er eergisteren in Luik bij waren,” zegt Hendrik intussen, “en toen waren ook Sheamus, Luke Gallows én Charlotte Flair en Sasha Bank er dus die krijgen vandaar rust ofzo?” “Ach,” zegt Charlotte, “dat zien we vanzelf wel. Jij hebt de kaartjes?” Met zijn vrije hand klopt hij tegen het borstzakje van zijn stijlvolle blouse. “Mooi,” zegt ze en drukt op de afstandsbediening van de Fiat waarna de auto sluit en op het alarm staat. Gearmd loopt het stel naar de ingang van de Arena.
Terwijl Charlotte en Hendrik genieten van een uitstekende wedstrijd tussen Kevin Owens en Xavier Woods, waarbij de tafel van de Spaanstalige commentatoren sneuvelt, is in de catacomben van de Arena Ashley Fliehr, beter bekend onder haar in-ringnaam Charlotte Flair (en ze is inderdaad de dochter van WWE Hall of Famer Rik Flair) op zoek naar de organisator van het evenement in Zuidweg; de grootaandeelhouder en voormalig CEO van de Slæpfæst beddenfabriek uit Zuidweg, Martin Elon. Uiteraard mag er van Ashley niet verwacht worden dat ze de Nederlandse taal machtig is, dus spreekt zij in haar moederstaal. “Have you seen Martin Elon?” vraagt ze aan Claire, die oplettende lezers zullen herkennen als één van de medewerksters van de Moonsbioscoop in Middelmear, maar zij werkt bij grote evenementen ook in de Slæpfæst Arena. “No, I’m sorry, I haven’t seen him,” antwoord Claire met licht Australisch accent in haar stem, “but I believe he’s in his office.” “Ok, thanks,” antwoord Ashley en ze loopt verder.
Eénmaal bij het kantoor aangekomen constateert ze dat de deur dicht is. Ze klopt aan, voorzichtig. Er volgt geen enkele reactie. Ze klopt weer, ditmaal harder en luid genoeg om gehoord te kunnen worden. Ook nu volgt er geen enkele respons vanaf de andere zijde. Ashley probeert of de deur open wil, deze blijkt niet afgesloten te zijn en welwillend in openen. Voorzichtig steekt ze haar hoofd om de deur. “Hello? Is there anybody in there?” citeert ze Pink Floyd, “just knod if you can hear me?” Niets. Langzaam stapt ze het kantoor binnen. Aangezien de Zweedse firma IKEA, hoewel het hoofdkantoor zich officiëel in Nederland bevindt, ook in de Verenigde Staten van Amerika diverse filialen heeft, is ze bekend met de meubels die ze aantreft.
Aan de muur hangen diverse foto’s van Martin Elon met diverse prominenten uit de WWF/WWE wereld. Een foto van hem met Hollywood Hulk Hogan, één met Dusty Rhodes, helaas niet meer onder ons. Maar liefst twee foto’s van Martin met “Rowdy” Roddy Piper (ook al overleden), The Macho Man Randy Savage, Brett Hart, Stone Cold Steve Austin, Shawn Michaels, Vince McMahon, Stephanie McMahon en haar man Triple H. The Million Dollar Man, Ted diBiase, “Hacksaw” Jim Duggan. Trish Stratus, maar ook met de huidige supersterren als John Cena, Randy Orton, Shaemus, The Shield, toen de leden nog als een team werkten, The Big Show, Goldberg en Luke Harper. Ashley is even afgeleid en voelt zich licht beschaamd dat zij deze man nooit ontmoet heeft want hij lijkt zo’n beetje iedereen in het wereldje te kennen.
Ze loopt het kantoor verder binnen en beweegt zich naar de Liatorp die richting de muur staat opgesteld; een Volmar met hoofd- en armsteunen staat links naast het bureau. Ashley loopt om de Liatorp heen; om daar Martin Elon te ontdekken, liggende op de grond met een fikse plas bloed bij zijn hoofd. Zijn ogen staren naar het plafond. “Oh, my god,” stamelt Ashley en ze slaat haar handen voor haar mond. Zo snel als ze kan, doch ook met zoveel voorzichtigheid in acht nemende, spoed ze zich naar hem toe. Met haar vingers voelt ze of ze iets van een hartslag kan voelen; maar ze voelt slechts de bevestiging wat de aanblik reeds deed vermoeden: Martin Elon is overleden. “Oh, no,” verzucht ze.
Een half uur later is het kantoor afgesloten voor niet-politie- of forensisch personeel. In tegenstelling tot de races op Circuit Jim Clark een tijd eerder, toen de dode Ben Kalder werd aangetroffen, is nu alleen Inspecteur Jan Pubpostdoor aanwezig. Uiteraard is ook het forensisch team er met ditmaal Dokter Victoria Butler als patholoog-anatoom van dienst met haar zus Jemma Henderson als assistente/stagiaire. Om niet nogmaals een date van Hendrik en Charlotte te verpesten heeft Jan besloten om geen contact met zijn rechterhand op te nemen en om Jeanny Hölzer mee te nemen om zo ook meteen de commissaris tevreden te stellen. “Are you sure you did not touch the body in anyway?” vraagt Jeanny aan Ashley die haar hoofd schudt. “I looked for a pulse,” zegt ze met treurige stem, “but when I found none I left the room, making sure I hadn’t touched anything else since it was quite clear to me; considering the amount of blood, that this was unlikely to have been an accident or anything else than foulplay.” “You seem to be pretty calm about it,” zegt Jan tegen Ashley. Ze zucht even, “Well, I’ve seen gruesome injuries up close… but this is different. But I don’t panic that easily.” Jan knikt vriendelijk naar haar, “Thank you miss Fliehr.” Ze knikt en loopt zwijgend weg.
“Victoria? Wat heb je voor ons?” vraagt Jan aan de patholoog-anatoom die gehurkt bij het lichaam zit. Ze kijkt omhoog en ziet dat naast Jan niet Hendrik staat, maar de niet onaantrekkelijke dame die aan het team is toegevoegd. “Moet zij er echt bij zijn?” vraagt Victoria, “kan Hendrik niet?” Jan schudt zijn hoofd. “Zou kunnen, maar aangezien Hendrik hier in het publiek zit op een date met Charlotte en aangezien ik hun afspraakje bij de races op het Circuit Jim Clark ook al verpest heb; heb ik hem maar niet gebeld.” Victoria grinnikt even. “Verstandig,” zegt ze, “je hebt al genoeg minpunten bij haar.” Jeanny kijkt met een gezicht vol verbazing en onbegrip, wisselend tussen Victoria en Jan. “Minpunten bij Charlotte? Ik heb haar in de weken dat ik hier ben een paar maal ontmoet, maar ze lijkt me heel aardig en…” Zowel Jan maar vooral Victoria geven haar een blik met slechts één betekenis: ‘stop met praten’.
“Wat heb je voor ons?” herhaalt Jan zijn vraag aan Victoria. Die zucht even. “Tja, de afgelopen tijd; sinds Angela Blankert, heb ik niet zo heel veel interessants; dus deze dode is een welkome afwisseling. But alas; simpelweg een blunt force trauma; een fikse klap op zijn hoofd, hier.” Victoria draait het hoofd en wijst op een donkerrode plek op het linkerdeel van het achterhoofd. “Weten we wie het slachtoffer is?” vraagt Jan. Jeanny knikt en toetst op haar tablet. “Jazeker. Het slachtoffer heet Martin Elon, tweeënveertig jaar oud. Ongehuwd en voor zover ik heb kunnen ontdekken ook geen lopende relatie. Geen kinderen…” “Kinder!” verbetert Victoria haar. “Eén kind, twee kinder. Kinderen is dubbelop.” “Oh,” zegt Jeanny verbaasd en ietwat geschrokken. “Net als één ei, twee eier,” vult Jan aan. “Oh. Ok. Geen kinder,” vervolgt Jeanny met de correcte meervoudsvorm. “Hij was één van de directeuren van de Slæpfæst Beddenfabriek en de initiatiefnemer van de bouw en het beheer van de Slæpfæst Arena, waar we ons nu bevinden. In 2012 verkocht hij zijn aandelen in de fabriek om fulltime aan het werk te gaan als directeur van de Arena.”
“Weten we iets over vijanden? Iemand die hem naar het leven zou staan?” vraagt Jan. Jeanny schudt haar hoofd. “Nee, maar ik moet nog beginnen met de ondervragingen van de mensen die hem kennen en met hem samenwerken.” “Heeft hij dan geen enkele familie?” vraagt Jan. Jeanny scrolt op haar tablet. “Hij heeft een moeder die nog leeft; ze is nu zeventig en woont in het rusthuis ‘In pulverem reverteris’. Zijn vader is overleden… hé, tweeënveertig jaar geleden.” Ze zoekt verder op haar electronische hulp, “En meer staat er ook niet bij. Overleden in 1974. Punt.” Ze kijkt Jan aan, “Daar ga ik op het bureau achteraan.” “Hoe laat is het nu?” vraagt Jan. “Net voor tien uur,” antwoord Jeanny. “Dan ga ik er vanuit dat de moeder… hoe heet ze?” vraagt Jan. “Melinda Elon,” zegt Jeanny. Jan vervolgt: “Ik ga er vanuit dat Melinda Elon nu al op bed zal liggen.” “Toch moet je gaan,” zegt Victoria, “wat als ze, om wat voor reden dan ook, met haar zoon belt en hem niet te pakken krijgt?” De woorden hebben haar lippen nog niet verlaten of vanuit één van de zakken van het colbert van Martin komt het geluid van een ringtone; de vibraties van de telefoon doen zelfs de stof bewegen. Voorzichtig steekt Victoria haar hand in de betreffende zak en vist een Apple iPhone 7+ in roségouden kleur naar boven. “Mam,” staat er op de display en nu bevrijd van de beperkingen van de stof is de ringtone ook duidelijk hoorbaar: “Mama!” schalt Freddie Mercury in herhaling door de ruimte.
“Goedenavond,” zegt Jan als hij het gesprek aanneemt, “u spreekt met Inspecteur Jan Pubpostdoor van de recherche Middelmear. Ik spreek met mevrouw Elon?” Vanaf de andere zijde van de verbinding blijft het even stil. “Inderdaad, u spreekt met mevrouw Elon en ik was in de veronderstelling dat ik contact opnam met mijn zoon Martin. Dat u de telefoon aanneemt kan twee dingen betekenen. Of het toestel van mijn zoon is gestolen of verloren geweest en inmiddels in de handen van de politie terecht gekomen; of er is mijn zoon iets overkomen. Gezien het onwaarschijnlijk is dat een inspecteur der politie zich zal bezighouden met iets simpels als een teruggevonden telefoon; vrees ik dat de tweede optie overblijft en mijn zoon iets is overkomen.” Nu is het de beurt aan Jan om even sprakeloos te zijn, maar ook hij herstelt zich snel. “Dat is helaas een correcte aanname, zeker per telefoon, dat uw zoon Martin is overleden.” Het blijft stil.
“Mevrouw Elon?” vraagt Jan na ongeveer drieënvijftig seconden, “bent u daar nog?” Jan kan horen hoe de vrouw adem haalt en haar spreken hervat. “Ja, Inspecteur, ik ben er nog. Ik moet het nieuws even laten inwerken.” “Gecondoleerd, mevrouw,” zegt Jan, “is het wellicht mogelijk dat ik u nu nog bezoek om een aantal vragen te stellen; dat doe ik liever persoonlijk en niet via de telefoon.” “Nee, inspecteur, ik kan het op dit moment niet aan om bezoek te ontvangen. Komt u morgen; tegen een uur of tien in de ochtend,” antwoord mevrouw Elon. “Is er iemand die bij u kan zijn en kan blijven?” vraagt Jan. “Ja,” bevestigd mevrouw Elon, “één van de verpleegsters kan me gezelschap houden.” “Ok, mevrouw,” zegt Jan, “dan zie ik u morgen. Nogmaals, mijn condoleance.” “Dank u,” is de reactie van mevrouw Elon en ze verbreekt de verbinding.
Jan kijkt Jeanny aan die, net als Victoria, mee kon luisteren aangezien Jan het gesprek via de speakerfunctie had gevoerd. Niet dat dit bedoeling was, maar dat is het gebruiksgemak en duidelijkheid van een iPhone. “Wat valt je op?” vraagt hij aan haar. Jeanny kijkt van Jan naar Victoria om een glimp van een hint op te vangen, maar beiden hebben een uitstekend pokerface. “Mevrouw Elon vroeg niet hoe haar zoon is overleden,” zegt Victoria tenslotte. “Oh… ja… nee,” zegt Jeanny, “dat vroeg ze inderdaad niet.” Jan wijst op haar, “Jij gaat de getuigenverklaringen opnemen?” Ze knikt heftiger dan strikt noodzakelijk is. “Jij…” maar Victoria vult Jan al aan, “ik ga verder met de autopsie en zorg ervoor dat jij de bevindingen zo snel mogelijk zult hebben.” Jan glimlacht even. “Dank je,” zegt hij tegen haar om zich weer tot Jeanny te richten. “Regel jij dat alle toeters en bellen bij de hoofdingang weg zijn voor het spektakel hier is afgelopen?” Jeanny knikt.
“Zag je dat? Vanaf het derde touw!” zegt Hendrik op enthousiaste toon tegen Charlotte die aan zijn arm terugloopt naar de parkeergarage. “Ja, lieverd, dat zag ik; ik zat naast je,” antwoord Charlotte, om te vervolgen, “op TV lijkt het al zo indrukwekkend, maar om het nu het in echt te zien hoe Roman Reigns met een superplex afrekende met Big E Langston… ongelooflijk.” De twee gaan zo op het bespreken van het evenement dat ze zojuist gezien hebben, en in elkaar, dat ze niet merken hoe de lift, rechts van hen, de deuren opent. Jan stapt uit en kijkt recht naar zijn trouwe assistent en diens vriendin. Het stel kijkt echter recht vooruit en Jan glipt meteen linksaf. Vanachter een kolom kijkt hij toe hoe Hendrik en Charlotte doorlopen. Tot ze bij een pilaar aankomen. Daar duwt Charlotte haar vriend met zijn rug tegen het beton; drukt ze haar eigen lichaam tegen dat van hem en kust ze hem vol passie. Hendrik reageert door meteen terug te zoenen en zijn handen via haar rug naar haar billen te sturen. Met enige schaamte kijkt Jan toe hoe de twee met elkaar staan te vrijen. Dan herinnert hij zich hoe hij, een kleine anderhalf uur geleden, zijn Saab in de buurt van een rode Fiat 124 parkeerde. “Oh nee,” kreunt hij zacht, als hij zich realiseert dat dit de Fiat van Charlotte kan zijn. Hij kijkt weer naar de plek waar de twee staan te zoenen, maar ze zijn weg. Voorzichtig leunt hij voorbij de zuil waar hij staat om te zien hoe de twee gearmd verder lopen. Al snel arriveren ze bij de rode sportauto, ontsluiten de auto, openen de kap, stappen in en rijden weg. In stilte prijst Jan de relatieve anonimiteit van zijn zilvergrijze Saab. Geen van de twee lijkt de auto te hebben opgemerkt. Zelfs de erkend petrolhead Hendrik niet, maar hij werd dan ook afgeleid door Charlotte. Jan slaakt een zucht van verlichting.
“Goedemorgen allemaal,” zegt Hendrik vrolijk als hij de volgende het bureau binnenstapt. Zijn groet wordt netjes beantwoord. Zijn oog valt op het grote bord dat tegen de wand gemonteerd is en dat gebruikt wordt bij een moordzaak. Het bord bevat foto’s, een rudimentaire tijdlijn. “He,” zegt hij, “is er een moord gepleegd?” “Eh, ja,” zegt Jeanny, gezeten aan haar bureau, om er verder het zwijgen toe te doen; geholpen door het feit dat ze Jan het kantoor ziet binnenwandelen. “Goedemorgen Hendrik,” zegt hij op redelijk vrolijke toon. “Morge, chef. Is er gisteren een moord gepleegd?” antwoordt Hendrik met meteen een vraag in de zin ingebouwd, terwijl hij wijst op het bord. “Eh, ja,” zegt Jan, “Gisteravond is Martin Elon vermoord. Ik ga zo naar Victoria om de uitslag en bevindingen van de autopsie te horen. Ga je mee?” “Gisteravond?” zegt Hendrik op vragende toon, “maar… waarom ben ik niet gebeld dan? Of heb ik een oproep gemist?” Hij grijpt naar zijn telefoon en zoekt in het belregister, om tot de conclusie te komen dat het laatste gesprek dat gepleegd was dat van hem was, naar Charlotte om haar te vertellen dat hij onderweg naar haar is. Jan staat inmiddels ongemakkelijk op zijn benen. “Nee Hendrik,” zegt hij, “je hebt geen oproep gemist. Ik heb je gisteravond bewust niet gebeld. Jij was op date met Charlotte en het zou dan de tweede keer zijn na de moord op Ben Kalder dat ik jou daarvan wegtrek. Ik heb geen privéleven meer, geen relatie sinds Suzanne het met me uitgemaakt heeft; ik leef alleen maar voor mijn werk en ik zal verdomd zijn als ik jou datzelfde pad op laat gaan!” Naarmate hij spreekt wordt zijn toon feller en zijn stem luider, zijn persoonlijke en tot nu toe verborgen frustraties komen naar de oppervlakte. Verbaasd kijkt Hendrik zijn chef aan. “Ok,” zegt hij, “maar je had me ook vanochtend kunnen bellen. Dan had ik gezorgd dat ik hier vroeg had kunnen zijn.” Jan kijkt Hendrik aan en zegt, “Je hebt gelijk, ik had je vanochtend kunnen bellen of een berichtje kunnen sturen. Mijn excuses daarvoor.”
Een ongemakkelijke stilte daalt neer over het kantoor. Het is Hendrik die het doorbreekt, met een zucht. “Ok,” zegt hij, “wat weten we dan?” De stilte duurt nog kortstondig voort, dan begint Jan te praten. “Gisteravond is Martin Elon vermoord. Vooralsnog lijkt het erop, maar we moeten nog het volledige rapport van Victoria ontvangen, dat hij een paar flinke klappen op het hoofd heeft gekregen, wat tot hevige bloedingen heeft geleid, met de dood tot gevolg. Of het de klappen of het bloedverlies was is nu nog onbekend; maar, zoals ik al zei, Victoria komt nog met het volledige rapport.” Hendrik knikt, “En het slachtoffer?” Jeanny neemt, aarzelend, het woord. “Martin Elon. Tweeënveertig jaar. Ongehuwd. Geen relatie. Geen kinder,” zegt ze ditmaal correct, “Directeur van de Slæpfæst Arena en voormalig directeur van de Slæpfæst Beddenfabriek. Ook na de ondervraging van de medewerkers van de Arena lijkt er geen direct motief voor de moord te zijn, maar we hebben nog niet alle medewerkers gesproken.” “En beelden van de beveiligingscamera’s?” vraagt Hendrik? Even is het stil en kijkt men hem aan. “Ja,” vervolgt hij, “aangezien de Arena een privéonderneming is en het geheel in feite privéterrein, is er camerabeveiliging; zeker intern.” “Oh,” zegt Jeanny, “ik ging er eigenlijk vanuit dat de Noïarichtlijnen met betrekking tot camera’s gelden voor de complete gemeente Middelmear; inclusief privédomeinen.” “Dat heb je fout,” zegt Hendrik tegen haar, “de Noïarichtlijnen hebben wel betrekking op privécamera’s, maar alleen voor zover die camera’s een publieke ruimte bestrijken; wat erop neer komt dat de camera’s wel een parkeerterrein mogen zien, maar niet de openbare weg van en naar het terrein. Ik zal eens gaan bellen.” Hendrik spoedt zich naar zijn bureau en gaat bellen. Jeanny staat verloren in de ruimte. “Ga jij maar het financiële verleden van Elon uitpluizen; eens kijken of daar iets te vinden is. Of nee, ga naar de Arena en overleg of daar iets te vinden is of dat er een diefstal heeft plaatsgevonden; een overval of inbraak die misliep.” Jeanny knikt en loopt weg.
Jeanny glijdt achter het stuur van haar Mazda 323 1.3i van 1994. De kilometerstand geeft een respectabele stand van 314.430 weer. Ze zucht. Met een korte aarzeling slaat de motor aan. Een korte rit later parkeert zij haar Mazda in de parkeergarage van de Slæpfæst Arena. Het is er leeg. Het personeel heeft een eigen sectie aan de andere kant van de Arena waar zij hun auto’s neer kunnen zetten. De lift brengt haar naar de tweede etage, alwaar de huismeester zijn kantoortje heeft.
“Goedemorgen, mijn naam is Agent Jeanny Hölzer van de recherche Middelmear. Ik ben op zoek naar Albert Ongjil?” “Oh, hallo meisje, die heb je gevonden. Kom binnen,” klinkt de stem van Albert. Verbaasd loopt Jeanny de ruimte binnen. “Ohhh,” zegt Albert met enige teleurstelling in zijn stem, “Heb je die leuke inspecteur niet meegenomen?” Langzaam schudt ze haar hoofd, “Nee, Inspecteur Pubpostdoor is nog op het bureau. Als het goed is heeft mijn collega De Ruyter contact met u opgenomen in verband met de beveiligingsbeelden?” “Ah, ja,” zegt Albert, “Hoofdagent De Ruyter. Ik heb net de telefoon neergelegd. Ik ben er alleen niet in geslaagd om de beelden te comprimeren om ze op een stick of een DVD te kunnen zetten, met behoud van de opnamekwaliteit. Dat heb ik opgelost door een extra beveiligde verbinding in te stellen waardoor jullie vanaf jullie bureau de beelden in de hoogst en scherpste resolutie kunnen bekijken. Ik hoop dat jullie er achter komen wie die arme Martin vermoord heeft.” Jeanny glimlacht even, maar beseft dat haar vrouwelijke charmes en lichte geflirt heen effect op hem zal hebben. “Dat is erg aardig, mijnheer Ongjil.” “Och,” zegt hij, noem me toch Albert. Het is het minste dat ik kan doen. Martin is altijd erg aardig voor mij geweest. Ik werkte als schoonmaker bij de Slæpfæstfabriek toen ik hem een keer ontmoette. Weet je, hij maakte met iedereen een praatje, kende iedereen die er werkte of zelfs gewerkt heeft. Al pratende vertelde ik hem dat ik bezig was met een avondcursus ICT, dat ik dat erg leuk vond en het erg goed vond gaan, maar ook dat ik niet verder kon studeren omdat ik het niet kon betalen. Hij heeft toen, van zijn eigen geld, de vervolgcursussen betaald op de voorwaarde dat ik bij de IT afdeling van de fabriek zou gaan werken. Dat heb ik gedaan, vijf jaar lang en tot tevredenheid van iedereen. Toen Martin hier in de Arena begon ben ik met hem meegegaan.” Jeanny knikt, “Weet je of er iets gestolen is uit het kantoor van Martin?”
“Oeh, lieverd, nee. Geen idee,” zegt Albert, “dat zou je moeten vragen aan zijn persoonlijk assistent Sebastian.” “Ok,” zegt Jeanny, “en waar kan ik hem vinden?” “Hem?” antwoordt Albert verrast, “Nee, Sebastian is een vrouw. Geen transgender onderweg naar, maar we noemen haar hier Sebastian naar Sebastian uit Little Britain die zo overduidelijk verliefd is op de Prime Minister. Haar echte naam is Zara van Wolfsbergh, met gh aan het einde.” Een korte glimlach speelt over de lippen van Jeanny, “En waar kan ik haar vinden?” Het gezicht van Albert betrekt als hij bedenkt waar ze zou kunnen zijn. “Goede vraag. Normaal gesproken is ze binnen een straal van tien meter van Martin, maar dat zal ze, hopelijk, nu niet zijn. Ik bel wel even met HR. Die weten het vast wel.”
Albert zoekt om zich heen, verschuift links en rechts wat papieren om de telefoon onder de ochtend editie van de Middelmear Courant te vinden. “Oh, wat is het nummer van HR ook alweer?” mompelt Albert terwijl hij zoekt naar het lijstje met interne telefoonnummers. “Ah,” zegt hij, “Renate zit op 313.” “Bip, bip, bip…bip,” zegt de telefoon en de software begint verbinding te maken. “Hallo Renate, met Albert. Weet jij het adres van Sebastian? Die aardige agente van gisteravond is hier en ze wil haar spreken.” Onhoorbaar voor Jeanny antwoordt Renate. “Wacht even, ik pak pen en papier,” en Albert zoekt opnieuw. Een rectie van Renate volgt. “Wat?” zegt Albert, “Oh ik denk het wel.” Renate praat verder. Even kijkt Albert naar Jeanny, bestudeert haar van top tot teen en zegt op zachtere toon tegen Renate, “Ja, dat is ze wel, maar of zij ook…” Renate onderbreekt hem. Albert luistert even om zich tot Jeanny te wenden. “Jongedame, als jij Renate jouw telefoonnummer geeft, dan stuurt zijn de adresgegevens van Sebast… Zara naar je toe.” Ietwat aarzelend geeft Jeanny haar nummer aan Albert die het op zijn beurt weer doorgeeft aan Renate. Slechts luttele seconden later trilt de telefoon van Jeanny. Ze pakt het simpele LG toestel en constateert dat ze inderdaad de gevraagde gegevens heeft ontvangen. Ze glimlacht, “Binnen, super. Ik ga er mee bezig,” zegt ze en Albert geeft het woord voor woord door. “Beiden bedankt,” zegt Jeanny, wat Albert ook doorgeeft. “Graag gedaan,” antwoord Albert, “ook namens Renate.” Jeanny knikt en vertrekt.
Terwijl ze naar haar trouwe Mazda loopt voelt ze een vreemd gevoel van opwinding in haar maag en ze belt, onafhankelijk daarvan, met Hendrik. “Hallo Hendrik. Als het goed is kunnen jullie nu de beveiligingsbeelden bekijken?” Aan de andere kant van de verbinding bevestigd Hendrik dat hij alle benodigde gegevens heeft ontvangen. “Mooi,” zegt Jeanny, “ik ga nu naar Klijnghat, daar woont de persoonlijk assistente van Elon aan de Eerste Bijweg op nummer zeven. Haar naam is Zara van Wolfsbergh met gh, zij zal weten of er iets gestolen is uit het kantoor en zo ja, wat.” De reactie van Hendrik is positief. Jeanny verbreekt de verbinding, stapt in haar 323, start de motor en rijdt weg.
Hendrik legt zijn telefoon neer. “Dat was Jeanny,” zegt hij tegen Jan, “ze rijdt door naar Klijnghat om de persoonlijk assistente van Martin Elon, een vrouw met de naam Zara van Wolfbergh, met gh, te ondervragen.” Jan knikt, “Mooi,” bromt hij, “heb je de beelden al van de beveiligingscamera’s” “Bijna,” zegt Hendrik, “de ICT man van de Slæpfæst Arena heeft een extra beveiligde verbinding opgesteld zodat wij de beelden in de beste kwaliteit kunnen bekijken. De verbinding wil ik in de vergaderruimte openen omdat daar een groter scherm staat en we meer kunnen zien dan op dit schermpje,” en hij tikt tegen zijn monitor, “hier.” “Ok,” zegt Jan, “op naar MTAC. Waar staat MTAC eigenlijk voor?” vraagt hij aan Hendrik terwijl de twee naar genoemde ruimte lopen. “Media Tactisch Analytisch Centrum,” antwoord de aangesprokene, “in tegenstelling tot NCIS, daar staat het voor Multiple Threat Alert Center.” “Aha,” zegt Jan en opent de deur naar de ruimte.
Hendrik neemt plaats achter een computer, activeert de software met zijn persoonlijk wachtwoord en begint te werken aan het opzetten van zijn kant van de extra beveiligde verbinding met de servers van de Slæpfæst Arena. Het kost hem enkele minuten, maar de verbinding is tenslotte extra beveiligd. “Die ICT man weet wat hij doet,” steunt Hendrik vol bewondering, “maar ik heb de verbinding. En nu,” hij drukt op een toets, “is het te zien op het grote scherm.” De twee mannen kijken en zien een lege gang. Ze hebben een zijaanzicht op een deur met politietape ervoor. “Eh?” zegt Hendrik verbaasd. “Dit is live,” zegt Jan, “kijk maar naar de tijd rechts onderin.” “Klopt,” zegt Hendrik en hij wendt zich tot zijn toetsenbord. Geoefend vliegen zijn vingers over de toetsen. “Hoe laat waren jullie er gisteren?” vraagt Hendrik, “dan start ik de beelden vanaf dat moment.” “Ik ging rond tien uur weg,” zegt Jan. “Goh,” zegt Hendrik, “Charlotte en ik zijn ook rond die tijd vertrokken, dan hebben we elkaar net misgelopen.” “Ja,” zegt Jan, “misschien wel secondewerk.”
“Goed, tien uur dus,” zegt Hendrik. Wat toetsaanslagen en een aantal muisklikken later staat het beeld op tien uur. Op het grote scherm is duidelijk te zien hoe de technische recherche druk aan het werk is. “Terugspoelen dan maar,” zegt Jan en Hendrik zet het in werking. Ze zien hoe iedereen achteruit loopt; hoe de gang langzaam leger wordt en het punt dat Ashley Fliehr het kantoor verlaat en binnentreedt. “Ok,” zegt Jan, “nu wordt het opletten.” Ze kijken aandachtig toe hoe de gang lange tijd leeg is. Af en toe loopt er een medewerker of medewerkster door de gang, maar voor de rest blijft het rustig. “Anderhalf uur,” zegt Jan en wijst op de klok in het hoekje van het beeld. Hendrik knikt, “Half negen.” Het beeld loopt verder terug, tot de mannen iemand zien de snel het kantoor van Elon in loopt. “Ho!” roept Jan uit en Hendrik pauzeert het beeld. “Nu weer vooruit,” vraagt Jan en Hendrik zet het beeld op play. “Ok,” zegt Jan, “en nu eens kijken wie er tevoorschijn komt.” De beelden spelen en de twee rechercheurs zien toe hoe iemand het kantoor verlaat en iets van een knuppelachtig voorwerp in zijn jas tracht te verbergen en dan vol in de camera kijkt. Bliksemsnel drukt Hendrik op pauze en het gezicht van de, mogelijke, moordenaar is vol in beeld. “Ja!” roept Jan uit, “zou dat hem zijn? Zouden we nu eens een zaak hebben met een snelle oplossing?” “Laten we het hopen,” zegt Hendrik, “Ik zal de gezichtherkenningssoftware er op los laten,” en hij drukt een aantal toetsen in. Verbaasd kijkt Jan hem aan. “Gezichtherkenningssoftware? Hebben we die dan? En mag dat dan?” vraagt hij vol ongeloof. “Ja,” zegt Hendrik, “in zoverre dat het beperkt is tot de gezichten van de mensen die veroordeeld zijn, gearresteerd zijn en dan alleen nog als er sprake is van een lopend onderzoek. Dat was nog een flink gevecht tussen ons OM en meneer Noïa, maar hij ging uiteindelijk accoord.”
“Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs!” schalt er door de MTAC ruimte. Geschrokken kijkt Jan om zich heen. “Wat was dat?” roept hij uit. “Tja,” zegt Hendrik, “geintje van de jongens van IT. Als de software een positieve overeenkomst vindt, hoor je Pauley Perrette als Abby Sciuto met haar ‘Gibbs, Gibbs’ uitroep. Ik ben al aan het zoeken hoe ik dat verander naar iets anders, maar ik heb nog niet kunnen ontdekken waar de mediafiles verstopt zitten.” Jan kijkt op, “Positieve overeenkomst?” “Yep,” zegt Hendrik, “kijk maar op het scherm.” Jan kijkt en ziet een man. Iemand met een ongezonde voorkeur voor zonnebrand, gekoppeld aan een stoppelbaard wat hem, ten onrechte, een Turks/Marokkaans uiterlijk geeft. “Yohan Observigisto. Negendertig jaar oud en één van de belangrijkste sterke mannen van maffiabaas Gilles le Porc, die op zijn beurt weer het hoofd is van de Aruguloclan.” Jan haalt zijn schouders op, “Zegt me niets.” Spottend kijkt Hendrik hem aan. “Ook al niet. Lees jij de berichten die op Intrabox geplaatst worden wel?” Jan schudt zijn hoofd, “Nee,” zegt hij, “boeit me niet.” “Zou je toch eens moeten doen,” reageert Hendrik scherp, “dan had je ook geweten van Le Porc, Observigisto, de clan en de gezichtsherkenningssoftware.”
Dan gaat plots de deur van MTAC open. Een breedgeschouderde man met een vierkant hoofd en een gespierd lichaam stapt naar binnen. “Jan,” zegt hij als begroeting om te vervolgen met “Hendrik.” Hij kijkt om beurten naar de beide mannen. “Trim Polad Top, inspecteur. Hoe gaat het daar bij Zware Misdrijven?” vraagt Jan. Trim kantelt zijn hoofd van links naar rechts. “Mwoa,” zegt hij, “het kan beter.” Hij wijst op het grote scherm, “maar jullie kunnen mijn dag goedmaken. We kregen een melding dat Yohan Observigisto via de gezichtsherkenningssoftware gevonden is. Wij doen al vier jaar onderzoek naar de Aruguloclan en we hebben Observigisto of Le Porc nog niet kunnen pakken. Wat hebben jullie gevonden?” “Nou,” zegt Jan, “nog niet veel. Hij is onze hoofdverdachte in de moord op Martin Elon.” Trim lijkt verrast te zijn. “De beddenfabrikant?” “Niet meer,” zegt Hendrik, “Hij was fulltime aan het werk in de Slæpfæst Arena.” “Vreemd,” vervolgt Trim, “we verdenken de Aruguloclan ervan horecagelegenheden onder druk te zetten om rucola af te nemen. Om er vanaf te komen voegen die gelegenheden het aan elk gerecht toe. Als je er van houdt kun je naar de Steak & Rucola Inn, maar andere restaurants gooien het ook overal op. Het Jiddische restaurant Raket Poter weigerde en is vervolgens afgebrand. Helaas zonder dat we hebben kunnen ontdekken wie er achter zat, maar het was wel duidelijk brandstichting.” “Zou de Slæpfæst Arena ook onder druk gezet zijn? Afgeperst worden om grote hoeveelheden rucola af te nemen?” vraagt Jan en hij kijkt Hendrik aan. “Jullie zijn daar geweest, tijdens een evenement. Hebben jullie iets gemerkt dat er op alle aangeboden etenswaren rucola zit?” Hendrik schudt zijn hoofd. “Nee, de stand met eten hadden alleen het reguliere fastfood. Hamburgers, broodjes kroket, fricandel, vissticks, rammelende loempia’s, Lightning Fried Fries, dat soort dingen. Zonder rucola.”
“Wat denk je, Trim. Is dat een motief voor moord?” vraagt Jan. Trim denkt diep na. “Ik zou zeggen van niet, dat is niet hun stijl. Ze pakken de gebouwen, de restaurants en de eetstalletjes aan, niet de personen. Dus… waarom is Yohan dan in het kantoor van Elon geweest?” “Ik geef de informatie door aan Jeanny, die is onderweg naar de persoonlijk assistent van Elon. Wellicht dat die wat weet,” zegt Hendrik en hij pakt de telefoon.
“Ok,” zegt Jeanny in de microfoon van de Parrot Bluetooth carkit, “ik zal ook dat vragen aan haar. Ik rijd nu net de Eerste Bijweg in.” Ze verbreekt de verbinding en rijdt langs een Honda Jazz, Volvo C30, Peugeot Bipper, Alfa Romeo Sei, een zeldzame Zastava Yugo en een Volkswagen Polo om een parkeervak in te rijden. Ze zet haar Mazda naast een Kia Nero en loopt, na het afsluiten van de 323, naar de voordeur van nummer zeven. Ze drukt op de bel en hoort in het huis de openingsmuziek van ‘Allo ‘Allo. Het duurt even voor de muziek eindigt en voor er open gedaan wordt. Een vrouw in een schitterende oranje badjas doet open. Haar donkerblonde haren steken verwilderd meerdere kanten op en haar ogen zijn rood doorlopen. De wallen onder haar ogen getuigen van een nacht zonder rust of zelfs maar een sprankje slaap. “Wat wilt u?” vraagt de vrouw met een zachte en instabiele stem. “Mijn naam is Jeanny Hölzer, ik ben agent bij de recherche in Middelmear, ik onderzoek de dood van Martin Elon en ik…” Verder komt Jeanny niet want de vrouw barst in huilen uit; duidelijk niet voor de eerste keer deze dag. “Mahahaharrrrtiiiiiiiinnnnn… Whahaha…” De vrouw draait zich om en stormt de woning binnen. Ze vliegt in één streep naar boven zonder de deur te sluiten. “Eh… mevrouw?” Langzaam duwt Jeanny de deur weer verder open en stapt naar binnen. “Hallo?”
Ze loopt de woning binnen en sluit de deur achter zich. “Hallo? Mevrouw van Wolfsbergh?” Voorzichtig loopt Jeanny de trap op, niet wetende wat ze kan verwachten. Eénmaal boven constateert ze één badkamer, een kleine rommelkamer, een grotere slaapkamer en een ouderslaapkamer vanuit waar ernstig gesnik komt. Jeanny klopt met gepaste kracht op de slaapkamerdeur. Niet zo hard dat de vrouw in de kamer ervan schrikt, maar ook weer niet zo zacht dat het niet gehoord kan worden. “Hallo? Mevrouw van Wolfsbergh?" Tussen het snikken door knikt de huilende vrouw een bevestiging. “Mijn naam is agent Jeanny Hölzer van de recherche in Middelmear.” Jeanny gaat op een stoel zitten en ze wacht geduldig. Na tien minuten begint ze zich te realiseren dat deze optie niet de beste is waar ze uit had kunnen kiezen. “Zara?” probeert ze, eerst op een zachte en vriendelijke toon, maar dat blijkt ook geen effect te sorteren. “ZARA!” Op felle toon roept Jeanny de naam van het vrouwelijk wrak op het bed. Dit heeft wel effect. Zara tilt haar hoofd op en kijkt Jeanny aan. “WAT? Martin is dood; wat doet het er dan nog toe?” Ze begraaft haar gezicht weer in haar kussen en huilt onbedaarlijk verder. Jeanny zucht. “Zara!” roept ze nog een keer, maar er volgt ditmaal geen reactie. Jeanny schudt haar hoofd in onbegrip en staat op. Ze loopt naar de badkamer toe, schuift het Minions® douchegordijn aan de kant, schakelt de bovenste douchekop in en draait de koude kraan open. Dan loopt ze op haar gemak terug naar Zara.
Jeanny grijpt Zara bij beide schouders, trekt de badjas van diens lijf en sleept haar mee naar de badkamer. Pas nadat ze Zara onder de koude waterstraal geduwd heeft merkt ze dat de vrouw haar zakelijke kleding nog aanheeft. Het duurt even voor de koude stralen beginnen door te dringen, maar dan zet Zara het op een gillen. “Ohohooo, koud! KOUD! KOUHOUD!” schreeuwt ze uit en ze probeert onder de straal vandaan te komen maar de, verrassend, sterke armen van Jeanny houden haar op haar plaats. Pas na een minuut of tien trekt Jeanny Zara weg en draait ze de kraan dicht.
Rillend staat Zara voor de spiegel en vangt onbeholpen de handdoeken die Jeanny haar toegooit. “Beter?” vraagt Jeanny, “of wilt u ook nog een Snickers®?” Het lijkt erop dat Zara haar hoofd schudt, maar het zou ook een rilling kunnen zijn. Weer tien minuten later zitten de twee vrouwen aan de keukentafel; Zara met een kop warme zwijnthee. “Dus,” zegt Jeanny, “hoe lang bent u al verliefd op Martin Elon?” Zara haalt haar schouders op. “Sinds ongeveer tien seconden nadat ik hem ontmoet heb. Ik heb alles geprobeerd om hem voor me te winnen. Bij ons personeelsuitje naar Disneyland Parijs ben ik bij het diner eerder weggegaan en zijn hotelkamer binnengeslopen. Daar heb ik me uitgekleed en ben ik in zijn bed gaan liggen; wachtende tot hij de kamer binnen zou komen. Toen ik hoorde dat hij de deur opende ben ik zo verleidelijk mogelijk gaan liggen, heb ik mijn benen gespreid, zo wijd als ik kon en uiteraard had ik ervoor gezorgd dat ik overal goed kaalgeschoren was. Toen hij bij het bed stond en me met een verbaasde blik aankeek zei ik dat ik voor hem was en dat hij alles met me mocht doen wat hij maar zou willen, maar dat ik het wel fijn zou vinden als hij voor sommige dingen glijmiddel zou gebruiken.” Zara zucht. “Hij schudde zijn hoofd, pakte mijn kleren van de grond en gaf ze aan me. Hij zei dat ik één van de mooiste vrouwen was die hij ooit gezien had, zeker naakt, maar dat hij een behoorlijk aantal jaren geleden ontdekt had dat hij…” Zara zucht nogmaals, “a-sexueel is.” Ze schudt haar hoofd. “Hij had gewoon niets met sex. Niet met mij, niet met iemand anders, niet met een vrouw, niet met een man, niet met iemand er tussenin. Helemaal niemand.”
Jeanny legt haar hand op de knie van Zara. “Het spijt me om dat te moeten horen,” waarmee ze zowel haar eigen situatie beschrijft alsmede de indruk wekt dat ze emotioneel betrokken is bij het relaas en de omstandigheden van Zara. “En ik vind het erg vervelend,” zo verbuigt zij de waarheid nog verder, “maar ik moet u toch een paar vragen stellen over Martin. Denkt u dat u het aankunt?” Zara neemt nog een slok van haar thee en knikt. “Dat is mooi,” glimlacht Jeanny, “weet u of Martin problemen had met iemand? Bijvoorbeeld opdringerige rucolaverkopers?” Zara schudt haar hoofd, “Nee, niet dat ik weet. We hebben ook maar een kleine horecagelegenheid en onze medewerkers haten rucola. Martin was juist erg geliefd bij iedereen.” Jeanny knikt, “Weet u of er misschien iets gestolen is uit het kantoor van Martin? Of dat er iets was wat het waard was om te stelen?” Wederom schudt Zara haar hoofd. “Dat lijkt me niet. Er lag en ligt niets kostbaars in het kantoor. De foto’s van Martin met de WWE sterren hadden voor hem persoonlijk een grote emotionele waarde, maar zijn verder niet zo veel waard. Alle belangrijke papieren liggen in de grote kluis in de Slæpfæstfabriek.” Jeanny knikt, “Dank u, mevrouw Van Wolfsbergh, u hebt ons enorm geholpen in het onderzoek en we zullen ons best doen om de dader te arresteren en voor het gerecht te brengen. Gaat u het redden als ik weg ga of moet ik iemand bellen om bij u te blijven?” Zara schudt haar hoofd, “Nee,” zegt ze, “dat is niet nodig, ik ga me wel redden.”
“Dus we kunnen diefstal en chantage uitsluiten als motief?” zegt Jan als Jeanny terug is op het bureau. “In ieder geval directe diefstal uit het kantoor,” zegt ze, “er is natuurlijk de optie dat er een grote fraude gepleegd is en Elon daar achter gekomen is.” Jan en Hendrik knikken. Jeanny kijkt Jan aan. “Moet u niet naar de moeder van Elon? Dat is toch om tien uur?” Jan knikt, “Dat klopt,” zegt hij, “maar ze belde om de afspraak te verzetten. Ze komt zelfs hierheen om haar verklaring af te leggen, maar dat zal pas vanmiddag worden. We kunnen eerst naar Victoria voor de uitslag van de autopsie.” Op dat moment gaat de telefoon van Hendrik die meteen opneemt. “Goedenmorgen, recherche Middelmear, u spreekt met Hoofdagent De Ruyter.” Hendrik luistert aandachtig. “Ok,” zegt hij, “ik begrijp het. Eén moment graag,” en hij zet het gesprek in de wacht. “Dat is de Operationeel Manager van de Slæpfæst Arena. Ze vragen of ze verder kunnen werken. Over drie dagen zijn er vier concertavonden van Vino & the Ouso’s gepland.” Jan denkt even na. “Als ze het Plaats Delict vrij kunnen houden en de TC daar straks klaar is, vind ik het prima.” Hendrik geeft het door aan de persoon aan de andere zijde van de verbinding, alvorens deze te verbreken. Hij kijkt Jan aan. “Op naar Victoria?” vraagt hij. Jan knikt.
“Goedenmorgen Victoria,” zegt Jan wanneer hij de autopsieruimte binnenstapt. “Goedenmorgen Jan, Hendrik,” is de reactie van Victoria, maar haar toon veranderd als ze ziet dat Jeanny de ruimte ook betreedt. “Oh, moet zij ook mee?” vraagt ze aan Jan. “Ja,” is het antwoord, “zij moet ook mee. Hoewel ze ons door de strot is geduwd door onze commissaris, blijkt ze niet compleet incompetent te zijn,” zo zegt hij ter hare verdediging. Het gezicht van Jeanny betrekt. “Nou, goed dan,” bromt Victoria en ze begint aan haar uitleg. “Jullie slachtoffer is overleden aan een combinatie van ernstige verwondingen aan het hoofd. Meerdere ernstige breuken van de schedel en bloedverlies leidden tot de dood. Eigenlijk is het niet veel bijzonders. Ik heb geen defensieve wonden aangetroffen; mogelijk dat de eerste klap onverwacht is aangekomen en zeer effectief was.” Jan knikt, “De persoon die wij voor de moord op het oog hebben is, waarschijnlijk; want er is nog niets bewezen; maar als we Trim Polad Top mogen geloven, is de moordenaar de uitvoerder van de Aruguloclan en inderdaad zeer bedreven in dit soort handelingen. Die eerste klap zal ook meteen raak zijn geweest.” Victoria knikt, “De overige vier slagen waren, vanuit medisch oogpunt, eigenlijk overbodig, maar hij zal waarschijnlijk een statement hebben willen maken? Voor de rest is Elon gezond zonder enige gekke dingen. Ik heb zelfs het toxicologisch rapport al terug en daar staat niets bijzonders in.”
“Heb je toevallig een tijd van overlijden voor ons?” vraagt Hendrik. Victoria knikt. “Als ik het moet inschatten zou ik het plaatsen tussen zeven en acht uur, gisteravond.” Jan knikt, “Dat zou wel kloppen met de verdachte die we rond die tijd het kantoor binnen hebben zien lopen. Heb je een indicatie van een moordwapen?” vraagt hij. “Ja,” zegt Victoria, “een cilindervormig object, met afgeronde uiteinden. Van het type wapenstok, ploertendoder, of iets dergelijks.” “Ok,” zegt Jan, hij kijkt even naar Hendrik en Jeanny, “Dank je,” zegt hij tegen Victoria, “as allways.” Victoria maakt een korte buiging waarna het trio van de recherche vertrekt.
Als ze terug zijn op het bureau, wordt Jan gewenkt door Agente de Bruyn. “Mevrouw Elon belde. Ze is vanochtend gevallen en kan vanmiddag niet komen; ze moet op bevel van de artsen rust houden en in het verpleegtehuis blijven. Ze heeft gevraagd of u morgen naar haar kunt komen. Ik heb het voor u bevestigd met het voorbehoud van uw accoord.” Jan knikt even, “Dat is goed,” zegt hij, “dank je Hélène.” Ze glimlacht even en gaat verder met haar werk.
“Ok mensen,” zegt Jan tegen zijn team, “wat hebben we nu? Martin Elon is gisteravond tussen zeven en acht, zeer waarschijnlijk rond half acht, vermoord in zijn kantoor in de Slæpfæst Arena. Onze belangrijkste verdachte is Yohan Observigisto, één van de uitvoerders van de Aruguloclan. Die clan pers horecabedrijven af om zoveel mogelijk rucola af te nemen; vandaar dat je rucola bij zoveel gerechten in het land tegenkomt, hoewel het er niet in thuis hoort. We hebben, tot nu toe, echter nog niets kunnen ontdekken dat zou kunnen wijzen op een dergelijke praktijk bij de horecagelegenheden in de Arena. Daarnaast lijkt er ook niets gestolen te zijn uit het kantoor of van de Arena in het algemeen; dus we kunnen een roofmoord vrijwel uitsluiten.” Jan zucht even, “Aangezien Elon a-sexueel blijkt te zijn; dus zonder sexuele behoeften of verlangen, lijkt het uitgesloten dat hij het slachtoffer is geworden van een crime-of-passion. Geld en liefde vallen dus af als motief, maar wat houden we dan over?”
Het is even stil tot Jeanny het doorbreekt. “Chantage? Elon wist iets over iemand, chanteerde deze persoon ermee en die heeft hem vermoord?” “Zou kunnen,” zegt Jan, “maar wat zou Elon kunnen weten in de richting van Observigisto en/of de clan? Bewijs met betrekking tot de afpersingen? Zoek het uit.” Jan is nog niet uitgesproken of de deur gaat open en Trim Polad Top stapt naar binnen. “Mensen, ik heb begrepen dat Observigisto jullie hoofdverdachte is. Nu is het ook zo dat wij zijn baas, Gilles le Porc, willen gaan ondervragen met betrekking tot zijn rucolamaffia en hij is nu in de stad. Komen jullie mee dan slaan we twee vliegen in één klap.” Jan kijkt Hendrik aan, “Doen we,” zegt hij, “Dan kan Jeanny zoeken in de financiën van Elon en de Arena.”
De banden onder de grote BMW 750iA van Trim drukken de diverse kiezelsteentje stevig in de grond. De oprijlaan van de villa van Gilles le Porc, genaamd Haqqanaan la Mujrm, heeft een indrukwekkende lengte van maar liefst achthonderd meter. Het kost Trim een behoorlijke hoeveelheid zelfbeheersing om gaspedaal niet helemaal in te trappen, de achterwielen door te laten slippen en enkele strepen te trekken. Net voor het bereiken van het pleintje voor de ingang verminderd hij vaart om een parkeerplek te kiezen die zo a-sociaal en lastig mogelijk is. Met een glimlach zet hij de auto dwars neer. Voor ze aanbellen kijkt Trim nog even trots naar zijn prestatie. Jan zucht en belt aan. Een grote, brede man opent de deur. “Da?” vraagt hij. Hendrik en Jan tonen hem hun legitimatie. “Goedendag Inspecteur Pubpostdoor en hoofdagent De Ruyter.” Jan wijst op Trim. “Dat is inspecteur…” maar hij krijgt de kant niet om zijn zin af te maken. “Igor Staryy Drochila, ouwe rukker! Hoe is het!” roept Trim uit en hij slaat met de kolenschop die zijn hand is op de massieve schouder van de man die Igor blijkt te heten. Die rolt met zijn ogen en zucht. “Inspecteur Polad Top, wat leuk u weer te zien,” zegt hij met een grote hoeveelheid sarcasme in zijn stem. Hij doet een stap opzij. “Velikiy Lider is in de bibliotheek.” Een tweede stap geeft de mannen entree tot de woning. Trim loopt meteen door, het is duidelijk dat hij de weg weet in de grote villa.
Een diepe zucht begroet de agenten als zij de bibliotheek binnenstappen. Trim stapt naar de man toe die in een luxe Varshult fauteuil zit. “Inspecteur Trim Polad Tap, een waar genoegen, zoals elke keer. Waarvan wenst u mij dit maal te beschuldigen? Heeft het nog zin om te zeggen dat ik een simpele, doch succesvolle, rucolahandelaar ben?” Trim grinnikt kort, “Nee, dit keer gaat het om jouw medewerker Yohan Observigisto. Het lijkt erop dat hij de moord op Martin Elon gepleegd heeft.” De aangesproken Le Porc trekt een treurig gezicht, een beweging die hij vaak geoefend heeft. “Het spijt me oprecht om te horen dat er iemand door geweld om het leven is gekomen, ook al heb ik geen idee wie deze persoon is. Het menselijk leven is te kostbaar om zo weg te gooien als ware het oud vuil.” En onoplettende luisteraar, of lezer, zou kunnen concluderen dat deze woorden oprecht zijn. Geen van de aanwezigen trapt erin. Le Porc zucht en heft zijn handen ter hemel. “Het zal dan vast ook zinloos zijn,” zegt hij, “om te zeggen dat ik niets te maken heb met de onfortuinlijke dood van deze meneer? We hebben Yohan al enige dagen niet gezien,” zegt hij en hij kijkt Trim ernstig aan, “Er is natuurlijk de mogelijkheid dat hij aan het bijbeunen is geweest.” “En dat moeten we dan maar geloven?” zegt Jan. “Mijn naam is Pubpostdoor, dit,” hij wijst op Hendrik, “is mijn assistent en gewaardeerde collega De Ruyter. Wij onderzoeken de moord op Elon.” Le Porc knikt, “Zodra Yohan zich bij ons meldt zullen wij contact met u opnemen of er zorg voor dragen dat hij contact met u opneemt.” Hij glimlacht even, vooral om aan te geven dat het gesprek ten einde is. Dezelfde Igor als bij binnenkomst begeleidt de mannen naar buiten. “Ik wens u nog een prettige dag,” zegt hij tegen de rechercheurs, voor hij de deur met een grote klap dichtslaat.
“Zo,” zegt Hendrik als ze even later terug zijn op het bureau en hij de laatste klik met de muis heeft gegeven, “het opsporingsbevel voor Yohan Observigisto is on-line en alle opsporingsdiensten zijn vanaf nu op zoek.” Op dat moment steekt Richard Kasteel zijn hoofd om doe hoek. “Hallo, hoe loopt het hier?” “Och,” zegt Hendrik, “we hebben een keer mazzel. De moordenaar recht in beeld op het juiste tijdstip. Hoe was jouw dag?” “Poeh,” zegt Richard, “mijn dag? Dat was een behoorlijk maffe dag. ’s Ochtends kwam er een man van het COC op hoge poten bij ons. Woest was hij. Of wij wisten dat er een dokter in Middelmear seminars geeft om homosexuelen te genezen. Nou, ik wist van niets en ook mijn team had er nog nooit van gehoord, van die dokter dan. Dus wij met die man naar de Jos Brinkgracht. Daar in het herenhuis op nummer drieëndertig zit de praktijk van dokter Dichtlopen, psycholoog en psychiater. Victoria heet ze trouwens, net als onze dokter Butler en net zoals onze Victoria ook een aardige meid. Ze had gelukkig even tijd en kon de man, Willem Heuckeroth geheten, te woord staan. Het duurde even voor hij gekalmeerd was en Victoria aan haar uitleg kon beginnen. “Mijnheer Keuckeroth, wat ik hier in mijn praktijk doe,” zei Victoria, “is mensen behandelen voor fobiën. Allerhande fobieën. Agorafobie, angst voor straten of het oversteken ervan. Coulrofobie, een angst voor clowns, overigens is die meestal terecht. Maar ook homofobie, een irreële of overdreven angst voor homosexuele mensen. Daarvoor heb ik een behandeling ontwikkeld en probeer ik mijn patiënten te genezen.” Toen was die Heuckeroth even stil. Victoria ging verder, “Ik denk dat u wellicht doelt op de kliniek Revelationem Simulatione in Oostplas van dokter Aikema Sato.” “Goed,” zegt Richard, “wij met z’n allen naar Oostplas, zonder dokter Dichtlopen, naar die kliniek toe. Daar stond dokter Sato ons te woord, zodra ze de kans kreeg door het getetter van Heuckeroth. Ze legde uit dat de families van haar ‘patiënten’ heel veel geld betalen voor de opname; maar dat de kliniek hier dertig procent van houdt en de overige zeventig procent aan de ‘patiënt’ doneert. De ‘patiënt verblijft vervolgens een maandje in de kliniek, waarin wordt uitgelegd dat homosexualiteit geen ziekte is en dus ook niet te genezen valt. Verder wordt hen uitgelegd dat de familie de ‘patiënt’ naar de kliniek heeft gebracht; dat het dus de familie is die de ‘patiënt’ niet kan accepteren zoals hij of zij is en dat het dus de familie is die een probleem heeft. De ‘patiënt’ wordt vervolgens geleerd afscheid te nemen en afstand te bouwen naar die familie en een leven zonder hen te beginnen. Daar nam de man van het COC, na enig denkwerk, genoegen mee; evenals het verzoek dit stil te houden. En dat geldt ook voor jullie, dus mondjes dicht!” Richard vertrekt weer.
“Ik begin honger te krijgen,” zegt Jan, “Kom,” en hij grijpt zijn jas. “We gaan. Op naar Het Bordeel; ja, ook jij, Jeanny.” Ze pakt haar jas en haar tasje maar kijkt er erg ongemakkelijk bij.
“Oh…” zegt ze tien minuten later, “snackbar Het Bordeel.” “Ja,” zegt Hendrik, “wat dacht jij dan?” “Ik… eh…” stamelt Jeanny, “ik… nee, laat maar.” De drie nemen plaats aan een tafeltje. Jeanny maakt als eerste haar keuze: “Gefrituurde pannenkoeken graag, met gerookte druiven.” Hendrik houdt het simpeler: "Neushoornsnitzel met frietjes graag.” Jan weet het ook al: “Ritueel geslachte apfelstrudel, alsjeblieft.” Elvis, serveerder van diens en vernoemd naar Elvis Costello en niet, zoals zoveel mensen denken, Elvis Presley, glimlacht even. “En wat wilt u drinken?” Jeanny antwoordt als eerste, ook omdat Elvis haar aankijkt. “Koffie met een wolkje chocomel, lijkt me lekker.” Hendrik kiest voor: “Aspartaansap, een groot glas graag.” Jan volgt met: “SinasUp graag, ook een groot glas.” Niet veel later staan de gerechten en de drankjes op tafel en smullen de drie.
Met volle magen lopen ze een uurtje later het kantoor weer binnen. “Poeh,” zegt Jeanny, “dat was lekker, maar ook erg veel.” De mannen kreunen dat ze het met haar eens zijn. Met enige moeite nemen ze plaats achter hun respectievelijke bureaus en hervatten hun werkzaamheden. Jan pijnigt zijn hersenen op zoek naar een motief. Heeft Observigisto alleen gehandeld en zo ja, waarom? Was het anders in opdracht van het kartel? Dat zou de actie van Observigisto verklaren, gewoon een bevel dat hij heeft opgevolgd; maar dan keert de originele vraag weer terug: wat is het motief van de clan om Elon te doden of zelfs een intimidatie te doen, die vervolgens uit de hand is gelopen. Jan wil niet aan die laatste optie. Observigisto is een ervaren crimineel die dit soort zaakjes veel vaker om handen heeft gehad. Niet iemand die zo’n fout zou maken. Volgens het autopsierapport van Victoria was de eerste klap meteen de dodelijke en had het lichaam verder geen verwondingen. Of had Le Porc gelijk en was Observigisto aan het bijbeunen. En dan… voor wie?
Zijn overpeinzingen worden verstoord door Hendrik die boos zijn toetsenbord wegschuift. “Nee,” bromt hij, “niets te vinden. Het financiële plaatje van de Slæpfæst Arena ziet er super uit. Ze hebben er een bezettingsgraad van ongeveer negentig procent qua bezoekersaantallen en een bezettingsgraad bij de voorstellingen van drieëntachtig procent, dus ze zitten vol met voorstellingen en bezoekers. De omzet in 2015, want de 2016 cijfers zijn nog niet bekend, bedraagt meer dan vijfenzestig miljoen euro uit de voorstellingen alleen. Dat is zonder de inkomsten uit parkeren en zonder de inkomsten uit de diverse eetstandjes. Inclusief die twee komen ze op een omzet van net iets meer dan zesenzeventig miljoen euro. Daaruit volgt een winst, voor belastingen, van net geen twee miljoen euro met een rendement van twee komma zes procent; iets waar veel andere locaties met jalousie naar kijken, vooral omdat de Slæpfæst Arena het doet zonder subsidies van gemeente, provincie of rijk en zonder financiële steun van de Slæpfæst Beddenfabriek. Erg indrukwekkend en ook erg in orde. Ik heb in de cijfers werkelijk niets kunnen vinden over fraude, afpersing of iets dergelijks.” Jan bromt, “Bah, dat zou hebben kunnen helpen in het vaststellen van een motief. Jeanny, heb jij wat in de persoonlijke financiën van Elon gevonden?” “Nou,” zegt ze, “afgezien van het feit dat Elon goed in de slappe was zat met een maandsalaris van de Arena van dik vierduizend euro netto plus een bonusconstructie á vijftienduizend euro. Daarnaast ontvangt hij nog steeds duizend euro per maand van de Slæpfæst Beddenfabriek als consultant/adviseur en een uitkering van dividend op zijn aandelen van de fabriek van ongeveer tweehonderdvijftigduizend euro per jaar. Ik vind geen gekke inkomsten of uitgaven terug. Hypotheek, zorg voor zijn moeder. Enige sponsoring van Cleder Racing en,” ze schudt haar hoofd, “meer niet.”
“Eh,” twijfelt Jan. “Hoeveel mensen hebt u tot uw beschikking?” vraagt Marion. “Oh… eh… Ik heb Hendrik en kan gebruik maken van de diensten van het arrestatieteam en de collega’s in uniform.” “En verder?” vraagt Marion. Langzaam schudt Jan zijn hoofd. “Niemand,” zegt hij, “dat is het.” Verbaasd kijkt Marion hem aan. “En wie zoekt er dan naar gegevens van verdachten? Het uitpluizen van bankgegevens?” “Het antwoord op deze vragen is dat één en dezelfde persoon dit doet: Hendrik, en hij is daar heel erg goed in.” “Oh,” zegt Marion, “En wie gaat er dan in gesprek met getuigen en verdachten?” Jan steekt zijn hand op. “Dat ben ik dan; eventueel samen met Hendrik en de mensen van de uniformdienst.” “En verder?” vraagt Marion. “Niemand,” zegt Jan, “wij redden ons met ons tweeën uitstekend. We hebben samen al meerdere moorden opgelost, waarvan de daders inmiddels lange celstraffen uitzitten; overigens met uitzondering van Phil Kerkwacht, de moordenaar van Ben Kalder, Anja Webe en Angela Blankert; waarvan het proces inmiddels begonnen is en onze Officier van Justitie, mevrouw Etrolhe’d, een celstraf eist van drie maal levenslang.” Vol verbazing kijkt Marion hem aan. “Drie maal levenslang? In Nederland kan slechts één maal levenslang worden opgelegd.” Jan glimlacht, “Ik kan merken dat u niet uit Middelmear komt en dat u ook geen kennis hebt gemaakt met onze Paula. Die doet haar uiterste best om criminelen daar te krijgen waar ze horen: in een cel ver weg van de maatschappij. Op een plek waar ze geen kwaad meer kunnen doen. En dat is iets waar ze erg goed in is. Alex Sprotiatis alias Ferdinand Åké heeft ze ook veroordeeld gekregen tot drie keer levenslang.” “M… eh…” stamelt Marion, “Maar hoezo driemaal?” Jan telt haar voor: “Eénmaal voor de moord op Philemon Thompson, éénmaal voor de moord op Eric Thompson en éénmaal voor de moord op Albert Thompson. Plus dat ze hem vervolgt heeft voor valsheid in geschrifte met zijn geheime identiteit én,” Jan roept het bijna uit, “voor diefstal van een fietsenstandaard uit het magazijn van Thompson’s Rijwiel Fabriek.”
Marion zakt met haar rug tegen de leuning van de extravagant geprijsde bureaustoel met kalfsleer van Zuid-Hawaiaanse dunbilkoeien. “Dat is zeker knap werk van haar, maar houdt ze wel rekening met verzachtende omstandigheden?” Jan knijpt zijn ogen samen. “Ik kan u verzekeren dat er bij zowel de zaak Thompson als bij de zaak Kalder er geen sprake is van iets dat ook maar in de verte zou kunnen worden aangezien als verzachtende omstandigheden. Zowel Sprotiatis/Åké als Kerkwacht hebben hun misdaden zorgvuldig gepland en uitgevoerd.”
Marion is even stil maar herpakt zich. “Ik heb in ieder geval besloten om uw team te versterken. Een ambitieuze agente, vers uit de opleiding die ze als beste van haar lichting afsloot. Ze is een rijzende ster in ons veld en iemand die onder de vleugels van de juiste persoon of personen kan groeien tot een toprechercheur en wellicht tot de hoogste regionen van de leiding kan doorklimmen.” Jan snuift, “We hebben niemand nodig en al zeker niet iemand die op de carrièretrein gestapt is en ons als een kort tussenstation ziet dat een korte en hinderlijke pauze inhoudt.”
“Het doet me geen genoegen om dit te horen, inspecteur, maar u gaat haar er wel bijkrijgen. Ze is ook een expert op het gebied van sociale media dus zijn kan het twitteraccount van de politie Middelmear beheren, net als de Facebookpagina.” Jan fronst zijn wenkbrauwen. “Heeft de politie Middelmear dan een Twitter- en Facebookaccount?” “Zie,” zegt Marion, “u weet niet eens dat wij over deze twee sociale mediakanalen beschikken. Ik zal zorgen dat zij de benodigde inloggegevens zal ontvangen. Wie zou deze moeten hebben?” “Ehm… geen idee; maar wellicht dat Mordac van IT dit weet,” zegt Jan. Marion knikt, “Goed, ik zal het daar vragen. Mordac is de naam, zegt u?” Jan knikt en vertrekt.
“Buitengewoon.” Dokter Victoria Butler staat naast het bureau van Hoofdagent Hendrik de Ruyter. Met haar armen over elkaar geslagen kijkt ze naar de simpele stoel die op een kleine vier meter afstand van haar staat. Meer precies; ze kijkt naar de jonge vrouw die op genoemde stoel zit. “Erg apart,” zegt Hendrik, gezeten in zijn stoel direct naast Victoria. Jemma Henderson, op één van haar uitzonderlijke bezoeken aan het politiebureau, kijkt, terwijl ze tegen een archiefkast leunt, met verbazing naar de vrouw. “Ongelooflijk,” zegt ze. Jan loopt het kantoor binnen om zijn drie vrienden (en collega’s) aan te treffen terwijl ze naar één persoon staren. Een persoon die steeds ongemakkelijker kijkt en steeds onrustiger bewegen. “Team,” zegt hij met een ietwat verhoogd stemgeluid. Hendrik, Victoria en Jemma draaien zich om en kijken nu naar hem.
“Onze nieuwe commissaris, mevrouw Le Solei, denkt dat wij het niet alleen afkunnen en heeft daarom besloten dat wij versterking gaan krijgen. Hebben gekregen,” zegt Jan. “Oh,” zegt Victoria en wijst met haar duim over haar schouder naar de jonge vrouw in de stoel. Jan knikt en zucht even. Hendrik wijst ook naar de vrouw, “Die jongedame beweerde al dat ze is toegevoegd aan ons team; maar wij,” hij wijst op zichzelf en op de twee zussen, “dachten dat ze fout zat en we probeerden haar al door te sturen naar een andere afdeling… maar ze hoort dan toch hier?” Jan zucht, “De commissaris heeft dit op eigen houtje besloten, zonder overleg met ons of zelfs maar met mij.” Hij knipt met zijn vingers. Er gebeurt niets. Hij knipt opnieuw met zijn vingers, ditmaal in de richting van de vrouw. Die snapt de hint nu wel, staat op en loopt naar Jan toe.
“Nou,” zegt hij, “jij bent dus op bevel van de commissaris hier.” De vrouw knikt bedeesd en voet weer de priemende en vijandige blikken op zich gericht van het trio tegenover haar. “Goed,” zegt Jan, “vertel eens wat over jezelf.” Even schraapt de vrouw haar keel alvorens ze van wal steekt. “Mijn volledige naam is Jeanny Hölzer-Nesihuluhulu, maar ik noem mezelf Jeanny Hölzer. Ik ben drieëntwintig jaar oud en kom net van de politieacademie. Ik heb daar de opleiding communicatie gevolgd en de opleiding IT sub sociale media en ik heb begrepen dat het de bedoeling is dat ik de Twitter- en Facebookaccounts van de politie Middelmear ga beheren; naast dat ik jullie ga ondersteunen met jullie werkzaamheden.” Even lacht ze, slechts kort. Jemma stelt alt eerste een vraag. “Je hebt de opleiding communicatie gevolgd?” Jeanny knikt. “Dus je weet ook van non-verbale communicatie?” vervolgt Jemma. Jeanny knikt opnieuw. Als op commando slaan Hendrik, Victoria en Jemma hun armen over elkaar. Jan klopt Jeanny bemoedigend op haar schouder. “Nou, welkom dan maar,” zegt hij en loopt weg, daarbij Jeanny achterlatend bij de drie die dwars door haar heen kijken.
Drie weken later. Voor Jeanny drie erg, heel erg lange weken. Eenzame weken ook. De wachtwoorden van het Twitteraccount en de Facebookpagina van de politie Middelmear zijn aan haar overgedragen, maar er is maar weinig wat ze kan plaatsen. De bevolking van de gemeente weet de weg naar de accounts niet te vinden, of ze hebben er geen interesse in. Op crimineel gebied is het relatief rustig gebleven met wat werk voor Richard Kasteel, maar Hendrik en Jan hebben weinig te doen en zetten de jacht voort op de mysterieuze lifter die Pierre ertoe zette om zijn vrouw Wilhelmina te vermoorden door haar keel door te snijden.
De tweeliter, low pressure turbomotor van de Saab 9-3 van Jan staat rustig stationair te draaien. Jan en Hendrik staan voor de auto en baden in het licht van de koplampen. Ze kijken om zich heen, zoeken elke millimeter af op zoek naar een aanwijzing, hoe klein ook. Hendrik schudt zijn hoofd. Jan kijkt verre van blij. “Nee chef,” zegt Hendrik, “Er is niets. We zijn het parkeerterrein nu twee keer overgelopen, hebben onder elke grasspriet gekeken, maar er is niets te vinden dat duidt op het bestaan van die lifter.” Boos geeft Jan een schop tegen een steentje dat begint aan een reis richting een Renault Vel Satis 2.2 dCi maar verliest net op tijd het momentum om zo onder de auto door te schieten. “Oeh,” zegt Jan en Hendrik vult aan, “Dat ging maar net goed.” Jan knikt. “Kom,” zegt hij, “we gaan. Zeg, waar is die nieuwe eigenlijk?” Hendrik grinnikt. “Ze is bij een autopsie van Victoria. Een man van eind veertig en honderdzeventig kilo.” Jan grinnikt ook. “Dat wordt een fikse partij met vet worden waar Victoria doorheen moet snijden.” Hendrik knikt en de twee stappen terug naar de Saab. “Terug naar de zaak?” vraagt Jan maar Hendrik schudt zijn hoofd. “Als jij me bij Thompson’s af kunt zetten; dat zou mooi zijn. Charlotte en ik gaan vanavond naar de European Tour van WWE Live.” “Eh, leuk,” zegt Jan. Hendrik glimlacht van oor tot oor. “Ja, zeker. We hebben er erg veel zin in.” “Moeten jullie nog ver rijden?” vraagt Jan. “Nee, gelukkig niet,” antwoordt Hendrik, “want naast het evenement in Ahoy Rotterdam is er ook één hier bij ons in de buurt; in Zuidweg in de Slæpfæst Arena.” “Oh,” zegt Jan, “van die beddenfabriek?” “Ja,” zegt Hendrik, “en we gaan met de nieuwe Fiat 124 van Charlotte. Leut autootje, Spider. Lusso uitvoering, 140 PK, achterwielaangedreven.” “Rood, toch wel?” vraagt Jan. “Uiteraard,” zegt Hendrik, “What else?”
“Wie zijn er vanavond allemaal?” vraagt Charlotte Dhunti aan Hendrik terwijl ze haar Fiat met slechts drieënveertig kilometer op de teller en uiteraard de kap naar beneden naar Zuidweg stuurt. Hendrik leest op van de flyer. “Roman Reigns, Seth Rollins, Kevin Owens, Big E Langston, Kofi Kingston, Xavier Woods, Antonio Cesaro, Finn Bálor. Er staat alleen niets over de WWE Diva’s en wie van de dames er aanwezig zal zijn,” zegt hij met enige gespeelde teleurstelling in zijn stem. “Och arme jij. Dan zul je het toch met deze Diva’s moeten doen,” en ze klopt even op haar borsten. Hendrik lacht, “Ja, die ken ik wel,” en hij haalt adem. “Nee hé, je gaat het niet zingen!” roept Charlotte uit, maar Hendrik zet al aan: “Vrouw Haverkamp… vrouw Haverkamp.” “Neeee!” roept Charlotte lachend terwijl Hendrik verder zingt, “Wa he-j toch grote tieten. Hoe we’die da? Hoe we’die da? Ik heb ze zelf in de hand gehad. Ik heb ze op en neer zien goan! Ik heb ze overend zien stoan. Vrouw Haverkamp, vrouw Haverkamp, Ik heb ze zelf zien zitten.” “Ik heb geen grote tieten!” roept Charlotte en de twee rijden lachend verder.
Charlotte parkeert haar Fiat in de ruime parkeergarage van de Slæpfæst Arena in Zuidweg. Met enig denkwerk, want ze heeft de auto net, lukt het de twee om de kap er weer op te doen. “Ik keek ook nog even naar wie er eergisteren in Luik bij waren,” zegt Hendrik intussen, “en toen waren ook Sheamus, Luke Gallows én Charlotte Flair en Sasha Bank er dus die krijgen vandaar rust ofzo?” “Ach,” zegt Charlotte, “dat zien we vanzelf wel. Jij hebt de kaartjes?” Met zijn vrije hand klopt hij tegen het borstzakje van zijn stijlvolle blouse. “Mooi,” zegt ze en drukt op de afstandsbediening van de Fiat waarna de auto sluit en op het alarm staat. Gearmd loopt het stel naar de ingang van de Arena.
Terwijl Charlotte en Hendrik genieten van een uitstekende wedstrijd tussen Kevin Owens en Xavier Woods, waarbij de tafel van de Spaanstalige commentatoren sneuvelt, is in de catacomben van de Arena Ashley Fliehr, beter bekend onder haar in-ringnaam Charlotte Flair (en ze is inderdaad de dochter van WWE Hall of Famer Rik Flair) op zoek naar de organisator van het evenement in Zuidweg; de grootaandeelhouder en voormalig CEO van de Slæpfæst beddenfabriek uit Zuidweg, Martin Elon. Uiteraard mag er van Ashley niet verwacht worden dat ze de Nederlandse taal machtig is, dus spreekt zij in haar moederstaal. “Have you seen Martin Elon?” vraagt ze aan Claire, die oplettende lezers zullen herkennen als één van de medewerksters van de Moonsbioscoop in Middelmear, maar zij werkt bij grote evenementen ook in de Slæpfæst Arena. “No, I’m sorry, I haven’t seen him,” antwoord Claire met licht Australisch accent in haar stem, “but I believe he’s in his office.” “Ok, thanks,” antwoord Ashley en ze loopt verder.
Eénmaal bij het kantoor aangekomen constateert ze dat de deur dicht is. Ze klopt aan, voorzichtig. Er volgt geen enkele reactie. Ze klopt weer, ditmaal harder en luid genoeg om gehoord te kunnen worden. Ook nu volgt er geen enkele respons vanaf de andere zijde. Ashley probeert of de deur open wil, deze blijkt niet afgesloten te zijn en welwillend in openen. Voorzichtig steekt ze haar hoofd om de deur. “Hello? Is there anybody in there?” citeert ze Pink Floyd, “just knod if you can hear me?” Niets. Langzaam stapt ze het kantoor binnen. Aangezien de Zweedse firma IKEA, hoewel het hoofdkantoor zich officiëel in Nederland bevindt, ook in de Verenigde Staten van Amerika diverse filialen heeft, is ze bekend met de meubels die ze aantreft.
Aan de muur hangen diverse foto’s van Martin Elon met diverse prominenten uit de WWF/WWE wereld. Een foto van hem met Hollywood Hulk Hogan, één met Dusty Rhodes, helaas niet meer onder ons. Maar liefst twee foto’s van Martin met “Rowdy” Roddy Piper (ook al overleden), The Macho Man Randy Savage, Brett Hart, Stone Cold Steve Austin, Shawn Michaels, Vince McMahon, Stephanie McMahon en haar man Triple H. The Million Dollar Man, Ted diBiase, “Hacksaw” Jim Duggan. Trish Stratus, maar ook met de huidige supersterren als John Cena, Randy Orton, Shaemus, The Shield, toen de leden nog als een team werkten, The Big Show, Goldberg en Luke Harper. Ashley is even afgeleid en voelt zich licht beschaamd dat zij deze man nooit ontmoet heeft want hij lijkt zo’n beetje iedereen in het wereldje te kennen.
Ze loopt het kantoor verder binnen en beweegt zich naar de Liatorp die richting de muur staat opgesteld; een Volmar met hoofd- en armsteunen staat links naast het bureau. Ashley loopt om de Liatorp heen; om daar Martin Elon te ontdekken, liggende op de grond met een fikse plas bloed bij zijn hoofd. Zijn ogen staren naar het plafond. “Oh, my god,” stamelt Ashley en ze slaat haar handen voor haar mond. Zo snel als ze kan, doch ook met zoveel voorzichtigheid in acht nemende, spoed ze zich naar hem toe. Met haar vingers voelt ze of ze iets van een hartslag kan voelen; maar ze voelt slechts de bevestiging wat de aanblik reeds deed vermoeden: Martin Elon is overleden. “Oh, no,” verzucht ze.
Een half uur later is het kantoor afgesloten voor niet-politie- of forensisch personeel. In tegenstelling tot de races op Circuit Jim Clark een tijd eerder, toen de dode Ben Kalder werd aangetroffen, is nu alleen Inspecteur Jan Pubpostdoor aanwezig. Uiteraard is ook het forensisch team er met ditmaal Dokter Victoria Butler als patholoog-anatoom van dienst met haar zus Jemma Henderson als assistente/stagiaire. Om niet nogmaals een date van Hendrik en Charlotte te verpesten heeft Jan besloten om geen contact met zijn rechterhand op te nemen en om Jeanny Hölzer mee te nemen om zo ook meteen de commissaris tevreden te stellen. “Are you sure you did not touch the body in anyway?” vraagt Jeanny aan Ashley die haar hoofd schudt. “I looked for a pulse,” zegt ze met treurige stem, “but when I found none I left the room, making sure I hadn’t touched anything else since it was quite clear to me; considering the amount of blood, that this was unlikely to have been an accident or anything else than foulplay.” “You seem to be pretty calm about it,” zegt Jan tegen Ashley. Ze zucht even, “Well, I’ve seen gruesome injuries up close… but this is different. But I don’t panic that easily.” Jan knikt vriendelijk naar haar, “Thank you miss Fliehr.” Ze knikt en loopt zwijgend weg.
“Victoria? Wat heb je voor ons?” vraagt Jan aan de patholoog-anatoom die gehurkt bij het lichaam zit. Ze kijkt omhoog en ziet dat naast Jan niet Hendrik staat, maar de niet onaantrekkelijke dame die aan het team is toegevoegd. “Moet zij er echt bij zijn?” vraagt Victoria, “kan Hendrik niet?” Jan schudt zijn hoofd. “Zou kunnen, maar aangezien Hendrik hier in het publiek zit op een date met Charlotte en aangezien ik hun afspraakje bij de races op het Circuit Jim Clark ook al verpest heb; heb ik hem maar niet gebeld.” Victoria grinnikt even. “Verstandig,” zegt ze, “je hebt al genoeg minpunten bij haar.” Jeanny kijkt met een gezicht vol verbazing en onbegrip, wisselend tussen Victoria en Jan. “Minpunten bij Charlotte? Ik heb haar in de weken dat ik hier ben een paar maal ontmoet, maar ze lijkt me heel aardig en…” Zowel Jan maar vooral Victoria geven haar een blik met slechts één betekenis: ‘stop met praten’.
“Wat heb je voor ons?” herhaalt Jan zijn vraag aan Victoria. Die zucht even. “Tja, de afgelopen tijd; sinds Angela Blankert, heb ik niet zo heel veel interessants; dus deze dode is een welkome afwisseling. But alas; simpelweg een blunt force trauma; een fikse klap op zijn hoofd, hier.” Victoria draait het hoofd en wijst op een donkerrode plek op het linkerdeel van het achterhoofd. “Weten we wie het slachtoffer is?” vraagt Jan. Jeanny knikt en toetst op haar tablet. “Jazeker. Het slachtoffer heet Martin Elon, tweeënveertig jaar oud. Ongehuwd en voor zover ik heb kunnen ontdekken ook geen lopende relatie. Geen kinderen…” “Kinder!” verbetert Victoria haar. “Eén kind, twee kinder. Kinderen is dubbelop.” “Oh,” zegt Jeanny verbaasd en ietwat geschrokken. “Net als één ei, twee eier,” vult Jan aan. “Oh. Ok. Geen kinder,” vervolgt Jeanny met de correcte meervoudsvorm. “Hij was één van de directeuren van de Slæpfæst Beddenfabriek en de initiatiefnemer van de bouw en het beheer van de Slæpfæst Arena, waar we ons nu bevinden. In 2012 verkocht hij zijn aandelen in de fabriek om fulltime aan het werk te gaan als directeur van de Arena.”
“Weten we iets over vijanden? Iemand die hem naar het leven zou staan?” vraagt Jan. Jeanny schudt haar hoofd. “Nee, maar ik moet nog beginnen met de ondervragingen van de mensen die hem kennen en met hem samenwerken.” “Heeft hij dan geen enkele familie?” vraagt Jan. Jeanny scrolt op haar tablet. “Hij heeft een moeder die nog leeft; ze is nu zeventig en woont in het rusthuis ‘In pulverem reverteris’. Zijn vader is overleden… hé, tweeënveertig jaar geleden.” Ze zoekt verder op haar electronische hulp, “En meer staat er ook niet bij. Overleden in 1974. Punt.” Ze kijkt Jan aan, “Daar ga ik op het bureau achteraan.” “Hoe laat is het nu?” vraagt Jan. “Net voor tien uur,” antwoord Jeanny. “Dan ga ik er vanuit dat de moeder… hoe heet ze?” vraagt Jan. “Melinda Elon,” zegt Jeanny. Jan vervolgt: “Ik ga er vanuit dat Melinda Elon nu al op bed zal liggen.” “Toch moet je gaan,” zegt Victoria, “wat als ze, om wat voor reden dan ook, met haar zoon belt en hem niet te pakken krijgt?” De woorden hebben haar lippen nog niet verlaten of vanuit één van de zakken van het colbert van Martin komt het geluid van een ringtone; de vibraties van de telefoon doen zelfs de stof bewegen. Voorzichtig steekt Victoria haar hand in de betreffende zak en vist een Apple iPhone 7+ in roségouden kleur naar boven. “Mam,” staat er op de display en nu bevrijd van de beperkingen van de stof is de ringtone ook duidelijk hoorbaar: “Mama!” schalt Freddie Mercury in herhaling door de ruimte.
“Goedenavond,” zegt Jan als hij het gesprek aanneemt, “u spreekt met Inspecteur Jan Pubpostdoor van de recherche Middelmear. Ik spreek met mevrouw Elon?” Vanaf de andere zijde van de verbinding blijft het even stil. “Inderdaad, u spreekt met mevrouw Elon en ik was in de veronderstelling dat ik contact opnam met mijn zoon Martin. Dat u de telefoon aanneemt kan twee dingen betekenen. Of het toestel van mijn zoon is gestolen of verloren geweest en inmiddels in de handen van de politie terecht gekomen; of er is mijn zoon iets overkomen. Gezien het onwaarschijnlijk is dat een inspecteur der politie zich zal bezighouden met iets simpels als een teruggevonden telefoon; vrees ik dat de tweede optie overblijft en mijn zoon iets is overkomen.” Nu is het de beurt aan Jan om even sprakeloos te zijn, maar ook hij herstelt zich snel. “Dat is helaas een correcte aanname, zeker per telefoon, dat uw zoon Martin is overleden.” Het blijft stil.
“Mevrouw Elon?” vraagt Jan na ongeveer drieënvijftig seconden, “bent u daar nog?” Jan kan horen hoe de vrouw adem haalt en haar spreken hervat. “Ja, Inspecteur, ik ben er nog. Ik moet het nieuws even laten inwerken.” “Gecondoleerd, mevrouw,” zegt Jan, “is het wellicht mogelijk dat ik u nu nog bezoek om een aantal vragen te stellen; dat doe ik liever persoonlijk en niet via de telefoon.” “Nee, inspecteur, ik kan het op dit moment niet aan om bezoek te ontvangen. Komt u morgen; tegen een uur of tien in de ochtend,” antwoord mevrouw Elon. “Is er iemand die bij u kan zijn en kan blijven?” vraagt Jan. “Ja,” bevestigd mevrouw Elon, “één van de verpleegsters kan me gezelschap houden.” “Ok, mevrouw,” zegt Jan, “dan zie ik u morgen. Nogmaals, mijn condoleance.” “Dank u,” is de reactie van mevrouw Elon en ze verbreekt de verbinding.
Jan kijkt Jeanny aan die, net als Victoria, mee kon luisteren aangezien Jan het gesprek via de speakerfunctie had gevoerd. Niet dat dit bedoeling was, maar dat is het gebruiksgemak en duidelijkheid van een iPhone. “Wat valt je op?” vraagt hij aan haar. Jeanny kijkt van Jan naar Victoria om een glimp van een hint op te vangen, maar beiden hebben een uitstekend pokerface. “Mevrouw Elon vroeg niet hoe haar zoon is overleden,” zegt Victoria tenslotte. “Oh… ja… nee,” zegt Jeanny, “dat vroeg ze inderdaad niet.” Jan wijst op haar, “Jij gaat de getuigenverklaringen opnemen?” Ze knikt heftiger dan strikt noodzakelijk is. “Jij…” maar Victoria vult Jan al aan, “ik ga verder met de autopsie en zorg ervoor dat jij de bevindingen zo snel mogelijk zult hebben.” Jan glimlacht even. “Dank je,” zegt hij tegen haar om zich weer tot Jeanny te richten. “Regel jij dat alle toeters en bellen bij de hoofdingang weg zijn voor het spektakel hier is afgelopen?” Jeanny knikt.
“Zag je dat? Vanaf het derde touw!” zegt Hendrik op enthousiaste toon tegen Charlotte die aan zijn arm terugloopt naar de parkeergarage. “Ja, lieverd, dat zag ik; ik zat naast je,” antwoord Charlotte, om te vervolgen, “op TV lijkt het al zo indrukwekkend, maar om het nu het in echt te zien hoe Roman Reigns met een superplex afrekende met Big E Langston… ongelooflijk.” De twee gaan zo op het bespreken van het evenement dat ze zojuist gezien hebben, en in elkaar, dat ze niet merken hoe de lift, rechts van hen, de deuren opent. Jan stapt uit en kijkt recht naar zijn trouwe assistent en diens vriendin. Het stel kijkt echter recht vooruit en Jan glipt meteen linksaf. Vanachter een kolom kijkt hij toe hoe Hendrik en Charlotte doorlopen. Tot ze bij een pilaar aankomen. Daar duwt Charlotte haar vriend met zijn rug tegen het beton; drukt ze haar eigen lichaam tegen dat van hem en kust ze hem vol passie. Hendrik reageert door meteen terug te zoenen en zijn handen via haar rug naar haar billen te sturen. Met enige schaamte kijkt Jan toe hoe de twee met elkaar staan te vrijen. Dan herinnert hij zich hoe hij, een kleine anderhalf uur geleden, zijn Saab in de buurt van een rode Fiat 124 parkeerde. “Oh nee,” kreunt hij zacht, als hij zich realiseert dat dit de Fiat van Charlotte kan zijn. Hij kijkt weer naar de plek waar de twee staan te zoenen, maar ze zijn weg. Voorzichtig leunt hij voorbij de zuil waar hij staat om te zien hoe de twee gearmd verder lopen. Al snel arriveren ze bij de rode sportauto, ontsluiten de auto, openen de kap, stappen in en rijden weg. In stilte prijst Jan de relatieve anonimiteit van zijn zilvergrijze Saab. Geen van de twee lijkt de auto te hebben opgemerkt. Zelfs de erkend petrolhead Hendrik niet, maar hij werd dan ook afgeleid door Charlotte. Jan slaakt een zucht van verlichting.
“Goedemorgen allemaal,” zegt Hendrik vrolijk als hij de volgende het bureau binnenstapt. Zijn groet wordt netjes beantwoord. Zijn oog valt op het grote bord dat tegen de wand gemonteerd is en dat gebruikt wordt bij een moordzaak. Het bord bevat foto’s, een rudimentaire tijdlijn. “He,” zegt hij, “is er een moord gepleegd?” “Eh, ja,” zegt Jeanny, gezeten aan haar bureau, om er verder het zwijgen toe te doen; geholpen door het feit dat ze Jan het kantoor ziet binnenwandelen. “Goedemorgen Hendrik,” zegt hij op redelijk vrolijke toon. “Morge, chef. Is er gisteren een moord gepleegd?” antwoordt Hendrik met meteen een vraag in de zin ingebouwd, terwijl hij wijst op het bord. “Eh, ja,” zegt Jan, “Gisteravond is Martin Elon vermoord. Ik ga zo naar Victoria om de uitslag en bevindingen van de autopsie te horen. Ga je mee?” “Gisteravond?” zegt Hendrik op vragende toon, “maar… waarom ben ik niet gebeld dan? Of heb ik een oproep gemist?” Hij grijpt naar zijn telefoon en zoekt in het belregister, om tot de conclusie te komen dat het laatste gesprek dat gepleegd was dat van hem was, naar Charlotte om haar te vertellen dat hij onderweg naar haar is. Jan staat inmiddels ongemakkelijk op zijn benen. “Nee Hendrik,” zegt hij, “je hebt geen oproep gemist. Ik heb je gisteravond bewust niet gebeld. Jij was op date met Charlotte en het zou dan de tweede keer zijn na de moord op Ben Kalder dat ik jou daarvan wegtrek. Ik heb geen privéleven meer, geen relatie sinds Suzanne het met me uitgemaakt heeft; ik leef alleen maar voor mijn werk en ik zal verdomd zijn als ik jou datzelfde pad op laat gaan!” Naarmate hij spreekt wordt zijn toon feller en zijn stem luider, zijn persoonlijke en tot nu toe verborgen frustraties komen naar de oppervlakte. Verbaasd kijkt Hendrik zijn chef aan. “Ok,” zegt hij, “maar je had me ook vanochtend kunnen bellen. Dan had ik gezorgd dat ik hier vroeg had kunnen zijn.” Jan kijkt Hendrik aan en zegt, “Je hebt gelijk, ik had je vanochtend kunnen bellen of een berichtje kunnen sturen. Mijn excuses daarvoor.”
Een ongemakkelijke stilte daalt neer over het kantoor. Het is Hendrik die het doorbreekt, met een zucht. “Ok,” zegt hij, “wat weten we dan?” De stilte duurt nog kortstondig voort, dan begint Jan te praten. “Gisteravond is Martin Elon vermoord. Vooralsnog lijkt het erop, maar we moeten nog het volledige rapport van Victoria ontvangen, dat hij een paar flinke klappen op het hoofd heeft gekregen, wat tot hevige bloedingen heeft geleid, met de dood tot gevolg. Of het de klappen of het bloedverlies was is nu nog onbekend; maar, zoals ik al zei, Victoria komt nog met het volledige rapport.” Hendrik knikt, “En het slachtoffer?” Jeanny neemt, aarzelend, het woord. “Martin Elon. Tweeënveertig jaar. Ongehuwd. Geen relatie. Geen kinder,” zegt ze ditmaal correct, “Directeur van de Slæpfæst Arena en voormalig directeur van de Slæpfæst Beddenfabriek. Ook na de ondervraging van de medewerkers van de Arena lijkt er geen direct motief voor de moord te zijn, maar we hebben nog niet alle medewerkers gesproken.” “En beelden van de beveiligingscamera’s?” vraagt Hendrik? Even is het stil en kijkt men hem aan. “Ja,” vervolgt hij, “aangezien de Arena een privéonderneming is en het geheel in feite privéterrein, is er camerabeveiliging; zeker intern.” “Oh,” zegt Jeanny, “ik ging er eigenlijk vanuit dat de Noïarichtlijnen met betrekking tot camera’s gelden voor de complete gemeente Middelmear; inclusief privédomeinen.” “Dat heb je fout,” zegt Hendrik tegen haar, “de Noïarichtlijnen hebben wel betrekking op privécamera’s, maar alleen voor zover die camera’s een publieke ruimte bestrijken; wat erop neer komt dat de camera’s wel een parkeerterrein mogen zien, maar niet de openbare weg van en naar het terrein. Ik zal eens gaan bellen.” Hendrik spoedt zich naar zijn bureau en gaat bellen. Jeanny staat verloren in de ruimte. “Ga jij maar het financiële verleden van Elon uitpluizen; eens kijken of daar iets te vinden is. Of nee, ga naar de Arena en overleg of daar iets te vinden is of dat er een diefstal heeft plaatsgevonden; een overval of inbraak die misliep.” Jeanny knikt en loopt weg.
Jeanny glijdt achter het stuur van haar Mazda 323 1.3i van 1994. De kilometerstand geeft een respectabele stand van 314.430 weer. Ze zucht. Met een korte aarzeling slaat de motor aan. Een korte rit later parkeert zij haar Mazda in de parkeergarage van de Slæpfæst Arena. Het is er leeg. Het personeel heeft een eigen sectie aan de andere kant van de Arena waar zij hun auto’s neer kunnen zetten. De lift brengt haar naar de tweede etage, alwaar de huismeester zijn kantoortje heeft.
“Goedemorgen, mijn naam is Agent Jeanny Hölzer van de recherche Middelmear. Ik ben op zoek naar Albert Ongjil?” “Oh, hallo meisje, die heb je gevonden. Kom binnen,” klinkt de stem van Albert. Verbaasd loopt Jeanny de ruimte binnen. “Ohhh,” zegt Albert met enige teleurstelling in zijn stem, “Heb je die leuke inspecteur niet meegenomen?” Langzaam schudt ze haar hoofd, “Nee, Inspecteur Pubpostdoor is nog op het bureau. Als het goed is heeft mijn collega De Ruyter contact met u opgenomen in verband met de beveiligingsbeelden?” “Ah, ja,” zegt Albert, “Hoofdagent De Ruyter. Ik heb net de telefoon neergelegd. Ik ben er alleen niet in geslaagd om de beelden te comprimeren om ze op een stick of een DVD te kunnen zetten, met behoud van de opnamekwaliteit. Dat heb ik opgelost door een extra beveiligde verbinding in te stellen waardoor jullie vanaf jullie bureau de beelden in de hoogst en scherpste resolutie kunnen bekijken. Ik hoop dat jullie er achter komen wie die arme Martin vermoord heeft.” Jeanny glimlacht even, maar beseft dat haar vrouwelijke charmes en lichte geflirt heen effect op hem zal hebben. “Dat is erg aardig, mijnheer Ongjil.” “Och,” zegt hij, noem me toch Albert. Het is het minste dat ik kan doen. Martin is altijd erg aardig voor mij geweest. Ik werkte als schoonmaker bij de Slæpfæstfabriek toen ik hem een keer ontmoette. Weet je, hij maakte met iedereen een praatje, kende iedereen die er werkte of zelfs gewerkt heeft. Al pratende vertelde ik hem dat ik bezig was met een avondcursus ICT, dat ik dat erg leuk vond en het erg goed vond gaan, maar ook dat ik niet verder kon studeren omdat ik het niet kon betalen. Hij heeft toen, van zijn eigen geld, de vervolgcursussen betaald op de voorwaarde dat ik bij de IT afdeling van de fabriek zou gaan werken. Dat heb ik gedaan, vijf jaar lang en tot tevredenheid van iedereen. Toen Martin hier in de Arena begon ben ik met hem meegegaan.” Jeanny knikt, “Weet je of er iets gestolen is uit het kantoor van Martin?”
“Oeh, lieverd, nee. Geen idee,” zegt Albert, “dat zou je moeten vragen aan zijn persoonlijk assistent Sebastian.” “Ok,” zegt Jeanny, “en waar kan ik hem vinden?” “Hem?” antwoordt Albert verrast, “Nee, Sebastian is een vrouw. Geen transgender onderweg naar, maar we noemen haar hier Sebastian naar Sebastian uit Little Britain die zo overduidelijk verliefd is op de Prime Minister. Haar echte naam is Zara van Wolfsbergh, met gh aan het einde.” Een korte glimlach speelt over de lippen van Jeanny, “En waar kan ik haar vinden?” Het gezicht van Albert betrekt als hij bedenkt waar ze zou kunnen zijn. “Goede vraag. Normaal gesproken is ze binnen een straal van tien meter van Martin, maar dat zal ze, hopelijk, nu niet zijn. Ik bel wel even met HR. Die weten het vast wel.”
Albert zoekt om zich heen, verschuift links en rechts wat papieren om de telefoon onder de ochtend editie van de Middelmear Courant te vinden. “Oh, wat is het nummer van HR ook alweer?” mompelt Albert terwijl hij zoekt naar het lijstje met interne telefoonnummers. “Ah,” zegt hij, “Renate zit op 313.” “Bip, bip, bip…bip,” zegt de telefoon en de software begint verbinding te maken. “Hallo Renate, met Albert. Weet jij het adres van Sebastian? Die aardige agente van gisteravond is hier en ze wil haar spreken.” Onhoorbaar voor Jeanny antwoordt Renate. “Wacht even, ik pak pen en papier,” en Albert zoekt opnieuw. Een rectie van Renate volgt. “Wat?” zegt Albert, “Oh ik denk het wel.” Renate praat verder. Even kijkt Albert naar Jeanny, bestudeert haar van top tot teen en zegt op zachtere toon tegen Renate, “Ja, dat is ze wel, maar of zij ook…” Renate onderbreekt hem. Albert luistert even om zich tot Jeanny te wenden. “Jongedame, als jij Renate jouw telefoonnummer geeft, dan stuurt zijn de adresgegevens van Sebast… Zara naar je toe.” Ietwat aarzelend geeft Jeanny haar nummer aan Albert die het op zijn beurt weer doorgeeft aan Renate. Slechts luttele seconden later trilt de telefoon van Jeanny. Ze pakt het simpele LG toestel en constateert dat ze inderdaad de gevraagde gegevens heeft ontvangen. Ze glimlacht, “Binnen, super. Ik ga er mee bezig,” zegt ze en Albert geeft het woord voor woord door. “Beiden bedankt,” zegt Jeanny, wat Albert ook doorgeeft. “Graag gedaan,” antwoord Albert, “ook namens Renate.” Jeanny knikt en vertrekt.
Terwijl ze naar haar trouwe Mazda loopt voelt ze een vreemd gevoel van opwinding in haar maag en ze belt, onafhankelijk daarvan, met Hendrik. “Hallo Hendrik. Als het goed is kunnen jullie nu de beveiligingsbeelden bekijken?” Aan de andere kant van de verbinding bevestigd Hendrik dat hij alle benodigde gegevens heeft ontvangen. “Mooi,” zegt Jeanny, “ik ga nu naar Klijnghat, daar woont de persoonlijk assistente van Elon aan de Eerste Bijweg op nummer zeven. Haar naam is Zara van Wolfsbergh met gh, zij zal weten of er iets gestolen is uit het kantoor en zo ja, wat.” De reactie van Hendrik is positief. Jeanny verbreekt de verbinding, stapt in haar 323, start de motor en rijdt weg.
Hendrik legt zijn telefoon neer. “Dat was Jeanny,” zegt hij tegen Jan, “ze rijdt door naar Klijnghat om de persoonlijk assistente van Martin Elon, een vrouw met de naam Zara van Wolfbergh, met gh, te ondervragen.” Jan knikt, “Mooi,” bromt hij, “heb je de beelden al van de beveiligingscamera’s” “Bijna,” zegt Hendrik, “de ICT man van de Slæpfæst Arena heeft een extra beveiligde verbinding opgesteld zodat wij de beelden in de beste kwaliteit kunnen bekijken. De verbinding wil ik in de vergaderruimte openen omdat daar een groter scherm staat en we meer kunnen zien dan op dit schermpje,” en hij tikt tegen zijn monitor, “hier.” “Ok,” zegt Jan, “op naar MTAC. Waar staat MTAC eigenlijk voor?” vraagt hij aan Hendrik terwijl de twee naar genoemde ruimte lopen. “Media Tactisch Analytisch Centrum,” antwoord de aangesprokene, “in tegenstelling tot NCIS, daar staat het voor Multiple Threat Alert Center.” “Aha,” zegt Jan en opent de deur naar de ruimte.
Hendrik neemt plaats achter een computer, activeert de software met zijn persoonlijk wachtwoord en begint te werken aan het opzetten van zijn kant van de extra beveiligde verbinding met de servers van de Slæpfæst Arena. Het kost hem enkele minuten, maar de verbinding is tenslotte extra beveiligd. “Die ICT man weet wat hij doet,” steunt Hendrik vol bewondering, “maar ik heb de verbinding. En nu,” hij drukt op een toets, “is het te zien op het grote scherm.” De twee mannen kijken en zien een lege gang. Ze hebben een zijaanzicht op een deur met politietape ervoor. “Eh?” zegt Hendrik verbaasd. “Dit is live,” zegt Jan, “kijk maar naar de tijd rechts onderin.” “Klopt,” zegt Hendrik en hij wendt zich tot zijn toetsenbord. Geoefend vliegen zijn vingers over de toetsen. “Hoe laat waren jullie er gisteren?” vraagt Hendrik, “dan start ik de beelden vanaf dat moment.” “Ik ging rond tien uur weg,” zegt Jan. “Goh,” zegt Hendrik, “Charlotte en ik zijn ook rond die tijd vertrokken, dan hebben we elkaar net misgelopen.” “Ja,” zegt Jan, “misschien wel secondewerk.”
“Goed, tien uur dus,” zegt Hendrik. Wat toetsaanslagen en een aantal muisklikken later staat het beeld op tien uur. Op het grote scherm is duidelijk te zien hoe de technische recherche druk aan het werk is. “Terugspoelen dan maar,” zegt Jan en Hendrik zet het in werking. Ze zien hoe iedereen achteruit loopt; hoe de gang langzaam leger wordt en het punt dat Ashley Fliehr het kantoor verlaat en binnentreedt. “Ok,” zegt Jan, “nu wordt het opletten.” Ze kijken aandachtig toe hoe de gang lange tijd leeg is. Af en toe loopt er een medewerker of medewerkster door de gang, maar voor de rest blijft het rustig. “Anderhalf uur,” zegt Jan en wijst op de klok in het hoekje van het beeld. Hendrik knikt, “Half negen.” Het beeld loopt verder terug, tot de mannen iemand zien de snel het kantoor van Elon in loopt. “Ho!” roept Jan uit en Hendrik pauzeert het beeld. “Nu weer vooruit,” vraagt Jan en Hendrik zet het beeld op play. “Ok,” zegt Jan, “en nu eens kijken wie er tevoorschijn komt.” De beelden spelen en de twee rechercheurs zien toe hoe iemand het kantoor verlaat en iets van een knuppelachtig voorwerp in zijn jas tracht te verbergen en dan vol in de camera kijkt. Bliksemsnel drukt Hendrik op pauze en het gezicht van de, mogelijke, moordenaar is vol in beeld. “Ja!” roept Jan uit, “zou dat hem zijn? Zouden we nu eens een zaak hebben met een snelle oplossing?” “Laten we het hopen,” zegt Hendrik, “Ik zal de gezichtherkenningssoftware er op los laten,” en hij drukt een aantal toetsen in. Verbaasd kijkt Jan hem aan. “Gezichtherkenningssoftware? Hebben we die dan? En mag dat dan?” vraagt hij vol ongeloof. “Ja,” zegt Hendrik, “in zoverre dat het beperkt is tot de gezichten van de mensen die veroordeeld zijn, gearresteerd zijn en dan alleen nog als er sprake is van een lopend onderzoek. Dat was nog een flink gevecht tussen ons OM en meneer Noïa, maar hij ging uiteindelijk accoord.”
“Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs!” schalt er door de MTAC ruimte. Geschrokken kijkt Jan om zich heen. “Wat was dat?” roept hij uit. “Tja,” zegt Hendrik, “geintje van de jongens van IT. Als de software een positieve overeenkomst vindt, hoor je Pauley Perrette als Abby Sciuto met haar ‘Gibbs, Gibbs’ uitroep. Ik ben al aan het zoeken hoe ik dat verander naar iets anders, maar ik heb nog niet kunnen ontdekken waar de mediafiles verstopt zitten.” Jan kijkt op, “Positieve overeenkomst?” “Yep,” zegt Hendrik, “kijk maar op het scherm.” Jan kijkt en ziet een man. Iemand met een ongezonde voorkeur voor zonnebrand, gekoppeld aan een stoppelbaard wat hem, ten onrechte, een Turks/Marokkaans uiterlijk geeft. “Yohan Observigisto. Negendertig jaar oud en één van de belangrijkste sterke mannen van maffiabaas Gilles le Porc, die op zijn beurt weer het hoofd is van de Aruguloclan.” Jan haalt zijn schouders op, “Zegt me niets.” Spottend kijkt Hendrik hem aan. “Ook al niet. Lees jij de berichten die op Intrabox geplaatst worden wel?” Jan schudt zijn hoofd, “Nee,” zegt hij, “boeit me niet.” “Zou je toch eens moeten doen,” reageert Hendrik scherp, “dan had je ook geweten van Le Porc, Observigisto, de clan en de gezichtsherkenningssoftware.”
Dan gaat plots de deur van MTAC open. Een breedgeschouderde man met een vierkant hoofd en een gespierd lichaam stapt naar binnen. “Jan,” zegt hij als begroeting om te vervolgen met “Hendrik.” Hij kijkt om beurten naar de beide mannen. “Trim Polad Top, inspecteur. Hoe gaat het daar bij Zware Misdrijven?” vraagt Jan. Trim kantelt zijn hoofd van links naar rechts. “Mwoa,” zegt hij, “het kan beter.” Hij wijst op het grote scherm, “maar jullie kunnen mijn dag goedmaken. We kregen een melding dat Yohan Observigisto via de gezichtsherkenningssoftware gevonden is. Wij doen al vier jaar onderzoek naar de Aruguloclan en we hebben Observigisto of Le Porc nog niet kunnen pakken. Wat hebben jullie gevonden?” “Nou,” zegt Jan, “nog niet veel. Hij is onze hoofdverdachte in de moord op Martin Elon.” Trim lijkt verrast te zijn. “De beddenfabrikant?” “Niet meer,” zegt Hendrik, “Hij was fulltime aan het werk in de Slæpfæst Arena.” “Vreemd,” vervolgt Trim, “we verdenken de Aruguloclan ervan horecagelegenheden onder druk te zetten om rucola af te nemen. Om er vanaf te komen voegen die gelegenheden het aan elk gerecht toe. Als je er van houdt kun je naar de Steak & Rucola Inn, maar andere restaurants gooien het ook overal op. Het Jiddische restaurant Raket Poter weigerde en is vervolgens afgebrand. Helaas zonder dat we hebben kunnen ontdekken wie er achter zat, maar het was wel duidelijk brandstichting.” “Zou de Slæpfæst Arena ook onder druk gezet zijn? Afgeperst worden om grote hoeveelheden rucola af te nemen?” vraagt Jan en hij kijkt Hendrik aan. “Jullie zijn daar geweest, tijdens een evenement. Hebben jullie iets gemerkt dat er op alle aangeboden etenswaren rucola zit?” Hendrik schudt zijn hoofd. “Nee, de stand met eten hadden alleen het reguliere fastfood. Hamburgers, broodjes kroket, fricandel, vissticks, rammelende loempia’s, Lightning Fried Fries, dat soort dingen. Zonder rucola.”
“Wat denk je, Trim. Is dat een motief voor moord?” vraagt Jan. Trim denkt diep na. “Ik zou zeggen van niet, dat is niet hun stijl. Ze pakken de gebouwen, de restaurants en de eetstalletjes aan, niet de personen. Dus… waarom is Yohan dan in het kantoor van Elon geweest?” “Ik geef de informatie door aan Jeanny, die is onderweg naar de persoonlijk assistent van Elon. Wellicht dat die wat weet,” zegt Hendrik en hij pakt de telefoon.
“Ok,” zegt Jeanny in de microfoon van de Parrot Bluetooth carkit, “ik zal ook dat vragen aan haar. Ik rijd nu net de Eerste Bijweg in.” Ze verbreekt de verbinding en rijdt langs een Honda Jazz, Volvo C30, Peugeot Bipper, Alfa Romeo Sei, een zeldzame Zastava Yugo en een Volkswagen Polo om een parkeervak in te rijden. Ze zet haar Mazda naast een Kia Nero en loopt, na het afsluiten van de 323, naar de voordeur van nummer zeven. Ze drukt op de bel en hoort in het huis de openingsmuziek van ‘Allo ‘Allo. Het duurt even voor de muziek eindigt en voor er open gedaan wordt. Een vrouw in een schitterende oranje badjas doet open. Haar donkerblonde haren steken verwilderd meerdere kanten op en haar ogen zijn rood doorlopen. De wallen onder haar ogen getuigen van een nacht zonder rust of zelfs maar een sprankje slaap. “Wat wilt u?” vraagt de vrouw met een zachte en instabiele stem. “Mijn naam is Jeanny Hölzer, ik ben agent bij de recherche in Middelmear, ik onderzoek de dood van Martin Elon en ik…” Verder komt Jeanny niet want de vrouw barst in huilen uit; duidelijk niet voor de eerste keer deze dag. “Mahahaharrrrtiiiiiiiinnnnn… Whahaha…” De vrouw draait zich om en stormt de woning binnen. Ze vliegt in één streep naar boven zonder de deur te sluiten. “Eh… mevrouw?” Langzaam duwt Jeanny de deur weer verder open en stapt naar binnen. “Hallo?”
Ze loopt de woning binnen en sluit de deur achter zich. “Hallo? Mevrouw van Wolfsbergh?” Voorzichtig loopt Jeanny de trap op, niet wetende wat ze kan verwachten. Eénmaal boven constateert ze één badkamer, een kleine rommelkamer, een grotere slaapkamer en een ouderslaapkamer vanuit waar ernstig gesnik komt. Jeanny klopt met gepaste kracht op de slaapkamerdeur. Niet zo hard dat de vrouw in de kamer ervan schrikt, maar ook weer niet zo zacht dat het niet gehoord kan worden. “Hallo? Mevrouw van Wolfsbergh?" Tussen het snikken door knikt de huilende vrouw een bevestiging. “Mijn naam is agent Jeanny Hölzer van de recherche in Middelmear.” Jeanny gaat op een stoel zitten en ze wacht geduldig. Na tien minuten begint ze zich te realiseren dat deze optie niet de beste is waar ze uit had kunnen kiezen. “Zara?” probeert ze, eerst op een zachte en vriendelijke toon, maar dat blijkt ook geen effect te sorteren. “ZARA!” Op felle toon roept Jeanny de naam van het vrouwelijk wrak op het bed. Dit heeft wel effect. Zara tilt haar hoofd op en kijkt Jeanny aan. “WAT? Martin is dood; wat doet het er dan nog toe?” Ze begraaft haar gezicht weer in haar kussen en huilt onbedaarlijk verder. Jeanny zucht. “Zara!” roept ze nog een keer, maar er volgt ditmaal geen reactie. Jeanny schudt haar hoofd in onbegrip en staat op. Ze loopt naar de badkamer toe, schuift het Minions® douchegordijn aan de kant, schakelt de bovenste douchekop in en draait de koude kraan open. Dan loopt ze op haar gemak terug naar Zara.
Jeanny grijpt Zara bij beide schouders, trekt de badjas van diens lijf en sleept haar mee naar de badkamer. Pas nadat ze Zara onder de koude waterstraal geduwd heeft merkt ze dat de vrouw haar zakelijke kleding nog aanheeft. Het duurt even voor de koude stralen beginnen door te dringen, maar dan zet Zara het op een gillen. “Ohohooo, koud! KOUD! KOUHOUD!” schreeuwt ze uit en ze probeert onder de straal vandaan te komen maar de, verrassend, sterke armen van Jeanny houden haar op haar plaats. Pas na een minuut of tien trekt Jeanny Zara weg en draait ze de kraan dicht.
Rillend staat Zara voor de spiegel en vangt onbeholpen de handdoeken die Jeanny haar toegooit. “Beter?” vraagt Jeanny, “of wilt u ook nog een Snickers®?” Het lijkt erop dat Zara haar hoofd schudt, maar het zou ook een rilling kunnen zijn. Weer tien minuten later zitten de twee vrouwen aan de keukentafel; Zara met een kop warme zwijnthee. “Dus,” zegt Jeanny, “hoe lang bent u al verliefd op Martin Elon?” Zara haalt haar schouders op. “Sinds ongeveer tien seconden nadat ik hem ontmoet heb. Ik heb alles geprobeerd om hem voor me te winnen. Bij ons personeelsuitje naar Disneyland Parijs ben ik bij het diner eerder weggegaan en zijn hotelkamer binnengeslopen. Daar heb ik me uitgekleed en ben ik in zijn bed gaan liggen; wachtende tot hij de kamer binnen zou komen. Toen ik hoorde dat hij de deur opende ben ik zo verleidelijk mogelijk gaan liggen, heb ik mijn benen gespreid, zo wijd als ik kon en uiteraard had ik ervoor gezorgd dat ik overal goed kaalgeschoren was. Toen hij bij het bed stond en me met een verbaasde blik aankeek zei ik dat ik voor hem was en dat hij alles met me mocht doen wat hij maar zou willen, maar dat ik het wel fijn zou vinden als hij voor sommige dingen glijmiddel zou gebruiken.” Zara zucht. “Hij schudde zijn hoofd, pakte mijn kleren van de grond en gaf ze aan me. Hij zei dat ik één van de mooiste vrouwen was die hij ooit gezien had, zeker naakt, maar dat hij een behoorlijk aantal jaren geleden ontdekt had dat hij…” Zara zucht nogmaals, “a-sexueel is.” Ze schudt haar hoofd. “Hij had gewoon niets met sex. Niet met mij, niet met iemand anders, niet met een vrouw, niet met een man, niet met iemand er tussenin. Helemaal niemand.”
Jeanny legt haar hand op de knie van Zara. “Het spijt me om dat te moeten horen,” waarmee ze zowel haar eigen situatie beschrijft alsmede de indruk wekt dat ze emotioneel betrokken is bij het relaas en de omstandigheden van Zara. “En ik vind het erg vervelend,” zo verbuigt zij de waarheid nog verder, “maar ik moet u toch een paar vragen stellen over Martin. Denkt u dat u het aankunt?” Zara neemt nog een slok van haar thee en knikt. “Dat is mooi,” glimlacht Jeanny, “weet u of Martin problemen had met iemand? Bijvoorbeeld opdringerige rucolaverkopers?” Zara schudt haar hoofd, “Nee, niet dat ik weet. We hebben ook maar een kleine horecagelegenheid en onze medewerkers haten rucola. Martin was juist erg geliefd bij iedereen.” Jeanny knikt, “Weet u of er misschien iets gestolen is uit het kantoor van Martin? Of dat er iets was wat het waard was om te stelen?” Wederom schudt Zara haar hoofd. “Dat lijkt me niet. Er lag en ligt niets kostbaars in het kantoor. De foto’s van Martin met de WWE sterren hadden voor hem persoonlijk een grote emotionele waarde, maar zijn verder niet zo veel waard. Alle belangrijke papieren liggen in de grote kluis in de Slæpfæstfabriek.” Jeanny knikt, “Dank u, mevrouw Van Wolfsbergh, u hebt ons enorm geholpen in het onderzoek en we zullen ons best doen om de dader te arresteren en voor het gerecht te brengen. Gaat u het redden als ik weg ga of moet ik iemand bellen om bij u te blijven?” Zara schudt haar hoofd, “Nee,” zegt ze, “dat is niet nodig, ik ga me wel redden.”
“Dus we kunnen diefstal en chantage uitsluiten als motief?” zegt Jan als Jeanny terug is op het bureau. “In ieder geval directe diefstal uit het kantoor,” zegt ze, “er is natuurlijk de optie dat er een grote fraude gepleegd is en Elon daar achter gekomen is.” Jan en Hendrik knikken. Jeanny kijkt Jan aan. “Moet u niet naar de moeder van Elon? Dat is toch om tien uur?” Jan knikt, “Dat klopt,” zegt hij, “maar ze belde om de afspraak te verzetten. Ze komt zelfs hierheen om haar verklaring af te leggen, maar dat zal pas vanmiddag worden. We kunnen eerst naar Victoria voor de uitslag van de autopsie.” Op dat moment gaat de telefoon van Hendrik die meteen opneemt. “Goedenmorgen, recherche Middelmear, u spreekt met Hoofdagent De Ruyter.” Hendrik luistert aandachtig. “Ok,” zegt hij, “ik begrijp het. Eén moment graag,” en hij zet het gesprek in de wacht. “Dat is de Operationeel Manager van de Slæpfæst Arena. Ze vragen of ze verder kunnen werken. Over drie dagen zijn er vier concertavonden van Vino & the Ouso’s gepland.” Jan denkt even na. “Als ze het Plaats Delict vrij kunnen houden en de TC daar straks klaar is, vind ik het prima.” Hendrik geeft het door aan de persoon aan de andere zijde van de verbinding, alvorens deze te verbreken. Hij kijkt Jan aan. “Op naar Victoria?” vraagt hij. Jan knikt.
“Goedenmorgen Victoria,” zegt Jan wanneer hij de autopsieruimte binnenstapt. “Goedenmorgen Jan, Hendrik,” is de reactie van Victoria, maar haar toon veranderd als ze ziet dat Jeanny de ruimte ook betreedt. “Oh, moet zij ook mee?” vraagt ze aan Jan. “Ja,” is het antwoord, “zij moet ook mee. Hoewel ze ons door de strot is geduwd door onze commissaris, blijkt ze niet compleet incompetent te zijn,” zo zegt hij ter hare verdediging. Het gezicht van Jeanny betrekt. “Nou, goed dan,” bromt Victoria en ze begint aan haar uitleg. “Jullie slachtoffer is overleden aan een combinatie van ernstige verwondingen aan het hoofd. Meerdere ernstige breuken van de schedel en bloedverlies leidden tot de dood. Eigenlijk is het niet veel bijzonders. Ik heb geen defensieve wonden aangetroffen; mogelijk dat de eerste klap onverwacht is aangekomen en zeer effectief was.” Jan knikt, “De persoon die wij voor de moord op het oog hebben is, waarschijnlijk; want er is nog niets bewezen; maar als we Trim Polad Top mogen geloven, is de moordenaar de uitvoerder van de Aruguloclan en inderdaad zeer bedreven in dit soort handelingen. Die eerste klap zal ook meteen raak zijn geweest.” Victoria knikt, “De overige vier slagen waren, vanuit medisch oogpunt, eigenlijk overbodig, maar hij zal waarschijnlijk een statement hebben willen maken? Voor de rest is Elon gezond zonder enige gekke dingen. Ik heb zelfs het toxicologisch rapport al terug en daar staat niets bijzonders in.”
“Heb je toevallig een tijd van overlijden voor ons?” vraagt Hendrik. Victoria knikt. “Als ik het moet inschatten zou ik het plaatsen tussen zeven en acht uur, gisteravond.” Jan knikt, “Dat zou wel kloppen met de verdachte die we rond die tijd het kantoor binnen hebben zien lopen. Heb je een indicatie van een moordwapen?” vraagt hij. “Ja,” zegt Victoria, “een cilindervormig object, met afgeronde uiteinden. Van het type wapenstok, ploertendoder, of iets dergelijks.” “Ok,” zegt Jan, hij kijkt even naar Hendrik en Jeanny, “Dank je,” zegt hij tegen Victoria, “as allways.” Victoria maakt een korte buiging waarna het trio van de recherche vertrekt.
Als ze terug zijn op het bureau, wordt Jan gewenkt door Agente de Bruyn. “Mevrouw Elon belde. Ze is vanochtend gevallen en kan vanmiddag niet komen; ze moet op bevel van de artsen rust houden en in het verpleegtehuis blijven. Ze heeft gevraagd of u morgen naar haar kunt komen. Ik heb het voor u bevestigd met het voorbehoud van uw accoord.” Jan knikt even, “Dat is goed,” zegt hij, “dank je Hélène.” Ze glimlacht even en gaat verder met haar werk.
“Ok mensen,” zegt Jan tegen zijn team, “wat hebben we nu? Martin Elon is gisteravond tussen zeven en acht, zeer waarschijnlijk rond half acht, vermoord in zijn kantoor in de Slæpfæst Arena. Onze belangrijkste verdachte is Yohan Observigisto, één van de uitvoerders van de Aruguloclan. Die clan pers horecabedrijven af om zoveel mogelijk rucola af te nemen; vandaar dat je rucola bij zoveel gerechten in het land tegenkomt, hoewel het er niet in thuis hoort. We hebben, tot nu toe, echter nog niets kunnen ontdekken dat zou kunnen wijzen op een dergelijke praktijk bij de horecagelegenheden in de Arena. Daarnaast lijkt er ook niets gestolen te zijn uit het kantoor of van de Arena in het algemeen; dus we kunnen een roofmoord vrijwel uitsluiten.” Jan zucht even, “Aangezien Elon a-sexueel blijkt te zijn; dus zonder sexuele behoeften of verlangen, lijkt het uitgesloten dat hij het slachtoffer is geworden van een crime-of-passion. Geld en liefde vallen dus af als motief, maar wat houden we dan over?”
Het is even stil tot Jeanny het doorbreekt. “Chantage? Elon wist iets over iemand, chanteerde deze persoon ermee en die heeft hem vermoord?” “Zou kunnen,” zegt Jan, “maar wat zou Elon kunnen weten in de richting van Observigisto en/of de clan? Bewijs met betrekking tot de afpersingen? Zoek het uit.” Jan is nog niet uitgesproken of de deur gaat open en Trim Polad Top stapt naar binnen. “Mensen, ik heb begrepen dat Observigisto jullie hoofdverdachte is. Nu is het ook zo dat wij zijn baas, Gilles le Porc, willen gaan ondervragen met betrekking tot zijn rucolamaffia en hij is nu in de stad. Komen jullie mee dan slaan we twee vliegen in één klap.” Jan kijkt Hendrik aan, “Doen we,” zegt hij, “Dan kan Jeanny zoeken in de financiën van Elon en de Arena.”
De banden onder de grote BMW 750iA van Trim drukken de diverse kiezelsteentje stevig in de grond. De oprijlaan van de villa van Gilles le Porc, genaamd Haqqanaan la Mujrm, heeft een indrukwekkende lengte van maar liefst achthonderd meter. Het kost Trim een behoorlijke hoeveelheid zelfbeheersing om gaspedaal niet helemaal in te trappen, de achterwielen door te laten slippen en enkele strepen te trekken. Net voor het bereiken van het pleintje voor de ingang verminderd hij vaart om een parkeerplek te kiezen die zo a-sociaal en lastig mogelijk is. Met een glimlach zet hij de auto dwars neer. Voor ze aanbellen kijkt Trim nog even trots naar zijn prestatie. Jan zucht en belt aan. Een grote, brede man opent de deur. “Da?” vraagt hij. Hendrik en Jan tonen hem hun legitimatie. “Goedendag Inspecteur Pubpostdoor en hoofdagent De Ruyter.” Jan wijst op Trim. “Dat is inspecteur…” maar hij krijgt de kant niet om zijn zin af te maken. “Igor Staryy Drochila, ouwe rukker! Hoe is het!” roept Trim uit en hij slaat met de kolenschop die zijn hand is op de massieve schouder van de man die Igor blijkt te heten. Die rolt met zijn ogen en zucht. “Inspecteur Polad Top, wat leuk u weer te zien,” zegt hij met een grote hoeveelheid sarcasme in zijn stem. Hij doet een stap opzij. “Velikiy Lider is in de bibliotheek.” Een tweede stap geeft de mannen entree tot de woning. Trim loopt meteen door, het is duidelijk dat hij de weg weet in de grote villa.
Een diepe zucht begroet de agenten als zij de bibliotheek binnenstappen. Trim stapt naar de man toe die in een luxe Varshult fauteuil zit. “Inspecteur Trim Polad Tap, een waar genoegen, zoals elke keer. Waarvan wenst u mij dit maal te beschuldigen? Heeft het nog zin om te zeggen dat ik een simpele, doch succesvolle, rucolahandelaar ben?” Trim grinnikt kort, “Nee, dit keer gaat het om jouw medewerker Yohan Observigisto. Het lijkt erop dat hij de moord op Martin Elon gepleegd heeft.” De aangesproken Le Porc trekt een treurig gezicht, een beweging die hij vaak geoefend heeft. “Het spijt me oprecht om te horen dat er iemand door geweld om het leven is gekomen, ook al heb ik geen idee wie deze persoon is. Het menselijk leven is te kostbaar om zo weg te gooien als ware het oud vuil.” En onoplettende luisteraar, of lezer, zou kunnen concluderen dat deze woorden oprecht zijn. Geen van de aanwezigen trapt erin. Le Porc zucht en heft zijn handen ter hemel. “Het zal dan vast ook zinloos zijn,” zegt hij, “om te zeggen dat ik niets te maken heb met de onfortuinlijke dood van deze meneer? We hebben Yohan al enige dagen niet gezien,” zegt hij en hij kijkt Trim ernstig aan, “Er is natuurlijk de mogelijkheid dat hij aan het bijbeunen is geweest.” “En dat moeten we dan maar geloven?” zegt Jan. “Mijn naam is Pubpostdoor, dit,” hij wijst op Hendrik, “is mijn assistent en gewaardeerde collega De Ruyter. Wij onderzoeken de moord op Elon.” Le Porc knikt, “Zodra Yohan zich bij ons meldt zullen wij contact met u opnemen of er zorg voor dragen dat hij contact met u opneemt.” Hij glimlacht even, vooral om aan te geven dat het gesprek ten einde is. Dezelfde Igor als bij binnenkomst begeleidt de mannen naar buiten. “Ik wens u nog een prettige dag,” zegt hij tegen de rechercheurs, voor hij de deur met een grote klap dichtslaat.
“Zo,” zegt Hendrik als ze even later terug zijn op het bureau en hij de laatste klik met de muis heeft gegeven, “het opsporingsbevel voor Yohan Observigisto is on-line en alle opsporingsdiensten zijn vanaf nu op zoek.” Op dat moment steekt Richard Kasteel zijn hoofd om doe hoek. “Hallo, hoe loopt het hier?” “Och,” zegt Hendrik, “we hebben een keer mazzel. De moordenaar recht in beeld op het juiste tijdstip. Hoe was jouw dag?” “Poeh,” zegt Richard, “mijn dag? Dat was een behoorlijk maffe dag. ’s Ochtends kwam er een man van het COC op hoge poten bij ons. Woest was hij. Of wij wisten dat er een dokter in Middelmear seminars geeft om homosexuelen te genezen. Nou, ik wist van niets en ook mijn team had er nog nooit van gehoord, van die dokter dan. Dus wij met die man naar de Jos Brinkgracht. Daar in het herenhuis op nummer drieëndertig zit de praktijk van dokter Dichtlopen, psycholoog en psychiater. Victoria heet ze trouwens, net als onze dokter Butler en net zoals onze Victoria ook een aardige meid. Ze had gelukkig even tijd en kon de man, Willem Heuckeroth geheten, te woord staan. Het duurde even voor hij gekalmeerd was en Victoria aan haar uitleg kon beginnen. “Mijnheer Keuckeroth, wat ik hier in mijn praktijk doe,” zei Victoria, “is mensen behandelen voor fobiën. Allerhande fobieën. Agorafobie, angst voor straten of het oversteken ervan. Coulrofobie, een angst voor clowns, overigens is die meestal terecht. Maar ook homofobie, een irreële of overdreven angst voor homosexuele mensen. Daarvoor heb ik een behandeling ontwikkeld en probeer ik mijn patiënten te genezen.” Toen was die Heuckeroth even stil. Victoria ging verder, “Ik denk dat u wellicht doelt op de kliniek Revelationem Simulatione in Oostplas van dokter Aikema Sato.” “Goed,” zegt Richard, “wij met z’n allen naar Oostplas, zonder dokter Dichtlopen, naar die kliniek toe. Daar stond dokter Sato ons te woord, zodra ze de kans kreeg door het getetter van Heuckeroth. Ze legde uit dat de families van haar ‘patiënten’ heel veel geld betalen voor de opname; maar dat de kliniek hier dertig procent van houdt en de overige zeventig procent aan de ‘patiënt’ doneert. De ‘patiënt verblijft vervolgens een maandje in de kliniek, waarin wordt uitgelegd dat homosexualiteit geen ziekte is en dus ook niet te genezen valt. Verder wordt hen uitgelegd dat de familie de ‘patiënt’ naar de kliniek heeft gebracht; dat het dus de familie is die de ‘patiënt’ niet kan accepteren zoals hij of zij is en dat het dus de familie is die een probleem heeft. De ‘patiënt’ wordt vervolgens geleerd afscheid te nemen en afstand te bouwen naar die familie en een leven zonder hen te beginnen. Daar nam de man van het COC, na enig denkwerk, genoegen mee; evenals het verzoek dit stil te houden. En dat geldt ook voor jullie, dus mondjes dicht!” Richard vertrekt weer.
“Ik begin honger te krijgen,” zegt Jan, “Kom,” en hij grijpt zijn jas. “We gaan. Op naar Het Bordeel; ja, ook jij, Jeanny.” Ze pakt haar jas en haar tasje maar kijkt er erg ongemakkelijk bij.
“Oh…” zegt ze tien minuten later, “snackbar Het Bordeel.” “Ja,” zegt Hendrik, “wat dacht jij dan?” “Ik… eh…” stamelt Jeanny, “ik… nee, laat maar.” De drie nemen plaats aan een tafeltje. Jeanny maakt als eerste haar keuze: “Gefrituurde pannenkoeken graag, met gerookte druiven.” Hendrik houdt het simpeler: "Neushoornsnitzel met frietjes graag.” Jan weet het ook al: “Ritueel geslachte apfelstrudel, alsjeblieft.” Elvis, serveerder van diens en vernoemd naar Elvis Costello en niet, zoals zoveel mensen denken, Elvis Presley, glimlacht even. “En wat wilt u drinken?” Jeanny antwoordt als eerste, ook omdat Elvis haar aankijkt. “Koffie met een wolkje chocomel, lijkt me lekker.” Hendrik kiest voor: “Aspartaansap, een groot glas graag.” Jan volgt met: “SinasUp graag, ook een groot glas.” Niet veel later staan de gerechten en de drankjes op tafel en smullen de drie.
Met volle magen lopen ze een uurtje later het kantoor weer binnen. “Poeh,” zegt Jeanny, “dat was lekker, maar ook erg veel.” De mannen kreunen dat ze het met haar eens zijn. Met enige moeite nemen ze plaats achter hun respectievelijke bureaus en hervatten hun werkzaamheden. Jan pijnigt zijn hersenen op zoek naar een motief. Heeft Observigisto alleen gehandeld en zo ja, waarom? Was het anders in opdracht van het kartel? Dat zou de actie van Observigisto verklaren, gewoon een bevel dat hij heeft opgevolgd; maar dan keert de originele vraag weer terug: wat is het motief van de clan om Elon te doden of zelfs een intimidatie te doen, die vervolgens uit de hand is gelopen. Jan wil niet aan die laatste optie. Observigisto is een ervaren crimineel die dit soort zaakjes veel vaker om handen heeft gehad. Niet iemand die zo’n fout zou maken. Volgens het autopsierapport van Victoria was de eerste klap meteen de dodelijke en had het lichaam verder geen verwondingen. Of had Le Porc gelijk en was Observigisto aan het bijbeunen. En dan… voor wie?
Zijn overpeinzingen worden verstoord door Hendrik die boos zijn toetsenbord wegschuift. “Nee,” bromt hij, “niets te vinden. Het financiële plaatje van de Slæpfæst Arena ziet er super uit. Ze hebben er een bezettingsgraad van ongeveer negentig procent qua bezoekersaantallen en een bezettingsgraad bij de voorstellingen van drieëntachtig procent, dus ze zitten vol met voorstellingen en bezoekers. De omzet in 2015, want de 2016 cijfers zijn nog niet bekend, bedraagt meer dan vijfenzestig miljoen euro uit de voorstellingen alleen. Dat is zonder de inkomsten uit parkeren en zonder de inkomsten uit de diverse eetstandjes. Inclusief die twee komen ze op een omzet van net iets meer dan zesenzeventig miljoen euro. Daaruit volgt een winst, voor belastingen, van net geen twee miljoen euro met een rendement van twee komma zes procent; iets waar veel andere locaties met jalousie naar kijken, vooral omdat de Slæpfæst Arena het doet zonder subsidies van gemeente, provincie of rijk en zonder financiële steun van de Slæpfæst Beddenfabriek. Erg indrukwekkend en ook erg in orde. Ik heb in de cijfers werkelijk niets kunnen vinden over fraude, afpersing of iets dergelijks.” Jan bromt, “Bah, dat zou hebben kunnen helpen in het vaststellen van een motief. Jeanny, heb jij wat in de persoonlijke financiën van Elon gevonden?” “Nou,” zegt ze, “afgezien van het feit dat Elon goed in de slappe was zat met een maandsalaris van de Arena van dik vierduizend euro netto plus een bonusconstructie á vijftienduizend euro. Daarnaast ontvangt hij nog steeds duizend euro per maand van de Slæpfæst Beddenfabriek als consultant/adviseur en een uitkering van dividend op zijn aandelen van de fabriek van ongeveer tweehonderdvijftigduizend euro per jaar. Ik vind geen gekke inkomsten of uitgaven terug. Hypotheek, zorg voor zijn moeder. Enige sponsoring van Cleder Racing en,” ze schudt haar hoofd, “meer niet.”