Aus der Reihe Middelmear Murders : Uw bestelling is geleverd

Ivanov

Moderator

“Mevrouw?” Inspecteur Jan Pubpostdoor zit in een behoorlijk luxueuze stoel aan het dure bureau. De buitengewoon chique aankleding van het kantoor geeft hem het gevoel dat hij niet op zijn plaats is. De vrouw aan de andere zijde van het bureau heeft dezelfde gevoelens over de plek, al is het door haar aankleding dat ze zich meer en meer op haar gemak begint te voelen. Ze kijkt om zich heen, zucht even en begint het gesprek met Jan. “Inspecteur Pubpostdoor. Mijn naam is Marion Le Solei; wellicht weet u dat ik vier weken geleden ben aangesteld als de nieuwe commissaris van politie hier in Middelmear.” Ze kijkt nogmaals haar kantoor rond. “Mijn voorganger, Els Diners Malgasador, had meer aandacht voor het verbeteren van haar persoonlijke omstandigheden dan voor het personeel onder haar hoede. Ik heb begrepen dat elke aanvraag die geld zou kosten door haar categorisch werd afgewezen?” Jan knikt een bevestiging. Marion schudt haar hoofd. “Dat ga ik niet doen. Wij hebben als politie een taak; meerdere taken, en die gaan we ook uitvoeren. Ik accepteer geen uitvluchten uit de groep ‘daar is geen geld voor beschikbaar’.” Jan knikt. “Inspecteur, kunt u op uw afdeling nog iets gebruiken?”

“Eh,” twijfelt Jan. “Hoeveel mensen hebt u tot uw beschikking?” vraagt Marion. “Oh… eh… Ik heb Hendrik en kan gebruik maken van de diensten van het arrestatieteam en de collega’s in uniform.” “En verder?” vraagt Marion. Langzaam schudt Jan zijn hoofd. “Niemand,” zegt hij, “dat is het.” Verbaasd kijkt Marion hem aan. “En wie zoekt er dan naar gegevens van verdachten? Het uitpluizen van bankgegevens?” “Het antwoord op deze vragen is dat één en dezelfde persoon dit doet: Hendrik, en hij is daar heel erg goed in.” “Oh,” zegt Marion, “En wie gaat er dan in gesprek met getuigen en verdachten?” Jan steekt zijn hand op. “Dat ben ik dan; eventueel samen met Hendrik en de mensen van de uniformdienst.” “En verder?” vraagt Marion. “Niemand,” zegt Jan, “wij redden ons met ons tweeën uitstekend. We hebben samen al meerdere moorden opgelost, waarvan de daders inmiddels lange celstraffen uitzitten; overigens met uitzondering van Phil Kerkwacht, de moordenaar van Ben Kalder, Anja Webe en Angela Blankert; waarvan het proces inmiddels begonnen is en onze Officier van Justitie, mevrouw Etrolhe’d, een celstraf eist van drie maal levenslang.” Vol verbazing kijkt Marion hem aan. “Drie maal levenslang? In Nederland kan slechts één maal levenslang worden opgelegd.” Jan glimlacht, “Ik kan merken dat u niet uit Middelmear komt en dat u ook geen kennis hebt gemaakt met onze Paula. Die doet haar uiterste best om criminelen daar te krijgen waar ze horen: in een cel ver weg van de maatschappij. Op een plek waar ze geen kwaad meer kunnen doen. En dat is iets waar ze erg goed in is. Alex Sprotiatis alias Ferdinand Åké heeft ze ook veroordeeld gekregen tot drie keer levenslang.” “M… eh…” stamelt Marion, “Maar hoezo driemaal?” Jan telt haar voor: “Eénmaal voor de moord op Philemon Thompson, éénmaal voor de moord op Eric Thompson en éénmaal voor de moord op Albert Thompson. Plus dat ze hem vervolgt heeft voor valsheid in geschrifte met zijn geheime identiteit én,” Jan roept het bijna uit, “voor diefstal van een fietsenstandaard uit het magazijn van Thompson’s Rijwiel Fabriek.”

Marion zakt met haar rug tegen de leuning van de extravagant geprijsde bureaustoel met kalfsleer van Zuid-Hawaiaanse dunbilkoeien. “Dat is zeker knap werk van haar, maar houdt ze wel rekening met verzachtende omstandigheden?” Jan knijpt zijn ogen samen. “Ik kan u verzekeren dat er bij zowel de zaak Thompson als bij de zaak Kalder er geen sprake is van iets dat ook maar in de verte zou kunnen worden aangezien als verzachtende omstandigheden. Zowel Sprotiatis/Åké als Kerkwacht hebben hun misdaden zorgvuldig gepland en uitgevoerd.”

Marion is even stil maar herpakt zich. “Ik heb in ieder geval besloten om uw team te versterken. Een ambitieuze agente, vers uit de opleiding die ze als beste van haar lichting afsloot. Ze is een rijzende ster in ons veld en iemand die onder de vleugels van de juiste persoon of personen kan groeien tot een toprechercheur en wellicht tot de hoogste regionen van de leiding kan doorklimmen.” Jan snuift, “We hebben niemand nodig en al zeker niet iemand die op de carrièretrein gestapt is en ons als een kort tussenstation ziet dat een korte en hinderlijke pauze inhoudt.”

“Het doet me geen genoegen om dit te horen, inspecteur, maar u gaat haar er wel bijkrijgen. Ze is ook een expert op het gebied van sociale media dus zijn kan het twitteraccount van de politie Middelmear beheren, net als de Facebookpagina.” Jan fronst zijn wenkbrauwen. “Heeft de politie Middelmear dan een Twitter- en Facebookaccount?” “Zie,” zegt Marion, “u weet niet eens dat wij over deze twee sociale mediakanalen beschikken. Ik zal zorgen dat zij de benodigde inloggegevens zal ontvangen. Wie zou deze moeten hebben?” “Ehm… geen idee; maar wellicht dat Mordac van IT dit weet,” zegt Jan. Marion knikt, “Goed, ik zal het daar vragen. Mordac is de naam, zegt u?” Jan knikt en vertrekt.

“Buitengewoon.” Dokter Victoria Butler staat naast het bureau van Hoofdagent Hendrik de Ruyter. Met haar armen over elkaar geslagen kijkt ze naar de simpele stoel die op een kleine vier meter afstand van haar staat. Meer precies; ze kijkt naar de jonge vrouw die op genoemde stoel zit. “Erg apart,” zegt Hendrik, gezeten in zijn stoel direct naast Victoria. Jemma Henderson, op één van haar uitzonderlijke bezoeken aan het politiebureau, kijkt, terwijl ze tegen een archiefkast leunt, met verbazing naar de vrouw. “Ongelooflijk,” zegt ze. Jan loopt het kantoor binnen om zijn drie vrienden (en collega’s) aan te treffen terwijl ze naar één persoon staren. Een persoon die steeds ongemakkelijker kijkt en steeds onrustiger bewegen. “Team,” zegt hij met een ietwat verhoogd stemgeluid. Hendrik, Victoria en Jemma draaien zich om en kijken nu naar hem.

“Onze nieuwe commissaris, mevrouw Le Solei, denkt dat wij het niet alleen afkunnen en heeft daarom besloten dat wij versterking gaan krijgen. Hebben gekregen,” zegt Jan. “Oh,” zegt Victoria en wijst met haar duim over haar schouder naar de jonge vrouw in de stoel. Jan knikt en zucht even. Hendrik wijst ook naar de vrouw, “Die jongedame beweerde al dat ze is toegevoegd aan ons team; maar wij,” hij wijst op zichzelf en op de twee zussen, “dachten dat ze fout zat en we probeerden haar al door te sturen naar een andere afdeling… maar ze hoort dan toch hier?” Jan zucht, “De commissaris heeft dit op eigen houtje besloten, zonder overleg met ons of zelfs maar met mij.” Hij knipt met zijn vingers. Er gebeurt niets. Hij knipt opnieuw met zijn vingers, ditmaal in de richting van de vrouw. Die snapt de hint nu wel, staat op en loopt naar Jan toe.

“Nou,” zegt hij, “jij bent dus op bevel van de commissaris hier.” De vrouw knikt bedeesd en voet weer de priemende en vijandige blikken op zich gericht van het trio tegenover haar. “Goed,” zegt Jan, “vertel eens wat over jezelf.” Even schraapt de vrouw haar keel alvorens ze van wal steekt. “Mijn volledige naam is Jeanny Hölzer-Nesihuluhulu, maar ik noem mezelf Jeanny Hölzer. Ik ben drieëntwintig jaar oud en kom net van de politieacademie. Ik heb daar de opleiding communicatie gevolgd en de opleiding IT sub sociale media en ik heb begrepen dat het de bedoeling is dat ik de Twitter- en Facebookaccounts van de politie Middelmear ga beheren; naast dat ik jullie ga ondersteunen met jullie werkzaamheden.” Even lacht ze, slechts kort. Jemma stelt alt eerste een vraag. “Je hebt de opleiding communicatie gevolgd?” Jeanny knikt. “Dus je weet ook van non-verbale communicatie?” vervolgt Jemma. Jeanny knikt opnieuw. Als op commando slaan Hendrik, Victoria en Jemma hun armen over elkaar. Jan klopt Jeanny bemoedigend op haar schouder. “Nou, welkom dan maar,” zegt hij en loopt weg, daarbij Jeanny achterlatend bij de drie die dwars door haar heen kijken.

Drie weken later. Voor Jeanny drie erg, heel erg lange weken. Eenzame weken ook. De wachtwoorden van het Twitteraccount en de Facebookpagina van de politie Middelmear zijn aan haar overgedragen, maar er is maar weinig wat ze kan plaatsen. De bevolking van de gemeente weet de weg naar de accounts niet te vinden, of ze hebben er geen interesse in. Op crimineel gebied is het relatief rustig gebleven met wat werk voor Richard Kasteel, maar Hendrik en Jan hebben weinig te doen en zetten de jacht voort op de mysterieuze lifter die Pierre ertoe zette om zijn vrouw Wilhelmina te vermoorden door haar keel door te snijden.

De tweeliter, low pressure turbomotor van de Saab 9-3 van Jan staat rustig stationair te draaien. Jan en Hendrik staan voor de auto en baden in het licht van de koplampen. Ze kijken om zich heen, zoeken elke millimeter af op zoek naar een aanwijzing, hoe klein ook. Hendrik schudt zijn hoofd. Jan kijkt verre van blij. “Nee chef,” zegt Hendrik, “Er is niets. We zijn het parkeerterrein nu twee keer overgelopen, hebben onder elke grasspriet gekeken, maar er is niets te vinden dat duidt op het bestaan van die lifter.” Boos geeft Jan een schop tegen een steentje dat begint aan een reis richting een Renault Vel Satis 2.2 dCi maar verliest net op tijd het momentum om zo onder de auto door te schieten. “Oeh,” zegt Jan en Hendrik vult aan, “Dat ging maar net goed.” Jan knikt. “Kom,” zegt hij, “we gaan. Zeg, waar is die nieuwe eigenlijk?” Hendrik grinnikt. “Ze is bij een autopsie van Victoria. Een man van eind veertig en honderdzeventig kilo.” Jan grinnikt ook. “Dat wordt een fikse partij met vet worden waar Victoria doorheen moet snijden.” Hendrik knikt en de twee stappen terug naar de Saab. “Terug naar de zaak?” vraagt Jan maar Hendrik schudt zijn hoofd. “Als jij me bij Thompson’s af kunt zetten; dat zou mooi zijn. Charlotte en ik gaan vanavond naar de European Tour van WWE Live.” “Eh, leuk,” zegt Jan. Hendrik glimlacht van oor tot oor. “Ja, zeker. We hebben er erg veel zin in.” “Moeten jullie nog ver rijden?” vraagt Jan. “Nee, gelukkig niet,” antwoordt Hendrik, “want naast het evenement in Ahoy Rotterdam is er ook één hier bij ons in de buurt; in Zuidweg in de Slæpfæst Arena.” “Oh,” zegt Jan, “van die beddenfabriek?” “Ja,” zegt Hendrik, “en we gaan met de nieuwe Fiat 124 van Charlotte. Leut autootje, Spider. Lusso uitvoering, 140 PK, achterwielaangedreven.” “Rood, toch wel?” vraagt Jan. “Uiteraard,” zegt Hendrik, “What else?”

“Wie zijn er vanavond allemaal?” vraagt Charlotte Dhunti aan Hendrik terwijl ze haar Fiat met slechts drieënveertig kilometer op de teller en uiteraard de kap naar beneden naar Zuidweg stuurt. Hendrik leest op van de flyer. “Roman Reigns, Seth Rollins, Kevin Owens, Big E Langston, Kofi Kingston, Xavier Woods, Antonio Cesaro, Finn Bálor. Er staat alleen niets over de WWE Diva’s en wie van de dames er aanwezig zal zijn,” zegt hij met enige gespeelde teleurstelling in zijn stem. “Och arme jij. Dan zul je het toch met deze Diva’s moeten doen,” en ze klopt even op haar borsten. Hendrik lacht, “Ja, die ken ik wel,” en hij haalt adem. “Nee hé, je gaat het niet zingen!” roept Charlotte uit, maar Hendrik zet al aan: “Vrouw Haverkamp… vrouw Haverkamp.” “Neeee!” roept Charlotte lachend terwijl Hendrik verder zingt, “Wa he-j toch grote tieten. Hoe we’die da? Hoe we’die da? Ik heb ze zelf in de hand gehad. Ik heb ze op en neer zien goan! Ik heb ze overend zien stoan. Vrouw Haverkamp, vrouw Haverkamp, Ik heb ze zelf zien zitten.” “Ik heb geen grote tieten!” roept Charlotte en de twee rijden lachend verder.

Charlotte parkeert haar Fiat in de ruime parkeergarage van de Slæpfæst Arena in Zuidweg. Met enig denkwerk, want ze heeft de auto net, lukt het de twee om de kap er weer op te doen. “Ik keek ook nog even naar wie er eergisteren in Luik bij waren,” zegt Hendrik intussen, “en toen waren ook Sheamus, Luke Gallows én Charlotte Flair en Sasha Bank er dus die krijgen vandaar rust ofzo?” “Ach,” zegt Charlotte, “dat zien we vanzelf wel. Jij hebt de kaartjes?” Met zijn vrije hand klopt hij tegen het borstzakje van zijn stijlvolle blouse. “Mooi,” zegt ze en drukt op de afstandsbediening van de Fiat waarna de auto sluit en op het alarm staat. Gearmd loopt het stel naar de ingang van de Arena.

Terwijl Charlotte en Hendrik genieten van een uitstekende wedstrijd tussen Kevin Owens en Xavier Woods, waarbij de tafel van de Spaanstalige commentatoren sneuvelt, is in de catacomben van de Arena Ashley Fliehr, beter bekend onder haar in-ringnaam Charlotte Flair (en ze is inderdaad de dochter van WWE Hall of Famer Rik Flair) op zoek naar de organisator van het evenement in Zuidweg; de grootaandeelhouder en voormalig CEO van de Slæpfæst beddenfabriek uit Zuidweg, Martin Elon. Uiteraard mag er van Ashley niet verwacht worden dat ze de Nederlandse taal machtig is, dus spreekt zij in haar moederstaal. “Have you seen Martin Elon?” vraagt ze aan Claire, die oplettende lezers zullen herkennen als één van de medewerksters van de Moonsbioscoop in Middelmear, maar zij werkt bij grote evenementen ook in de Slæpfæst Arena. “No, I’m sorry, I haven’t seen him,” antwoord Claire met licht Australisch accent in haar stem, “but I believe he’s in his office.” “Ok, thanks,” antwoord Ashley en ze loopt verder.

Eénmaal bij het kantoor aangekomen constateert ze dat de deur dicht is. Ze klopt aan, voorzichtig. Er volgt geen enkele reactie. Ze klopt weer, ditmaal harder en luid genoeg om gehoord te kunnen worden. Ook nu volgt er geen enkele respons vanaf de andere zijde. Ashley probeert of de deur open wil, deze blijkt niet afgesloten te zijn en welwillend in openen. Voorzichtig steekt ze haar hoofd om de deur. “Hello? Is there anybody in there?” citeert ze Pink Floyd, “just knod if you can hear me?” Niets. Langzaam stapt ze het kantoor binnen. Aangezien de Zweedse firma IKEA, hoewel het hoofdkantoor zich officiëel in Nederland bevindt, ook in de Verenigde Staten van Amerika diverse filialen heeft, is ze bekend met de meubels die ze aantreft.

Aan de muur hangen diverse foto’s van Martin Elon met diverse prominenten uit de WWF/WWE wereld. Een foto van hem met Hollywood Hulk Hogan, één met Dusty Rhodes, helaas niet meer onder ons. Maar liefst twee foto’s van Martin met “Rowdy” Roddy Piper (ook al overleden), The Macho Man Randy Savage, Brett Hart, Stone Cold Steve Austin, Shawn Michaels, Vince McMahon, Stephanie McMahon en haar man Triple H. The Million Dollar Man, Ted diBiase, “Hacksaw” Jim Duggan. Trish Stratus, maar ook met de huidige supersterren als John Cena, Randy Orton, Shaemus, The Shield, toen de leden nog als een team werkten, The Big Show, Goldberg en Luke Harper. Ashley is even afgeleid en voelt zich licht beschaamd dat zij deze man nooit ontmoet heeft want hij lijkt zo’n beetje iedereen in het wereldje te kennen.

Ze loopt het kantoor verder binnen en beweegt zich naar de Liatorp die richting de muur staat opgesteld; een Volmar met hoofd- en armsteunen staat links naast het bureau. Ashley loopt om de Liatorp heen; om daar Martin Elon te ontdekken, liggende op de grond met een fikse plas bloed bij zijn hoofd. Zijn ogen staren naar het plafond. “Oh, my god,” stamelt Ashley en ze slaat haar handen voor haar mond. Zo snel als ze kan, doch ook met zoveel voorzichtigheid in acht nemende, spoed ze zich naar hem toe. Met haar vingers voelt ze of ze iets van een hartslag kan voelen; maar ze voelt slechts de bevestiging wat de aanblik reeds deed vermoeden: Martin Elon is overleden. “Oh, no,” verzucht ze.

Een half uur later is het kantoor afgesloten voor niet-politie- of forensisch personeel. In tegenstelling tot de races op Circuit Jim Clark een tijd eerder, toen de dode Ben Kalder werd aangetroffen, is nu alleen Inspecteur Jan Pubpostdoor aanwezig. Uiteraard is ook het forensisch team er met ditmaal Dokter Victoria Butler als patholoog-anatoom van dienst met haar zus Jemma Henderson als assistente/stagiaire. Om niet nogmaals een date van Hendrik en Charlotte te verpesten heeft Jan besloten om geen contact met zijn rechterhand op te nemen en om Jeanny Hölzer mee te nemen om zo ook meteen de commissaris tevreden te stellen. “Are you sure you did not touch the body in anyway?” vraagt Jeanny aan Ashley die haar hoofd schudt. “I looked for a pulse,” zegt ze met treurige stem, “but when I found none I left the room, making sure I hadn’t touched anything else since it was quite clear to me; considering the amount of blood, that this was unlikely to have been an accident or anything else than foulplay.” “You seem to be pretty calm about it,” zegt Jan tegen Ashley. Ze zucht even, “Well, I’ve seen gruesome injuries up close… but this is different. But I don’t panic that easily.” Jan knikt vriendelijk naar haar, “Thank you miss Fliehr.” Ze knikt en loopt zwijgend weg.

“Victoria? Wat heb je voor ons?” vraagt Jan aan de patholoog-anatoom die gehurkt bij het lichaam zit. Ze kijkt omhoog en ziet dat naast Jan niet Hendrik staat, maar de niet onaantrekkelijke dame die aan het team is toegevoegd. “Moet zij er echt bij zijn?” vraagt Victoria, “kan Hendrik niet?” Jan schudt zijn hoofd. “Zou kunnen, maar aangezien Hendrik hier in het publiek zit op een date met Charlotte en aangezien ik hun afspraakje bij de races op het Circuit Jim Clark ook al verpest heb; heb ik hem maar niet gebeld.” Victoria grinnikt even. “Verstandig,” zegt ze, “je hebt al genoeg minpunten bij haar.” Jeanny kijkt met een gezicht vol verbazing en onbegrip, wisselend tussen Victoria en Jan. “Minpunten bij Charlotte? Ik heb haar in de weken dat ik hier ben een paar maal ontmoet, maar ze lijkt me heel aardig en…” Zowel Jan maar vooral Victoria geven haar een blik met slechts één betekenis: ‘stop met praten’.

“Wat heb je voor ons?” herhaalt Jan zijn vraag aan Victoria. Die zucht even. “Tja, de afgelopen tijd; sinds Angela Blankert, heb ik niet zo heel veel interessants; dus deze dode is een welkome afwisseling. But alas; simpelweg een blunt force trauma; een fikse klap op zijn hoofd, hier.” Victoria draait het hoofd en wijst op een donkerrode plek op het linkerdeel van het achterhoofd. “Weten we wie het slachtoffer is?” vraagt Jan. Jeanny knikt en toetst op haar tablet. “Jazeker. Het slachtoffer heet Martin Elon, tweeënveertig jaar oud. Ongehuwd en voor zover ik heb kunnen ontdekken ook geen lopende relatie. Geen kinderen…” “Kinder!” verbetert Victoria haar. “Eén kind, twee kinder. Kinderen is dubbelop.” “Oh,” zegt Jeanny verbaasd en ietwat geschrokken. “Net als één ei, twee eier,” vult Jan aan. “Oh. Ok. Geen kinder,” vervolgt Jeanny met de correcte meervoudsvorm. “Hij was één van de directeuren van de Slæpfæst Beddenfabriek en de initiatiefnemer van de bouw en het beheer van de Slæpfæst Arena, waar we ons nu bevinden. In 2012 verkocht hij zijn aandelen in de fabriek om fulltime aan het werk te gaan als directeur van de Arena.”

“Weten we iets over vijanden? Iemand die hem naar het leven zou staan?” vraagt Jan. Jeanny schudt haar hoofd. “Nee, maar ik moet nog beginnen met de ondervragingen van de mensen die hem kennen en met hem samenwerken.” “Heeft hij dan geen enkele familie?” vraagt Jan. Jeanny scrolt op haar tablet. “Hij heeft een moeder die nog leeft; ze is nu zeventig en woont in het rusthuis ‘In pulverem reverteris’. Zijn vader is overleden… hé, tweeënveertig jaar geleden.” Ze zoekt verder op haar electronische hulp, “En meer staat er ook niet bij. Overleden in 1974. Punt.” Ze kijkt Jan aan, “Daar ga ik op het bureau achteraan.” “Hoe laat is het nu?” vraagt Jan. “Net voor tien uur,” antwoord Jeanny. “Dan ga ik er vanuit dat de moeder… hoe heet ze?” vraagt Jan. “Melinda Elon,” zegt Jeanny. Jan vervolgt: “Ik ga er vanuit dat Melinda Elon nu al op bed zal liggen.” “Toch moet je gaan,” zegt Victoria, “wat als ze, om wat voor reden dan ook, met haar zoon belt en hem niet te pakken krijgt?” De woorden hebben haar lippen nog niet verlaten of vanuit één van de zakken van het colbert van Martin komt het geluid van een ringtone; de vibraties van de telefoon doen zelfs de stof bewegen. Voorzichtig steekt Victoria haar hand in de betreffende zak en vist een Apple iPhone 7+ in roségouden kleur naar boven. “Mam,” staat er op de display en nu bevrijd van de beperkingen van de stof is de ringtone ook duidelijk hoorbaar: “Mama!” schalt Freddie Mercury in herhaling door de ruimte.

“Goedenavond,” zegt Jan als hij het gesprek aanneemt, “u spreekt met Inspecteur Jan Pubpostdoor van de recherche Middelmear. Ik spreek met mevrouw Elon?” Vanaf de andere zijde van de verbinding blijft het even stil. “Inderdaad, u spreekt met mevrouw Elon en ik was in de veronderstelling dat ik contact opnam met mijn zoon Martin. Dat u de telefoon aanneemt kan twee dingen betekenen. Of het toestel van mijn zoon is gestolen of verloren geweest en inmiddels in de handen van de politie terecht gekomen; of er is mijn zoon iets overkomen. Gezien het onwaarschijnlijk is dat een inspecteur der politie zich zal bezighouden met iets simpels als een teruggevonden telefoon; vrees ik dat de tweede optie overblijft en mijn zoon iets is overkomen.” Nu is het de beurt aan Jan om even sprakeloos te zijn, maar ook hij herstelt zich snel. “Dat is helaas een correcte aanname, zeker per telefoon, dat uw zoon Martin is overleden.” Het blijft stil.

“Mevrouw Elon?” vraagt Jan na ongeveer drieënvijftig seconden, “bent u daar nog?” Jan kan horen hoe de vrouw adem haalt en haar spreken hervat. “Ja, Inspecteur, ik ben er nog. Ik moet het nieuws even laten inwerken.” “Gecondoleerd, mevrouw,” zegt Jan, “is het wellicht mogelijk dat ik u nu nog bezoek om een aantal vragen te stellen; dat doe ik liever persoonlijk en niet via de telefoon.” “Nee, inspecteur, ik kan het op dit moment niet aan om bezoek te ontvangen. Komt u morgen; tegen een uur of tien in de ochtend,” antwoord mevrouw Elon. “Is er iemand die bij u kan zijn en kan blijven?” vraagt Jan. “Ja,” bevestigd mevrouw Elon, “één van de verpleegsters kan me gezelschap houden.” “Ok, mevrouw,” zegt Jan, “dan zie ik u morgen. Nogmaals, mijn condoleance.” “Dank u,” is de reactie van mevrouw Elon en ze verbreekt de verbinding.

Jan kijkt Jeanny aan die, net als Victoria, mee kon luisteren aangezien Jan het gesprek via de speakerfunctie had gevoerd. Niet dat dit bedoeling was, maar dat is het gebruiksgemak en duidelijkheid van een iPhone. “Wat valt je op?” vraagt hij aan haar. Jeanny kijkt van Jan naar Victoria om een glimp van een hint op te vangen, maar beiden hebben een uitstekend pokerface. “Mevrouw Elon vroeg niet hoe haar zoon is overleden,” zegt Victoria tenslotte. “Oh… ja… nee,” zegt Jeanny, “dat vroeg ze inderdaad niet.” Jan wijst op haar, “Jij gaat de getuigenverklaringen opnemen?” Ze knikt heftiger dan strikt noodzakelijk is. “Jij…” maar Victoria vult Jan al aan, “ik ga verder met de autopsie en zorg ervoor dat jij de bevindingen zo snel mogelijk zult hebben.” Jan glimlacht even. “Dank je,” zegt hij tegen haar om zich weer tot Jeanny te richten. “Regel jij dat alle toeters en bellen bij de hoofdingang weg zijn voor het spektakel hier is afgelopen?” Jeanny knikt.

“Zag je dat? Vanaf het derde touw!” zegt Hendrik op enthousiaste toon tegen Charlotte die aan zijn arm terugloopt naar de parkeergarage. “Ja, lieverd, dat zag ik; ik zat naast je,” antwoord Charlotte, om te vervolgen, “op TV lijkt het al zo indrukwekkend, maar om het nu het in echt te zien hoe Roman Reigns met een superplex afrekende met Big E Langston… ongelooflijk.” De twee gaan zo op het bespreken van het evenement dat ze zojuist gezien hebben, en in elkaar, dat ze niet merken hoe de lift, rechts van hen, de deuren opent. Jan stapt uit en kijkt recht naar zijn trouwe assistent en diens vriendin. Het stel kijkt echter recht vooruit en Jan glipt meteen linksaf. Vanachter een kolom kijkt hij toe hoe Hendrik en Charlotte doorlopen. Tot ze bij een pilaar aankomen. Daar duwt Charlotte haar vriend met zijn rug tegen het beton; drukt ze haar eigen lichaam tegen dat van hem en kust ze hem vol passie. Hendrik reageert door meteen terug te zoenen en zijn handen via haar rug naar haar billen te sturen. Met enige schaamte kijkt Jan toe hoe de twee met elkaar staan te vrijen. Dan herinnert hij zich hoe hij, een kleine anderhalf uur geleden, zijn Saab in de buurt van een rode Fiat 124 parkeerde. “Oh nee,” kreunt hij zacht, als hij zich realiseert dat dit de Fiat van Charlotte kan zijn. Hij kijkt weer naar de plek waar de twee staan te zoenen, maar ze zijn weg. Voorzichtig leunt hij voorbij de zuil waar hij staat om te zien hoe de twee gearmd verder lopen. Al snel arriveren ze bij de rode sportauto, ontsluiten de auto, openen de kap, stappen in en rijden weg. In stilte prijst Jan de relatieve anonimiteit van zijn zilvergrijze Saab. Geen van de twee lijkt de auto te hebben opgemerkt. Zelfs de erkend petrolhead Hendrik niet, maar hij werd dan ook afgeleid door Charlotte. Jan slaakt een zucht van verlichting.

“Goedemorgen allemaal,” zegt Hendrik vrolijk als hij de volgende het bureau binnenstapt. Zijn groet wordt netjes beantwoord. Zijn oog valt op het grote bord dat tegen de wand gemonteerd is en dat gebruikt wordt bij een moordzaak. Het bord bevat foto’s, een rudimentaire tijdlijn. “He,” zegt hij, “is er een moord gepleegd?” “Eh, ja,” zegt Jeanny, gezeten aan haar bureau, om er verder het zwijgen toe te doen; geholpen door het feit dat ze Jan het kantoor ziet binnenwandelen. “Goedemorgen Hendrik,” zegt hij op redelijk vrolijke toon. “Morge, chef. Is er gisteren een moord gepleegd?” antwoordt Hendrik met meteen een vraag in de zin ingebouwd, terwijl hij wijst op het bord. “Eh, ja,” zegt Jan, “Gisteravond is Martin Elon vermoord. Ik ga zo naar Victoria om de uitslag en bevindingen van de autopsie te horen. Ga je mee?” “Gisteravond?” zegt Hendrik op vragende toon, “maar… waarom ben ik niet gebeld dan? Of heb ik een oproep gemist?” Hij grijpt naar zijn telefoon en zoekt in het belregister, om tot de conclusie te komen dat het laatste gesprek dat gepleegd was dat van hem was, naar Charlotte om haar te vertellen dat hij onderweg naar haar is. Jan staat inmiddels ongemakkelijk op zijn benen. “Nee Hendrik,” zegt hij, “je hebt geen oproep gemist. Ik heb je gisteravond bewust niet gebeld. Jij was op date met Charlotte en het zou dan de tweede keer zijn na de moord op Ben Kalder dat ik jou daarvan wegtrek. Ik heb geen privéleven meer, geen relatie sinds Suzanne het met me uitgemaakt heeft; ik leef alleen maar voor mijn werk en ik zal verdomd zijn als ik jou datzelfde pad op laat gaan!” Naarmate hij spreekt wordt zijn toon feller en zijn stem luider, zijn persoonlijke en tot nu toe verborgen frustraties komen naar de oppervlakte. Verbaasd kijkt Hendrik zijn chef aan. “Ok,” zegt hij, “maar je had me ook vanochtend kunnen bellen. Dan had ik gezorgd dat ik hier vroeg had kunnen zijn.” Jan kijkt Hendrik aan en zegt, “Je hebt gelijk, ik had je vanochtend kunnen bellen of een berichtje kunnen sturen. Mijn excuses daarvoor.”

Een ongemakkelijke stilte daalt neer over het kantoor. Het is Hendrik die het doorbreekt, met een zucht. “Ok,” zegt hij, “wat weten we dan?” De stilte duurt nog kortstondig voort, dan begint Jan te praten. “Gisteravond is Martin Elon vermoord. Vooralsnog lijkt het erop, maar we moeten nog het volledige rapport van Victoria ontvangen, dat hij een paar flinke klappen op het hoofd heeft gekregen, wat tot hevige bloedingen heeft geleid, met de dood tot gevolg. Of het de klappen of het bloedverlies was is nu nog onbekend; maar, zoals ik al zei, Victoria komt nog met het volledige rapport.” Hendrik knikt, “En het slachtoffer?” Jeanny neemt, aarzelend, het woord. “Martin Elon. Tweeënveertig jaar. Ongehuwd. Geen relatie. Geen kinder,” zegt ze ditmaal correct, “Directeur van de Slæpfæst Arena en voormalig directeur van de Slæpfæst Beddenfabriek. Ook na de ondervraging van de medewerkers van de Arena lijkt er geen direct motief voor de moord te zijn, maar we hebben nog niet alle medewerkers gesproken.” “En beelden van de beveiligingscamera’s?” vraagt Hendrik? Even is het stil en kijkt men hem aan. “Ja,” vervolgt hij, “aangezien de Arena een privéonderneming is en het geheel in feite privéterrein, is er camerabeveiliging; zeker intern.” “Oh,” zegt Jeanny, “ik ging er eigenlijk vanuit dat de Noïarichtlijnen met betrekking tot camera’s gelden voor de complete gemeente Middelmear; inclusief privédomeinen.” “Dat heb je fout,” zegt Hendrik tegen haar, “de Noïarichtlijnen hebben wel betrekking op privécamera’s, maar alleen voor zover die camera’s een publieke ruimte bestrijken; wat erop neer komt dat de camera’s wel een parkeerterrein mogen zien, maar niet de openbare weg van en naar het terrein. Ik zal eens gaan bellen.” Hendrik spoedt zich naar zijn bureau en gaat bellen. Jeanny staat verloren in de ruimte. “Ga jij maar het financiële verleden van Elon uitpluizen; eens kijken of daar iets te vinden is. Of nee, ga naar de Arena en overleg of daar iets te vinden is of dat er een diefstal heeft plaatsgevonden; een overval of inbraak die misliep.” Jeanny knikt en loopt weg.

Jeanny glijdt achter het stuur van haar Mazda 323 1.3i van 1994. De kilometerstand geeft een respectabele stand van 314.430 weer. Ze zucht. Met een korte aarzeling slaat de motor aan. Een korte rit later parkeert zij haar Mazda in de parkeergarage van de Slæpfæst Arena. Het is er leeg. Het personeel heeft een eigen sectie aan de andere kant van de Arena waar zij hun auto’s neer kunnen zetten. De lift brengt haar naar de tweede etage, alwaar de huismeester zijn kantoortje heeft.

“Goedemorgen, mijn naam is Agent Jeanny Hölzer van de recherche Middelmear. Ik ben op zoek naar Albert Ongjil?” “Oh, hallo meisje, die heb je gevonden. Kom binnen,” klinkt de stem van Albert. Verbaasd loopt Jeanny de ruimte binnen. “Ohhh,” zegt Albert met enige teleurstelling in zijn stem, “Heb je die leuke inspecteur niet meegenomen?” Langzaam schudt ze haar hoofd, “Nee, Inspecteur Pubpostdoor is nog op het bureau. Als het goed is heeft mijn collega De Ruyter contact met u opgenomen in verband met de beveiligingsbeelden?” “Ah, ja,” zegt Albert, “Hoofdagent De Ruyter. Ik heb net de telefoon neergelegd. Ik ben er alleen niet in geslaagd om de beelden te comprimeren om ze op een stick of een DVD te kunnen zetten, met behoud van de opnamekwaliteit. Dat heb ik opgelost door een extra beveiligde verbinding in te stellen waardoor jullie vanaf jullie bureau de beelden in de hoogst en scherpste resolutie kunnen bekijken. Ik hoop dat jullie er achter komen wie die arme Martin vermoord heeft.” Jeanny glimlacht even, maar beseft dat haar vrouwelijke charmes en lichte geflirt heen effect op hem zal hebben. “Dat is erg aardig, mijnheer Ongjil.” “Och,” zegt hij, noem me toch Albert. Het is het minste dat ik kan doen. Martin is altijd erg aardig voor mij geweest. Ik werkte als schoonmaker bij de Slæpfæstfabriek toen ik hem een keer ontmoette. Weet je, hij maakte met iedereen een praatje, kende iedereen die er werkte of zelfs gewerkt heeft. Al pratende vertelde ik hem dat ik bezig was met een avondcursus ICT, dat ik dat erg leuk vond en het erg goed vond gaan, maar ook dat ik niet verder kon studeren omdat ik het niet kon betalen. Hij heeft toen, van zijn eigen geld, de vervolgcursussen betaald op de voorwaarde dat ik bij de IT afdeling van de fabriek zou gaan werken. Dat heb ik gedaan, vijf jaar lang en tot tevredenheid van iedereen. Toen Martin hier in de Arena begon ben ik met hem meegegaan.” Jeanny knikt, “Weet je of er iets gestolen is uit het kantoor van Martin?”

“Oeh, lieverd, nee. Geen idee,” zegt Albert, “dat zou je moeten vragen aan zijn persoonlijk assistent Sebastian.” “Ok,” zegt Jeanny, “en waar kan ik hem vinden?” “Hem?” antwoordt Albert verrast, “Nee, Sebastian is een vrouw. Geen transgender onderweg naar, maar we noemen haar hier Sebastian naar Sebastian uit Little Britain die zo overduidelijk verliefd is op de Prime Minister. Haar echte naam is Zara van Wolfsbergh, met gh aan het einde.” Een korte glimlach speelt over de lippen van Jeanny, “En waar kan ik haar vinden?” Het gezicht van Albert betrekt als hij bedenkt waar ze zou kunnen zijn. “Goede vraag. Normaal gesproken is ze binnen een straal van tien meter van Martin, maar dat zal ze, hopelijk, nu niet zijn. Ik bel wel even met HR. Die weten het vast wel.”

Albert zoekt om zich heen, verschuift links en rechts wat papieren om de telefoon onder de ochtend editie van de Middelmear Courant te vinden. “Oh, wat is het nummer van HR ook alweer?” mompelt Albert terwijl hij zoekt naar het lijstje met interne telefoonnummers. “Ah,” zegt hij, “Renate zit op 313.” “Bip, bip, bip…bip,” zegt de telefoon en de software begint verbinding te maken. “Hallo Renate, met Albert. Weet jij het adres van Sebastian? Die aardige agente van gisteravond is hier en ze wil haar spreken.” Onhoorbaar voor Jeanny antwoordt Renate. “Wacht even, ik pak pen en papier,” en Albert zoekt opnieuw. Een rectie van Renate volgt. “Wat?” zegt Albert, “Oh ik denk het wel.” Renate praat verder. Even kijkt Albert naar Jeanny, bestudeert haar van top tot teen en zegt op zachtere toon tegen Renate, “Ja, dat is ze wel, maar of zij ook…” Renate onderbreekt hem. Albert luistert even om zich tot Jeanny te wenden. “Jongedame, als jij Renate jouw telefoonnummer geeft, dan stuurt zijn de adresgegevens van Sebast… Zara naar je toe.” Ietwat aarzelend geeft Jeanny haar nummer aan Albert die het op zijn beurt weer doorgeeft aan Renate. Slechts luttele seconden later trilt de telefoon van Jeanny. Ze pakt het simpele LG toestel en constateert dat ze inderdaad de gevraagde gegevens heeft ontvangen. Ze glimlacht, “Binnen, super. Ik ga er mee bezig,” zegt ze en Albert geeft het woord voor woord door. “Beiden bedankt,” zegt Jeanny, wat Albert ook doorgeeft. “Graag gedaan,” antwoord Albert, “ook namens Renate.” Jeanny knikt en vertrekt.

Terwijl ze naar haar trouwe Mazda loopt voelt ze een vreemd gevoel van opwinding in haar maag en ze belt, onafhankelijk daarvan, met Hendrik. “Hallo Hendrik. Als het goed is kunnen jullie nu de beveiligingsbeelden bekijken?” Aan de andere kant van de verbinding bevestigd Hendrik dat hij alle benodigde gegevens heeft ontvangen. “Mooi,” zegt Jeanny, “ik ga nu naar Klijnghat, daar woont de persoonlijk assistente van Elon aan de Eerste Bijweg op nummer zeven. Haar naam is Zara van Wolfsbergh met gh, zij zal weten of er iets gestolen is uit het kantoor en zo ja, wat.” De reactie van Hendrik is positief. Jeanny verbreekt de verbinding, stapt in haar 323, start de motor en rijdt weg.

Hendrik legt zijn telefoon neer. “Dat was Jeanny,” zegt hij tegen Jan, “ze rijdt door naar Klijnghat om de persoonlijk assistente van Martin Elon, een vrouw met de naam Zara van Wolfbergh, met gh, te ondervragen.” Jan knikt, “Mooi,” bromt hij, “heb je de beelden al van de beveiligingscamera’s” “Bijna,” zegt Hendrik, “de ICT man van de Slæpfæst Arena heeft een extra beveiligde verbinding opgesteld zodat wij de beelden in de beste kwaliteit kunnen bekijken. De verbinding wil ik in de vergaderruimte openen omdat daar een groter scherm staat en we meer kunnen zien dan op dit schermpje,” en hij tikt tegen zijn monitor, “hier.” “Ok,” zegt Jan, “op naar MTAC. Waar staat MTAC eigenlijk voor?” vraagt hij aan Hendrik terwijl de twee naar genoemde ruimte lopen. “Media Tactisch Analytisch Centrum,” antwoord de aangesprokene, “in tegenstelling tot NCIS, daar staat het voor Multiple Threat Alert Center.” “Aha,” zegt Jan en opent de deur naar de ruimte.

Hendrik neemt plaats achter een computer, activeert de software met zijn persoonlijk wachtwoord en begint te werken aan het opzetten van zijn kant van de extra beveiligde verbinding met de servers van de Slæpfæst Arena. Het kost hem enkele minuten, maar de verbinding is tenslotte extra beveiligd. “Die ICT man weet wat hij doet,” steunt Hendrik vol bewondering, “maar ik heb de verbinding. En nu,” hij drukt op een toets, “is het te zien op het grote scherm.” De twee mannen kijken en zien een lege gang. Ze hebben een zijaanzicht op een deur met politietape ervoor. “Eh?” zegt Hendrik verbaasd. “Dit is live,” zegt Jan, “kijk maar naar de tijd rechts onderin.” “Klopt,” zegt Hendrik en hij wendt zich tot zijn toetsenbord. Geoefend vliegen zijn vingers over de toetsen. “Hoe laat waren jullie er gisteren?” vraagt Hendrik, “dan start ik de beelden vanaf dat moment.” “Ik ging rond tien uur weg,” zegt Jan. “Goh,” zegt Hendrik, “Charlotte en ik zijn ook rond die tijd vertrokken, dan hebben we elkaar net misgelopen.” “Ja,” zegt Jan, “misschien wel secondewerk.”

“Goed, tien uur dus,” zegt Hendrik. Wat toetsaanslagen en een aantal muisklikken later staat het beeld op tien uur. Op het grote scherm is duidelijk te zien hoe de technische recherche druk aan het werk is. “Terugspoelen dan maar,” zegt Jan en Hendrik zet het in werking. Ze zien hoe iedereen achteruit loopt; hoe de gang langzaam leger wordt en het punt dat Ashley Fliehr het kantoor verlaat en binnentreedt. “Ok,” zegt Jan, “nu wordt het opletten.” Ze kijken aandachtig toe hoe de gang lange tijd leeg is. Af en toe loopt er een medewerker of medewerkster door de gang, maar voor de rest blijft het rustig. “Anderhalf uur,” zegt Jan en wijst op de klok in het hoekje van het beeld. Hendrik knikt, “Half negen.” Het beeld loopt verder terug, tot de mannen iemand zien de snel het kantoor van Elon in loopt. “Ho!” roept Jan uit en Hendrik pauzeert het beeld. “Nu weer vooruit,” vraagt Jan en Hendrik zet het beeld op play. “Ok,” zegt Jan, “en nu eens kijken wie er tevoorschijn komt.” De beelden spelen en de twee rechercheurs zien toe hoe iemand het kantoor verlaat en iets van een knuppelachtig voorwerp in zijn jas tracht te verbergen en dan vol in de camera kijkt. Bliksemsnel drukt Hendrik op pauze en het gezicht van de, mogelijke, moordenaar is vol in beeld. “Ja!” roept Jan uit, “zou dat hem zijn? Zouden we nu eens een zaak hebben met een snelle oplossing?” “Laten we het hopen,” zegt Hendrik, “Ik zal de gezichtherkenningssoftware er op los laten,” en hij drukt een aantal toetsen in. Verbaasd kijkt Jan hem aan. “Gezichtherkenningssoftware? Hebben we die dan? En mag dat dan?” vraagt hij vol ongeloof. “Ja,” zegt Hendrik, “in zoverre dat het beperkt is tot de gezichten van de mensen die veroordeeld zijn, gearresteerd zijn en dan alleen nog als er sprake is van een lopend onderzoek. Dat was nog een flink gevecht tussen ons OM en meneer Noïa, maar hij ging uiteindelijk accoord.”

“Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs, Gibbs!” schalt er door de MTAC ruimte. Geschrokken kijkt Jan om zich heen. “Wat was dat?” roept hij uit. “Tja,” zegt Hendrik, “geintje van de jongens van IT. Als de software een positieve overeenkomst vindt, hoor je Pauley Perrette als Abby Sciuto met haar ‘Gibbs, Gibbs’ uitroep. Ik ben al aan het zoeken hoe ik dat verander naar iets anders, maar ik heb nog niet kunnen ontdekken waar de mediafiles verstopt zitten.” Jan kijkt op, “Positieve overeenkomst?” “Yep,” zegt Hendrik, “kijk maar op het scherm.” Jan kijkt en ziet een man. Iemand met een ongezonde voorkeur voor zonnebrand, gekoppeld aan een stoppelbaard wat hem, ten onrechte, een Turks/Marokkaans uiterlijk geeft. “Yohan Observigisto. Negendertig jaar oud en één van de belangrijkste sterke mannen van maffiabaas Gilles le Porc, die op zijn beurt weer het hoofd is van de Aruguloclan.” Jan haalt zijn schouders op, “Zegt me niets.” Spottend kijkt Hendrik hem aan. “Ook al niet. Lees jij de berichten die op Intrabox geplaatst worden wel?” Jan schudt zijn hoofd, “Nee,” zegt hij, “boeit me niet.” “Zou je toch eens moeten doen,” reageert Hendrik scherp, “dan had je ook geweten van Le Porc, Observigisto, de clan en de gezichtsherkenningssoftware.”

Dan gaat plots de deur van MTAC open. Een breedgeschouderde man met een vierkant hoofd en een gespierd lichaam stapt naar binnen. “Jan,” zegt hij als begroeting om te vervolgen met “Hendrik.” Hij kijkt om beurten naar de beide mannen. “Trim Polad Top, inspecteur. Hoe gaat het daar bij Zware Misdrijven?” vraagt Jan. Trim kantelt zijn hoofd van links naar rechts. “Mwoa,” zegt hij, “het kan beter.” Hij wijst op het grote scherm, “maar jullie kunnen mijn dag goedmaken. We kregen een melding dat Yohan Observigisto via de gezichtsherkenningssoftware gevonden is. Wij doen al vier jaar onderzoek naar de Aruguloclan en we hebben Observigisto of Le Porc nog niet kunnen pakken. Wat hebben jullie gevonden?” “Nou,” zegt Jan, “nog niet veel. Hij is onze hoofdverdachte in de moord op Martin Elon.” Trim lijkt verrast te zijn. “De beddenfabrikant?” “Niet meer,” zegt Hendrik, “Hij was fulltime aan het werk in de Slæpfæst Arena.” “Vreemd,” vervolgt Trim, “we verdenken de Aruguloclan ervan horecagelegenheden onder druk te zetten om rucola af te nemen. Om er vanaf te komen voegen die gelegenheden het aan elk gerecht toe. Als je er van houdt kun je naar de Steak & Rucola Inn, maar andere restaurants gooien het ook overal op. Het Jiddische restaurant Raket Poter weigerde en is vervolgens afgebrand. Helaas zonder dat we hebben kunnen ontdekken wie er achter zat, maar het was wel duidelijk brandstichting.” “Zou de Slæpfæst Arena ook onder druk gezet zijn? Afgeperst worden om grote hoeveelheden rucola af te nemen?” vraagt Jan en hij kijkt Hendrik aan. “Jullie zijn daar geweest, tijdens een evenement. Hebben jullie iets gemerkt dat er op alle aangeboden etenswaren rucola zit?” Hendrik schudt zijn hoofd. “Nee, de stand met eten hadden alleen het reguliere fastfood. Hamburgers, broodjes kroket, fricandel, vissticks, rammelende loempia’s, Lightning Fried Fries, dat soort dingen. Zonder rucola.”

“Wat denk je, Trim. Is dat een motief voor moord?” vraagt Jan. Trim denkt diep na. “Ik zou zeggen van niet, dat is niet hun stijl. Ze pakken de gebouwen, de restaurants en de eetstalletjes aan, niet de personen. Dus… waarom is Yohan dan in het kantoor van Elon geweest?” “Ik geef de informatie door aan Jeanny, die is onderweg naar de persoonlijk assistent van Elon. Wellicht dat die wat weet,” zegt Hendrik en hij pakt de telefoon.

“Ok,” zegt Jeanny in de microfoon van de Parrot Bluetooth carkit, “ik zal ook dat vragen aan haar. Ik rijd nu net de Eerste Bijweg in.” Ze verbreekt de verbinding en rijdt langs een Honda Jazz, Volvo C30, Peugeot Bipper, Alfa Romeo Sei, een zeldzame Zastava Yugo en een Volkswagen Polo om een parkeervak in te rijden. Ze zet haar Mazda naast een Kia Nero en loopt, na het afsluiten van de 323, naar de voordeur van nummer zeven. Ze drukt op de bel en hoort in het huis de openingsmuziek van ‘Allo ‘Allo. Het duurt even voor de muziek eindigt en voor er open gedaan wordt. Een vrouw in een schitterende oranje badjas doet open. Haar donkerblonde haren steken verwilderd meerdere kanten op en haar ogen zijn rood doorlopen. De wallen onder haar ogen getuigen van een nacht zonder rust of zelfs maar een sprankje slaap. “Wat wilt u?” vraagt de vrouw met een zachte en instabiele stem. “Mijn naam is Jeanny Hölzer, ik ben agent bij de recherche in Middelmear, ik onderzoek de dood van Martin Elon en ik…” Verder komt Jeanny niet want de vrouw barst in huilen uit; duidelijk niet voor de eerste keer deze dag. “Mahahaharrrrtiiiiiiiinnnnn… Whahaha…” De vrouw draait zich om en stormt de woning binnen. Ze vliegt in één streep naar boven zonder de deur te sluiten. “Eh… mevrouw?” Langzaam duwt Jeanny de deur weer verder open en stapt naar binnen. “Hallo?”

Ze loopt de woning binnen en sluit de deur achter zich. “Hallo? Mevrouw van Wolfsbergh?” Voorzichtig loopt Jeanny de trap op, niet wetende wat ze kan verwachten. Eénmaal boven constateert ze één badkamer, een kleine rommelkamer, een grotere slaapkamer en een ouderslaapkamer vanuit waar ernstig gesnik komt. Jeanny klopt met gepaste kracht op de slaapkamerdeur. Niet zo hard dat de vrouw in de kamer ervan schrikt, maar ook weer niet zo zacht dat het niet gehoord kan worden. “Hallo? Mevrouw van Wolfsbergh?" Tussen het snikken door knikt de huilende vrouw een bevestiging. “Mijn naam is agent Jeanny Hölzer van de recherche in Middelmear.” Jeanny gaat op een stoel zitten en ze wacht geduldig. Na tien minuten begint ze zich te realiseren dat deze optie niet de beste is waar ze uit had kunnen kiezen. “Zara?” probeert ze, eerst op een zachte en vriendelijke toon, maar dat blijkt ook geen effect te sorteren. “ZARA!” Op felle toon roept Jeanny de naam van het vrouwelijk wrak op het bed. Dit heeft wel effect. Zara tilt haar hoofd op en kijkt Jeanny aan. “WAT? Martin is dood; wat doet het er dan nog toe?” Ze begraaft haar gezicht weer in haar kussen en huilt onbedaarlijk verder. Jeanny zucht. “Zara!” roept ze nog een keer, maar er volgt ditmaal geen reactie. Jeanny schudt haar hoofd in onbegrip en staat op. Ze loopt naar de badkamer toe, schuift het Minions® douchegordijn aan de kant, schakelt de bovenste douchekop in en draait de koude kraan open. Dan loopt ze op haar gemak terug naar Zara.

Jeanny grijpt Zara bij beide schouders, trekt de badjas van diens lijf en sleept haar mee naar de badkamer. Pas nadat ze Zara onder de koude waterstraal geduwd heeft merkt ze dat de vrouw haar zakelijke kleding nog aanheeft. Het duurt even voor de koude stralen beginnen door te dringen, maar dan zet Zara het op een gillen. “Ohohooo, koud! KOUD! KOUHOUD!” schreeuwt ze uit en ze probeert onder de straal vandaan te komen maar de, verrassend, sterke armen van Jeanny houden haar op haar plaats. Pas na een minuut of tien trekt Jeanny Zara weg en draait ze de kraan dicht.

Rillend staat Zara voor de spiegel en vangt onbeholpen de handdoeken die Jeanny haar toegooit. “Beter?” vraagt Jeanny, “of wilt u ook nog een Snickers®?” Het lijkt erop dat Zara haar hoofd schudt, maar het zou ook een rilling kunnen zijn. Weer tien minuten later zitten de twee vrouwen aan de keukentafel; Zara met een kop warme zwijnthee. “Dus,” zegt Jeanny, “hoe lang bent u al verliefd op Martin Elon?” Zara haalt haar schouders op. “Sinds ongeveer tien seconden nadat ik hem ontmoet heb. Ik heb alles geprobeerd om hem voor me te winnen. Bij ons personeelsuitje naar Disneyland Parijs ben ik bij het diner eerder weggegaan en zijn hotelkamer binnengeslopen. Daar heb ik me uitgekleed en ben ik in zijn bed gaan liggen; wachtende tot hij de kamer binnen zou komen. Toen ik hoorde dat hij de deur opende ben ik zo verleidelijk mogelijk gaan liggen, heb ik mijn benen gespreid, zo wijd als ik kon en uiteraard had ik ervoor gezorgd dat ik overal goed kaalgeschoren was. Toen hij bij het bed stond en me met een verbaasde blik aankeek zei ik dat ik voor hem was en dat hij alles met me mocht doen wat hij maar zou willen, maar dat ik het wel fijn zou vinden als hij voor sommige dingen glijmiddel zou gebruiken.” Zara zucht. “Hij schudde zijn hoofd, pakte mijn kleren van de grond en gaf ze aan me. Hij zei dat ik één van de mooiste vrouwen was die hij ooit gezien had, zeker naakt, maar dat hij een behoorlijk aantal jaren geleden ontdekt had dat hij…” Zara zucht nogmaals, “a-sexueel is.” Ze schudt haar hoofd. “Hij had gewoon niets met sex. Niet met mij, niet met iemand anders, niet met een vrouw, niet met een man, niet met iemand er tussenin. Helemaal niemand.”

Jeanny legt haar hand op de knie van Zara. “Het spijt me om dat te moeten horen,” waarmee ze zowel haar eigen situatie beschrijft alsmede de indruk wekt dat ze emotioneel betrokken is bij het relaas en de omstandigheden van Zara. “En ik vind het erg vervelend,” zo verbuigt zij de waarheid nog verder, “maar ik moet u toch een paar vragen stellen over Martin. Denkt u dat u het aankunt?” Zara neemt nog een slok van haar thee en knikt. “Dat is mooi,” glimlacht Jeanny, “weet u of Martin problemen had met iemand? Bijvoorbeeld opdringerige rucolaverkopers?” Zara schudt haar hoofd, “Nee, niet dat ik weet. We hebben ook maar een kleine horecagelegenheid en onze medewerkers haten rucola. Martin was juist erg geliefd bij iedereen.” Jeanny knikt, “Weet u of er misschien iets gestolen is uit het kantoor van Martin? Of dat er iets was wat het waard was om te stelen?” Wederom schudt Zara haar hoofd. “Dat lijkt me niet. Er lag en ligt niets kostbaars in het kantoor. De foto’s van Martin met de WWE sterren hadden voor hem persoonlijk een grote emotionele waarde, maar zijn verder niet zo veel waard. Alle belangrijke papieren liggen in de grote kluis in de Slæpfæstfabriek.” Jeanny knikt, “Dank u, mevrouw Van Wolfsbergh, u hebt ons enorm geholpen in het onderzoek en we zullen ons best doen om de dader te arresteren en voor het gerecht te brengen. Gaat u het redden als ik weg ga of moet ik iemand bellen om bij u te blijven?” Zara schudt haar hoofd, “Nee,” zegt ze, “dat is niet nodig, ik ga me wel redden.”

“Dus we kunnen diefstal en chantage uitsluiten als motief?” zegt Jan als Jeanny terug is op het bureau. “In ieder geval directe diefstal uit het kantoor,” zegt ze, “er is natuurlijk de optie dat er een grote fraude gepleegd is en Elon daar achter gekomen is.” Jan en Hendrik knikken. Jeanny kijkt Jan aan. “Moet u niet naar de moeder van Elon? Dat is toch om tien uur?” Jan knikt, “Dat klopt,” zegt hij, “maar ze belde om de afspraak te verzetten. Ze komt zelfs hierheen om haar verklaring af te leggen, maar dat zal pas vanmiddag worden. We kunnen eerst naar Victoria voor de uitslag van de autopsie.” Op dat moment gaat de telefoon van Hendrik die meteen opneemt. “Goedenmorgen, recherche Middelmear, u spreekt met Hoofdagent De Ruyter.” Hendrik luistert aandachtig. “Ok,” zegt hij, “ik begrijp het. Eén moment graag,” en hij zet het gesprek in de wacht. “Dat is de Operationeel Manager van de Slæpfæst Arena. Ze vragen of ze verder kunnen werken. Over drie dagen zijn er vier concertavonden van Vino & the Ouso’s gepland.” Jan denkt even na. “Als ze het Plaats Delict vrij kunnen houden en de TC daar straks klaar is, vind ik het prima.” Hendrik geeft het door aan de persoon aan de andere zijde van de verbinding, alvorens deze te verbreken. Hij kijkt Jan aan. “Op naar Victoria?” vraagt hij. Jan knikt.

“Goedenmorgen Victoria,” zegt Jan wanneer hij de autopsieruimte binnenstapt. “Goedenmorgen Jan, Hendrik,” is de reactie van Victoria, maar haar toon veranderd als ze ziet dat Jeanny de ruimte ook betreedt. “Oh, moet zij ook mee?” vraagt ze aan Jan. “Ja,” is het antwoord, “zij moet ook mee. Hoewel ze ons door de strot is geduwd door onze commissaris, blijkt ze niet compleet incompetent te zijn,” zo zegt hij ter hare verdediging. Het gezicht van Jeanny betrekt. “Nou, goed dan,” bromt Victoria en ze begint aan haar uitleg. “Jullie slachtoffer is overleden aan een combinatie van ernstige verwondingen aan het hoofd. Meerdere ernstige breuken van de schedel en bloedverlies leidden tot de dood. Eigenlijk is het niet veel bijzonders. Ik heb geen defensieve wonden aangetroffen; mogelijk dat de eerste klap onverwacht is aangekomen en zeer effectief was.” Jan knikt, “De persoon die wij voor de moord op het oog hebben is, waarschijnlijk; want er is nog niets bewezen; maar als we Trim Polad Top mogen geloven, is de moordenaar de uitvoerder van de Aruguloclan en inderdaad zeer bedreven in dit soort handelingen. Die eerste klap zal ook meteen raak zijn geweest.” Victoria knikt, “De overige vier slagen waren, vanuit medisch oogpunt, eigenlijk overbodig, maar hij zal waarschijnlijk een statement hebben willen maken? Voor de rest is Elon gezond zonder enige gekke dingen. Ik heb zelfs het toxicologisch rapport al terug en daar staat niets bijzonders in.”

“Heb je toevallig een tijd van overlijden voor ons?” vraagt Hendrik. Victoria knikt. “Als ik het moet inschatten zou ik het plaatsen tussen zeven en acht uur, gisteravond.” Jan knikt, “Dat zou wel kloppen met de verdachte die we rond die tijd het kantoor binnen hebben zien lopen. Heb je een indicatie van een moordwapen?” vraagt hij. “Ja,” zegt Victoria, “een cilindervormig object, met afgeronde uiteinden. Van het type wapenstok, ploertendoder, of iets dergelijks.” “Ok,” zegt Jan, hij kijkt even naar Hendrik en Jeanny, “Dank je,” zegt hij tegen Victoria, “as allways.” Victoria maakt een korte buiging waarna het trio van de recherche vertrekt.

Als ze terug zijn op het bureau, wordt Jan gewenkt door Agente de Bruyn. “Mevrouw Elon belde. Ze is vanochtend gevallen en kan vanmiddag niet komen; ze moet op bevel van de artsen rust houden en in het verpleegtehuis blijven. Ze heeft gevraagd of u morgen naar haar kunt komen. Ik heb het voor u bevestigd met het voorbehoud van uw accoord.” Jan knikt even, “Dat is goed,” zegt hij, “dank je Hélène.” Ze glimlacht even en gaat verder met haar werk.

“Ok mensen,” zegt Jan tegen zijn team, “wat hebben we nu? Martin Elon is gisteravond tussen zeven en acht, zeer waarschijnlijk rond half acht, vermoord in zijn kantoor in de Slæpfæst Arena. Onze belangrijkste verdachte is Yohan Observigisto, één van de uitvoerders van de Aruguloclan. Die clan pers horecabedrijven af om zoveel mogelijk rucola af te nemen; vandaar dat je rucola bij zoveel gerechten in het land tegenkomt, hoewel het er niet in thuis hoort. We hebben, tot nu toe, echter nog niets kunnen ontdekken dat zou kunnen wijzen op een dergelijke praktijk bij de horecagelegenheden in de Arena. Daarnaast lijkt er ook niets gestolen te zijn uit het kantoor of van de Arena in het algemeen; dus we kunnen een roofmoord vrijwel uitsluiten.” Jan zucht even, “Aangezien Elon a-sexueel blijkt te zijn; dus zonder sexuele behoeften of verlangen, lijkt het uitgesloten dat hij het slachtoffer is geworden van een crime-of-passion. Geld en liefde vallen dus af als motief, maar wat houden we dan over?”

Het is even stil tot Jeanny het doorbreekt. “Chantage? Elon wist iets over iemand, chanteerde deze persoon ermee en die heeft hem vermoord?” “Zou kunnen,” zegt Jan, “maar wat zou Elon kunnen weten in de richting van Observigisto en/of de clan? Bewijs met betrekking tot de afpersingen? Zoek het uit.” Jan is nog niet uitgesproken of de deur gaat open en Trim Polad Top stapt naar binnen. “Mensen, ik heb begrepen dat Observigisto jullie hoofdverdachte is. Nu is het ook zo dat wij zijn baas, Gilles le Porc, willen gaan ondervragen met betrekking tot zijn rucolamaffia en hij is nu in de stad. Komen jullie mee dan slaan we twee vliegen in één klap.” Jan kijkt Hendrik aan, “Doen we,” zegt hij, “Dan kan Jeanny zoeken in de financiën van Elon en de Arena.”

De banden onder de grote BMW 750iA van Trim drukken de diverse kiezelsteentje stevig in de grond. De oprijlaan van de villa van Gilles le Porc, genaamd Haqqanaan la Mujrm, heeft een indrukwekkende lengte van maar liefst achthonderd meter. Het kost Trim een behoorlijke hoeveelheid zelfbeheersing om gaspedaal niet helemaal in te trappen, de achterwielen door te laten slippen en enkele strepen te trekken. Net voor het bereiken van het pleintje voor de ingang verminderd hij vaart om een parkeerplek te kiezen die zo a-sociaal en lastig mogelijk is. Met een glimlach zet hij de auto dwars neer. Voor ze aanbellen kijkt Trim nog even trots naar zijn prestatie. Jan zucht en belt aan. Een grote, brede man opent de deur. “Da?” vraagt hij. Hendrik en Jan tonen hem hun legitimatie. “Goedendag Inspecteur Pubpostdoor en hoofdagent De Ruyter.” Jan wijst op Trim. “Dat is inspecteur…” maar hij krijgt de kant niet om zijn zin af te maken. “Igor Staryy Drochila, ouwe rukker! Hoe is het!” roept Trim uit en hij slaat met de kolenschop die zijn hand is op de massieve schouder van de man die Igor blijkt te heten. Die rolt met zijn ogen en zucht. “Inspecteur Polad Top, wat leuk u weer te zien,” zegt hij met een grote hoeveelheid sarcasme in zijn stem. Hij doet een stap opzij. “Velikiy Lider is in de bibliotheek.” Een tweede stap geeft de mannen entree tot de woning. Trim loopt meteen door, het is duidelijk dat hij de weg weet in de grote villa.

Een diepe zucht begroet de agenten als zij de bibliotheek binnenstappen. Trim stapt naar de man toe die in een luxe Varshult fauteuil zit. “Inspecteur Trim Polad Tap, een waar genoegen, zoals elke keer. Waarvan wenst u mij dit maal te beschuldigen? Heeft het nog zin om te zeggen dat ik een simpele, doch succesvolle, rucolahandelaar ben?” Trim grinnikt kort, “Nee, dit keer gaat het om jouw medewerker Yohan Observigisto. Het lijkt erop dat hij de moord op Martin Elon gepleegd heeft.” De aangesproken Le Porc trekt een treurig gezicht, een beweging die hij vaak geoefend heeft. “Het spijt me oprecht om te horen dat er iemand door geweld om het leven is gekomen, ook al heb ik geen idee wie deze persoon is. Het menselijk leven is te kostbaar om zo weg te gooien als ware het oud vuil.” En onoplettende luisteraar, of lezer, zou kunnen concluderen dat deze woorden oprecht zijn. Geen van de aanwezigen trapt erin. Le Porc zucht en heft zijn handen ter hemel. “Het zal dan vast ook zinloos zijn,” zegt hij, “om te zeggen dat ik niets te maken heb met de onfortuinlijke dood van deze meneer? We hebben Yohan al enige dagen niet gezien,” zegt hij en hij kijkt Trim ernstig aan, “Er is natuurlijk de mogelijkheid dat hij aan het bijbeunen is geweest.” “En dat moeten we dan maar geloven?” zegt Jan. “Mijn naam is Pubpostdoor, dit,” hij wijst op Hendrik, “is mijn assistent en gewaardeerde collega De Ruyter. Wij onderzoeken de moord op Elon.” Le Porc knikt, “Zodra Yohan zich bij ons meldt zullen wij contact met u opnemen of er zorg voor dragen dat hij contact met u opneemt.” Hij glimlacht even, vooral om aan te geven dat het gesprek ten einde is. Dezelfde Igor als bij binnenkomst begeleidt de mannen naar buiten. “Ik wens u nog een prettige dag,” zegt hij tegen de rechercheurs, voor hij de deur met een grote klap dichtslaat.

“Zo,” zegt Hendrik als ze even later terug zijn op het bureau en hij de laatste klik met de muis heeft gegeven, “het opsporingsbevel voor Yohan Observigisto is on-line en alle opsporingsdiensten zijn vanaf nu op zoek.” Op dat moment steekt Richard Kasteel zijn hoofd om doe hoek. “Hallo, hoe loopt het hier?” “Och,” zegt Hendrik, “we hebben een keer mazzel. De moordenaar recht in beeld op het juiste tijdstip. Hoe was jouw dag?” “Poeh,” zegt Richard, “mijn dag? Dat was een behoorlijk maffe dag. ’s Ochtends kwam er een man van het COC op hoge poten bij ons. Woest was hij. Of wij wisten dat er een dokter in Middelmear seminars geeft om homosexuelen te genezen. Nou, ik wist van niets en ook mijn team had er nog nooit van gehoord, van die dokter dan. Dus wij met die man naar de Jos Brinkgracht. Daar in het herenhuis op nummer drieëndertig zit de praktijk van dokter Dichtlopen, psycholoog en psychiater. Victoria heet ze trouwens, net als onze dokter Butler en net zoals onze Victoria ook een aardige meid. Ze had gelukkig even tijd en kon de man, Willem Heuckeroth geheten, te woord staan. Het duurde even voor hij gekalmeerd was en Victoria aan haar uitleg kon beginnen. “Mijnheer Keuckeroth, wat ik hier in mijn praktijk doe,” zei Victoria, “is mensen behandelen voor fobiën. Allerhande fobieën. Agorafobie, angst voor straten of het oversteken ervan. Coulrofobie, een angst voor clowns, overigens is die meestal terecht. Maar ook homofobie, een irreële of overdreven angst voor homosexuele mensen. Daarvoor heb ik een behandeling ontwikkeld en probeer ik mijn patiënten te genezen.” Toen was die Heuckeroth even stil. Victoria ging verder, “Ik denk dat u wellicht doelt op de kliniek Revelationem Simulatione in Oostplas van dokter Aikema Sato.” “Goed,” zegt Richard, “wij met z’n allen naar Oostplas, zonder dokter Dichtlopen, naar die kliniek toe. Daar stond dokter Sato ons te woord, zodra ze de kans kreeg door het getetter van Heuckeroth. Ze legde uit dat de families van haar ‘patiënten’ heel veel geld betalen voor de opname; maar dat de kliniek hier dertig procent van houdt en de overige zeventig procent aan de ‘patiënt’ doneert. De ‘patiënt verblijft vervolgens een maandje in de kliniek, waarin wordt uitgelegd dat homosexualiteit geen ziekte is en dus ook niet te genezen valt. Verder wordt hen uitgelegd dat de familie de ‘patiënt’ naar de kliniek heeft gebracht; dat het dus de familie is die de ‘patiënt’ niet kan accepteren zoals hij of zij is en dat het dus de familie is die een probleem heeft. De ‘patiënt’ wordt vervolgens geleerd afscheid te nemen en afstand te bouwen naar die familie en een leven zonder hen te beginnen. Daar nam de man van het COC, na enig denkwerk, genoegen mee; evenals het verzoek dit stil te houden. En dat geldt ook voor jullie, dus mondjes dicht!” Richard vertrekt weer.

“Ik begin honger te krijgen,” zegt Jan, “Kom,” en hij grijpt zijn jas. “We gaan. Op naar Het Bordeel; ja, ook jij, Jeanny.” Ze pakt haar jas en haar tasje maar kijkt er erg ongemakkelijk bij.

“Oh…” zegt ze tien minuten later, “snackbar Het Bordeel.” “Ja,” zegt Hendrik, “wat dacht jij dan?” “Ik… eh…” stamelt Jeanny, “ik… nee, laat maar.” De drie nemen plaats aan een tafeltje. Jeanny maakt als eerste haar keuze: “Gefrituurde pannenkoeken graag, met gerookte druiven.” Hendrik houdt het simpeler: "Neushoornsnitzel met frietjes graag.” Jan weet het ook al: “Ritueel geslachte apfelstrudel, alsjeblieft.” Elvis, serveerder van diens en vernoemd naar Elvis Costello en niet, zoals zoveel mensen denken, Elvis Presley, glimlacht even. “En wat wilt u drinken?” Jeanny antwoordt als eerste, ook omdat Elvis haar aankijkt. “Koffie met een wolkje chocomel, lijkt me lekker.” Hendrik kiest voor: “Aspartaansap, een groot glas graag.” Jan volgt met: “SinasUp graag, ook een groot glas.” Niet veel later staan de gerechten en de drankjes op tafel en smullen de drie.

Met volle magen lopen ze een uurtje later het kantoor weer binnen. “Poeh,” zegt Jeanny, “dat was lekker, maar ook erg veel.” De mannen kreunen dat ze het met haar eens zijn. Met enige moeite nemen ze plaats achter hun respectievelijke bureaus en hervatten hun werkzaamheden. Jan pijnigt zijn hersenen op zoek naar een motief. Heeft Observigisto alleen gehandeld en zo ja, waarom? Was het anders in opdracht van het kartel? Dat zou de actie van Observigisto verklaren, gewoon een bevel dat hij heeft opgevolgd; maar dan keert de originele vraag weer terug: wat is het motief van de clan om Elon te doden of zelfs een intimidatie te doen, die vervolgens uit de hand is gelopen. Jan wil niet aan die laatste optie. Observigisto is een ervaren crimineel die dit soort zaakjes veel vaker om handen heeft gehad. Niet iemand die zo’n fout zou maken. Volgens het autopsierapport van Victoria was de eerste klap meteen de dodelijke en had het lichaam verder geen verwondingen. Of had Le Porc gelijk en was Observigisto aan het bijbeunen. En dan… voor wie?

Zijn overpeinzingen worden verstoord door Hendrik die boos zijn toetsenbord wegschuift. “Nee,” bromt hij, “niets te vinden. Het financiële plaatje van de Slæpfæst Arena ziet er super uit. Ze hebben er een bezettingsgraad van ongeveer negentig procent qua bezoekersaantallen en een bezettingsgraad bij de voorstellingen van drieëntachtig procent, dus ze zitten vol met voorstellingen en bezoekers. De omzet in 2015, want de 2016 cijfers zijn nog niet bekend, bedraagt meer dan vijfenzestig miljoen euro uit de voorstellingen alleen. Dat is zonder de inkomsten uit parkeren en zonder de inkomsten uit de diverse eetstandjes. Inclusief die twee komen ze op een omzet van net iets meer dan zesenzeventig miljoen euro. Daaruit volgt een winst, voor belastingen, van net geen twee miljoen euro met een rendement van twee komma zes procent; iets waar veel andere locaties met jalousie naar kijken, vooral omdat de Slæpfæst Arena het doet zonder subsidies van gemeente, provincie of rijk en zonder financiële steun van de Slæpfæst Beddenfabriek. Erg indrukwekkend en ook erg in orde. Ik heb in de cijfers werkelijk niets kunnen vinden over fraude, afpersing of iets dergelijks.” Jan bromt, “Bah, dat zou hebben kunnen helpen in het vaststellen van een motief. Jeanny, heb jij wat in de persoonlijke financiën van Elon gevonden?” “Nou,” zegt ze, “afgezien van het feit dat Elon goed in de slappe was zat met een maandsalaris van de Arena van dik vierduizend euro netto plus een bonusconstructie á vijftienduizend euro. Daarnaast ontvangt hij nog steeds duizend euro per maand van de Slæpfæst Beddenfabriek als consultant/adviseur en een uitkering van dividend op zijn aandelen van de fabriek van ongeveer tweehonderdvijftigduizend euro per jaar. Ik vind geen gekke inkomsten of uitgaven terug. Hypotheek, zorg voor zijn moeder. Enige sponsoring van Cleder Racing en,” ze schudt haar hoofd, “meer niet.”
 
Hendrik gaat verder. “Ik heb ook even contact opgenomen met Inspecteur Nico Tine van de afdeling fraude en zij hebben niets in onderzoek of zelfs maar verdenkingen rond Elon, de Arena of de fabriek.” Jan knikt en kijkt op zijn horloge. “Hmm,” zegt hij, “het is intussen later dan ik dacht. Ga maar naar huis, slaap er een nacht over en kom morgen weer fris en fruitig terug.” Jeanny en Hendrik knikken, pakken hun jassen waarbij Jeanny uiteraard haar tasje meeneemt, en vertrekken. Jan zucht nog even; kijkt voor de laatste keer op het grote bord met alle bekende gegevens en loopt ook weg.

Jan staart naar het plafond van de slaapkamer van zijn woning. Het wit staart terug. Ondanks de lichamelijke ontlading enkele minuten geleden voelt hij zich verre van bevredigd. Dokter Victoria Butler ligt naast hem en staart naar hetzelfde plafond. In tegenstelling tot Jan onderging zij wel beide bevredigingen. Ze kijkt hem kort aan. “Jan,” zegt ze, “trekt het je niet zo zwaar aan. Jij bent een man; jij hebt jouw behoeften. Ik ben een vrouw, ik heb mijn behoeften en als we die bij elkaar kunnen bevredigen dat ben ik er helemaal voor. Ik vertrouw jou en ik hoop dat je mij ook vertrouwd.” Jan zucht. Hoewel Victoria één van de mooiste en meest aantrekkelijke vrouwen is waarmee hij het bed heeft mogen delen en hij haar enorm waardeert als patholoog-anatoom en als vriend; maar om met haar te vrijen als friend-with-benefits is toch anders dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Naast hem hoort hij de zachte en regelmatige ademhaling van Victoria die na gedane arbeid in slaap is gevallen. Langzaam zakt hij ook weg in een diepe, doch onrustige, slaap.

Zijn telefoon onderbreekt hen in de vroege ochtend. De flarden slaap vervliegen sneller naar mate de ringtoon intenser wordt. Jan pakt het toestel, constateert dat het Hendrik is die hem belt en hij opent de verbinding. “Hendrik,” zegt hij met een niet geheel stabiele stem. “Baas? We hebben een probleem. Ik stuur je de coördinaten van het Oelie Oeliebos. Het is erg belangrijk dat je komt. Excuseer, ik moet nu dokter Henderson bellen.” Hendrik verbreekt de verbinding, verbaasd kijkt Jan naar het toestel dat terugspringt in de stand-by modus. Enkele seconden later gaat het toestel van Victoria, drie meter van hem vandaan. Ze pakt het toestel op, maar wacht nog even met beantwoorden. Net voor de voicemail ingeschakeld zal worden neemt ze het gesprek aan. “Hendrik,” zegt ze in eerste instantie. Veel volgt er niet van haar kant, af en toe een “hmm,” ter bevestiging. Met een “Ok, ik kom eraan,” beëindigd zij het gesprek.

Het is nog steeds vroeg in de ochtend. Enkele vogels zijn al wakker. De zon spreidt haar eerste licht aarzelend over de gemeente Middelmear. Drie grote bouwlampen, gekoppeld aan een Bredenoord aggregaat, gemonteerd achterin de Mercedes Vito 114D, verzorgen voldoende licht zodat Victoria haar werk kan doen. Hendrik, Jan en Jeanny kijken toe. Hendrik helpt Victoria door met zijn Maglite zaklamp extra bij te schijnen. “Het lijkt erop dat de genitaliën met een lasbrander zijn bewerkt,” zegt ze na haar eerste onderzoek. Jan trekt een vies en pijnlijk gezicht; Hendrik en Jeanny kijken onverschillig toe. “Is dat ook de doodsoorzaak?” vraagt Hendrik. Victoria voelt aan het onderlichaam. “Hmm,” zegt ze, “vreemd. Het onderlichaam lijkt ernstig opgezwollen. Ik denk dat ik pas na de autopsie kan zeggen wat de oorzaak van overlijden is.” “Feck,” vloekt Jan. “Ja,” zegt Hendrik, hij werpt nog een blik op het dode lichaam van Yohan Observigisto en loopt weg.

Onderweg naar de rand van het Oelie Oeliebos begint Hendrik te zingen: “Jeanny, komm, come on,” zingt hij naar Jeanny, “Steh auf bitte. Du wirst ganz nass. Schon spät, komm. Wir müssen weg hier, Raus aus dem Wald. Verstehst du nicht?” “Oh Buddha,” verzucht Jeanny. “Wo ist dein Schuh? Du hast ihn verloren,” neemt Jan over. “Als ich dir den Weg zeigen musste. Wer hat verloren? Du, dich?
Ich mich? Oder, Oder, wir uns?” Samen zingen Jan en Hendrik het refrein: “Jeanny, quit livin' on dreams. Jeanny, life is not what it seems. Such a lonely little girl in a cold, cold world. There's someone who needs you. Jeanny, quit livin' on dreams. Jeanny, life is not what it seems. You're lost in the night, Don't wanna struggle and fight. There's someone who needs you.” Hendrik gaat verder met het tweede couplet: “Es ist kalt, Wir müssen weg hier. Komm, Dein Lippenstift ist verwischt. Du hast ihn gekauft und, Und ich habe es gesehen. Zuviel rot auf deinen Lippen. Und du hast gesagt mach mich nicht an.” Jan vervolgt: “Aber du warst durchschaut. Augen sagen mehr als Worte. Du brauchst mich doch, hmm? Alle wissen, dass wir zusammen sind Ab heute. Jetzt hör ich sie. Sie kommen. Sie kommen dich zu holen. Sie werden dich nicht finden. Niemand wird dich finden
Du bist bei mir!” Vanaf het plaats delict kan Victoria horen hoe de hit van Falco door het bos schalt. Onmiddellijk begrijpt ze de verwijzing en zacht neuriet ze mee. Jan en Hendrik zingen het refrein wederom samen: “Jeanny (Jeanny), quit livin' on dreams. Jeanny (Jeanny), life is not what it seems
Such a lonely little girl in a cold, cold world. There's someone who needs you. Jeanny (Jeanny), quit livin' on dreams. Jeanny (Jeanny), life is not what it seems. You're lost in the night. Don't wanna struggle and fight. There's someone who needs you.” Balend loopt Jeanny achter hen aan. Jan neemt het volgende deel voor zijn rekening: “Newsflash: In den letzten Monaten ist die Zahl der vermissten Personen dramatisch angestiegen. Die jüngste Veröffentlichung der lokalen Polizei Behörde berichtet von einem weiteren tragischen Fall. Es handelt sich um ein neunzehnjähriges Mädchen das zuletzt vor vierzehn Tagen gesehen wurde. Die Polizei schließt die Möglichkeit nicht aus, dass es
Sich hier um ein Verbrechen handelt.” De grote uithaal is voor Hendrik die daar wonderwel in slaagt, waarna hij samen met Jan de rest van het nummer zingen: “Hey ah. Jeanny, quit livin' on dreams. Jeanny, Jeanny, Jeanny. You're lost in the night. Don't wanna struggle and fight. Just know, there's someone who's gonna need you, baby. Jeanny (Jeanny), quit livin' on dreams. Jeanny (Jeanny), life is not what it seems. Such a lonely little girl in a cold, cold world. There's someone who needs you. Jeanny (Jeanny), quit livin' on dreams (quit living on dreams). Jeanny, life is not what it seems. You're lost in the night. Don't wanna struggle and fight. There's someone who's gonna need you. Jeanny (Jeanny), quit livin' on dreams. Jeanny (Jeanny), life is not what it seems. Such a lonely little girl in a cold, cold world. There's someone who needs you.”

Bij de rand van het Oelie Oeliebos staat agent Bentley ‘Bent’ Mulder met een dame. De dame komt Jan en Hendrik bekend voor. Ze kijkt niet vrolijk. Naast haar, op een bed van bladeren, ligt een hond. “Inspecteur Pubpostdoor,” zegt Bent, “dit is mevrouw Marina César en dit is haar hond Millán. Zij heeft het lichaam ontdekt.” “Morgen,” zegt Jan tegen haar, bewust het ‘goede’ weglatende, “Hebben wij elkaar al niet eerder ontmoet?” De dame knikt. “Enige tijd gelden heb ik een ander lichaam ontdekt, dat bleek later ene Anja Webe te zijn.” “Toen trof u het lichaam aan, maar had u geen verdere informatie voor ons,” zegt Jan, “wellicht dat het ditmaal anders is?” Marina schudt haar hoofd. “Nee, helaas. Ik ben ditmaal blijven staan om het Plaats Delict niet te compromitteren; geleerd van de vorige keer.” Jan buigt even kort, “En wij danken u ervoor. Ondanks het aantreffen van een dood lichaam wensen wij u een prettige dag.” Marina loopt weg, Millán springt op en loopt met haar mee.

Drie kwartier later zitten de drie op het kantoor van het politiebureau. De stemming is bedrukt. “Ok,” zegt Jan, “wat hebben we?” Hendrik somt op: “Yohan Observigisto is zeer waarschijnlijk de moordenaar van Martin Elon. Voor die moord hebben we nog geen motief weten te vinden, maar het lijkt een huurmoord te zijn zodat er een verklaring voor is, maar nog geen motief. In de financiën van zowel Elon zelf als de Slæpfæst Arena als de Slæpfæst Beddenfabriek is niets te vinden over gekke financiële sprongen of abnormale transacties.” Hendrik is net klaar met zijn betoog als Trim Polad Top de kamer binnenstormt. “Wat hoor ik?” barst hij los, “is Yohan Observigisto vermoord aangetroffen?” Jan knikt, “Dat klopt. We komen net van het lichaam en het PD vandaan. Victoria weet de doodsoorzaak nog niet, maar zijn genitaliën zijn met iets van een lasbrander bewerkt.” Trim fluit even, “I’m gonna call a couple pipe-hittin’ niggers, who’ll go to work on homes here with a pair of pliers an a blow torch. I’m gonna hit Medieval on your ass,” citeert hij Pulp Fiction. “Duss… De hoofdverdachte in de moord op Yohan is Marsellus Wallace?” spot Hendrik. “Ik denk,” zegt Trim, “dat we Marsellus wel kunnen uitsluiten als een mogelijke dader.”

De telefoon van Hendrik maakt geluid; hij neemt het gesprek aan. “Hoofdagent De Ruyter…Ah… Bent… Nieuws? Wat dan? Wacht, wacht, ik zet je op de speaker, dan kunnen we het allemaal horen.” Hendrik voegt de daad bij het woord en de donkere stem van Bent klinkt glashelder door de speaker van de Philips DECT telefoon door de ruimte. “Hendrik. We hebben het onderzoek van de aangetroffen sporen afgerond. De voetstappen van het slachtoffer en, naar het zich laat aanzien, drie aanvallers hebben we gevolgd tot de rand van het Oelie Oeliebos, precies de andere kant van waar jullie vandaan zijn gekomen. Daar troffen we de auto van het slachtoffer aan, een Audi A3 1.4 TFSI G-tron, zo’n ding op aardgas. Het portier was open, de auto stond op contact en we vonden kogel inslagen rond de auto, in de aarde. We zijn nu de kogels aan het uitgraven. We hebben al gipsafdrukken gemaakt van de bandensporen en die zijn intussen onderweg naar het lab.” “Super werk Bent!” roept Trim uit, “met die kogels hebben we misschien iets tegen de Aruguloclan. Meestal zijn ze zo zorgvuldig dat ze alle kogels verzamelen. Zou dit de fout zijn waar we al zo lang op wachten?” Vanaf zijn positie in het Oelie Oeliebos antwoordt Bent, “Laten we het hopen, het zou een enorme slag zijn als we de Rucolamaffia kunnen oprollen en het zou veel eten in heel veel restaurants in heel Nederland een stuk smakelijker maken.” Bent verbreekt de verbinding om zijn werkzaamheden voort te zetten.

Hendrik heeft het toestel net op de lader teruggelegd als er op de deur geklopt wordt. Jan roept “Binnen,” zich verbazende dat er mensen zijn die netjes kloppen. Paula Etrolhe’d stapt de kamer binnen. In haar hand heeft ze haar LG S5 Titan. “Heren,” zegt ze, Jeanny bewust negerend, “Goedemorgen. Jullie weten misschien dat ik in contact sta met onze lokale superheld, Komkommerman. Ik heb zojuist dit bericht van hem ontvangen. Ik ken Komkommerman inmiddels voldoende om te weten dat hij nooit in een rechtszaal voor een zaak zal getuigen; maar hij kan u wellicht op de goede weg helpen in uw zaak betreffende de moord op Observigisto.” Ze stuurt het bericht van haar telefoon naar de computer van Hendrik. Die begint voor te lezen. “Gisteravond, rond twaalf uur middernacht, kreeg ik het gevoeld dat er een auto in nood zou komen.” Aangezien iedereen naar Hendrik kijkt zien ze niet hoe Paula zacht knikt. Hendrik leest onverstoord verder. “Ik spoedde mij naar het Oelie Oeliebos om daar het laatste deel van een achtervolging aan te treffen. Een Audi A3 G-tron kwam tot stilstand. Een Lexus RX450h stopte er vlak achter. Vanuit de Lexus werd er door twee inzittenden geschoten op de Auto. Ik heb, door het afvuren van komkommers, kunnen voorkomen dat de Audi geraakt werd. De bestuurder van de Audi verliet vervolgens het voertuig en rende dieper het Oelie Oeliebos in. De drie inzittenden verlieten vervolgens de Lexus in achtervolging te voet. Aangezien de Audi nu veilig was heb ik het bos verlaten.” Hendrik stopt met lezen. “Echt? Hij komt een achtervolging tegen en zodra de auto veilig is laat hij de mensen aan hun lot over?” Paula knikt, duidelijk ditmaal, “Ja, dat is Komkommerman.” Hendrik zucht, schudt zijn hoofd en leest verder. “Vanuit het diepe bos hoor ik schieten en kreten, roepende dat de vluchtende persoon moet stoppen. Vervolgens hoor ik een doffe klap, alsof iemand op hoge snelheid tegen een tak klapt. Ik vertrek, het kenteken van de Lexus is NK-883-Z.” Hendrik heft zijn handen op. “Dat is het,” zo sluit hij af.

Trim glundert echter van oor tot oor. “Een Lexus RX450h met kenteken NK-883-Z. Is dat toevallig een witte met Sport Line pakket erop?” Hendrik toetst het kenteken in. “Ja,” zegt hij verbaasd, “dat klopt.” Trim lacht. “Die Lexus is van Le Porc, hij heeft hem net een maandje.” “Ja,” zegt Hendrik en hij wijst op het beeldscherm, “maar hij staat op naam van Prestupnik Lease uit Oostplas.” Trim knikt, “Klopt,” zegt hij, “dat is de huisleasemaatschappij van International Rucola Imports B.V.” Hendrik typt verder en leest voor: “International Rucola Imports B.V. Onderdeel van Rucola Holding. Dat is weer eigendom van Zatmeniye B.V. te Rusland. Eigendom van Sig B.V. te Noord-Korea, eigendom van Ri Shí in China, onderdeel van Fànzui Zŭzhi, ook in China. Dat is de moedermaatschappij, eigenaar is onbekend, of de Chinezen willen het gewoon niet melden.” Trim wijst op Hendrik. “En de eigenaar daarvan is Gilles le Porc. Ik heb de Lexus al eens bij zijn huis gezien én ons onderzoek heeft ons een beter inzicht gegeven over de organisatiestructuur van Le Porc’s emperium.” Petra meldt zich er kort in, “Ik heb nog werk liggen dus ik ga weer. Trim, de verklaring van Komkommerman is verder niet te gebruiken, houdt daar rekening mee.” Trim knikt en Paula vertrekt.

De deur is net achter de bevallige kont van Paula gesloten of de telefoon van Hendrik gaat weer; zonder dat er een causaal verband tussen de twee gebeurtenissen is. In de display ziet hij al wie de beller is. Met een uitbundig “Victoria!” neemt hij het gesprek aan, meteen op de speaker. “Hallo Hendrik,” zegt ze, “zo te horen sta ik op de speaker. Mooi. Ik wil gaan beginnen aan de autopsie, willen jullie erbij aanwezig zijn?” In de kamer kijkt iedereen rond. Jan neemt het woord. “Victoria? Ik stel voor dat Trim en Hendrik naar jou toekomen om de autopsie bij te wonen. Jeanny en ik gaan dan naar de moeder van Elon; die moeten we ook nog steeds spreken.” “Prima,” zegt Victoria, “dan wacht ik nog even. Tot zo!” en ze beëindigd het gesprek. “Mooi,” zegt Jan, “geregeld dus.” Trim is enthousiast. “Zeker mooi, ik ontmoet Vicki niet zo vaak, jullie van moordzaken hebben vaker met haar te maken,” en hij loopt weg, Hendrik volgende in diens kielzog. “Goed,” zegt Jan tegen Jeanny, al knaagt het enthousiasme van Trim over de nakende ontmoeting met Victoria wel, zeker met het feit dat hij haar benoemde met ‘Vicki’. “We gaan,” en hij staat op.

De tweeliter, viercilindermotor onder de kap van de SAAB 9-3 zoemt zacht en trekt de auto met de inzittenden met speels gemak over de wegen van het buitengebied van Middelmear. Jeanny kijkt naar buiten, ze is nog onbekend met de wegen rondom de stad. “Wat is dat?” vraagt ze aan Jan en ze wijst op een gebouw in de verte. “Dat is de gevangenis van Middelmear,” zegt Jan, “In Profundum Inferni, zo heet het.” “Ja,” gaat Jeanny verder, “maar wat staat daar? Op het buitenterrein?” Kort haalt Jan zijn blik van de weg om te kijken waar Jeanny naar wijst. “Oh, dat,” zegt Jan, “dat is de galg. Tot 1963 werd in Middelmear de doodstraf opgelegd en uitgevoerd. Kløtefent de Balzack was de laatste die geëxecuteerd werd. De galg, van Middelmear, Suggestus Iustitiem, werkt volgens een uniek concept. De galgen die lang in de Verenigde Stagen zijn gebruikt werken met een valluik. De veroordeelde krijgt een kap over het hoofd, de strop om de nek en het valluik werd geopend. De veroordeelde valt, de strop en het eigengewicht van de veroordeelde breken de nek. De veroordeelde is dood. In Middelmear werd, en wordt, deze methode als onmenselijk gezien omdat de veroordeelde een snelle en vrijwel pijnloze dood sterft; in veel gevallen in tegenspraak met het leed dat de veroordeelde had veroorzaakt; waardoor er weinig tot geen genoegdoening is naar het slachtoffer of de slachtoffers en de nabestaanden van het slachtoffer of slachtoffers. Daarom werkte de galg in Middelmear anders. De veroordeelde kreeg geen kap over het hoofd, maar uiteraard wel een strop om de nek. Er is geen valluik maar een katrol waarmee de veroordeelde opgetakeld werd waardoor de luchttoevoer langzaam afgekneld werd. Hierdoor stierf de veroordeelde een langzame en pijnlijke dood; de doodstrijd van De Balzack duurde zelfs een half uur.” Jeanny huivert. “Wat gruwelijk.” Jan kijkt haar kort aan. “Echt? Wat denk je dan dat De Balzack had gedaan? Winkeldiefstal? Fraude? Door rood licht gereden? Nee! De Balzack had veertien vrouwen ontvoerd, gemarteld en meerdere malen verkracht en vervolgens levend gevild! Alleen door goed recherchewerk van een voorganger van mij, Jack Vries, is hij gearresteerd, veroordeeld en terechtgesteld. Anno nu zou hij, in de rest van Nederland, na veertien jaar weer vrij rondlopen, op jacht naar zijn volgende slachtoffer omdat de Nederlandse rechters meer letten op de belangen van de dader dan die van het slachtoffer/de slachtoffers, de nabestaanden en de maatschappij in het geheel. Gelukkig hebben wij die sukkels hier niet in Middelmear.” Jan zwijgt en Jeanny houdt wijselijk haar mond.

“Dus hier woont mevrouw Elon,” zegt Jan en hij parkeert de SAAB netjes in een daarvoor bestemd vak. Ze stappen uit en lopen naar de ingang van verzorgingshuis ‘Quod est ad fimen’. De receptionist groet hen vrolijk. “Goedenmorgen mijnheer, mevrouw. Waarmee kan ik u van dienst zijn.” Jan en Jeanny tonen hun legitimatie. “Recherche Middelmear,” zegt Jan, “wij komen voor mevrouw Elon.” “Ach ja,” zegt de receptionist, “Mevrouw Elon heeft ons al laten weten dat u zou komen. Ze wacht voor u in de Delazaal, dat is hier rechts, de gang door, voorbij de Monutazaal rechts, en dan is het de eerste deur.” Jan glimlacht even naar hem, “Dank u.”

Een korte wandeling later zitten ze in de Delazaal tegenover mevrouw Elon. “Mevrouw, gecondoleerd met uw verlies, maar hoe maakt u het na uw val van gisteren?” Mevrouw Elon knikt minzaam. “Dank u,” zegt ze, “het was gisteren vooral de schrik, verder heb ik niet.” Ze zucht. “We hadden het nooit makkelijk thuis. Van de Slæpfæst Beddenfabriek kregen we een toelage tot Martin oud genoeg was om er te gaan werken en in de voetsporen van zijn vader te treden.” Ze zwijgt en Jan grijpt de mogelijkheid. “Uw man werkte ook voor de beddenfabriek?” Mevrouw Elon knikt. “Hij was daar directeur. Ik begon als jonge vrouw op de matrassenafdeling en heb hem zo ontmoet. Het klikte eigenlijk meteen en binnen het jaar waren we getrouwd en we waren dolgelukkig samen tot ik zwanger raakte.” De herinnering maakt haar weer emotioneel. “Levinus smeekte me om het kind weg te laten halen, maar de pastor was er fel tegen. Toen het te laat was om de vrucht nog te laten aborteren heeft Levinus zichzelf van het leven beroofd. In zijn afscheidsbrief schreef hij hoe hij tot leven kwam toen hij mij ontmoette en hoe zijn leven beëindigd werd toen ik de abortus weigerde.” Jan en Jeanny zijn er stil van. Mevrouw Elon gaat verder. “Ik heb mijn best gedaan om Martin het niet te verwijten, maar ik denk dat ik het toch niet goed genoeg verborgen heb. Sinds zijn pubertijd, daar waar je verwacht dat een jongen sexueel actief gaat worden; naar meisjes toe, naar jongens toe of zelfs alleen met zichzelf…” Ze schudt haar hoofd, “De jongen groeide op zonder enige sexuele gevoelens, zonder enige sexuele verlangens, zonder enige sexuele behoeften.” Een moment van stilte volgt. “Mevrouw Elon, hebt u enig idee wie uw zoon kwaad zou willen doen? Heeft hij het er ooit over gehad dat hij bedreigd werd? Zakelijk of privé?” vraagt Jan, maar Mevrouw Elon schudt haar hoofd. “Martin en ik hadden nooit veel contact. Hij betaalde dit verzorgingshuis en kwam ééns in het half jaar op bezoek en dat vonden we beiden wel prettig.” Jan vraagt haar, “Waarom belde u uw zoon gisteravond?” “Ik wist dat Vino & the Ouzo’s zouden gaan optreden,” antwoord mevrouw Elon, “ik ben er een groot fan van en ik hoopte dat Martin kaartjes voor me kon regelen.” “Aha,” zegt Jan, “mocht u zich iets bedenken dat van belang kan zijn voor het onderzoek… ik kan u al wel vertellen dat wij de vermoedelijke dader gevonden hebben, maar dat hij ook waarschijnlijk in opdracht van een derde persoon handelde.” Mevrouw Elon knikt, “Dank u wel, Inspecteur.” Jan en Jeanny vertrekken.

Op het moment dat Jan en Jeanny op de heenweg naar Mevrouw Elon langs de gevangenis rijden, stappen Trim en Hendrik het laboratorium van Dokter Victoria Butler binnen. “Victoria!” zegt Trim vrolijk, “Het is altijd weer leuk om jou te zien, zelfs gezien de omstandigheden. Dank je dat je op ons gewacht hebt. We hebben een getuige die een klap gehoord heeft, alsof iemand tegen een tak aanliep. Heb je daar iets van kunnen vinden?” Victoria glimlacht, “Goed dat je het zegt, hier op zijn hoofd,” en Victoria wijst de plek aan, “zit inderdaad een blauwe plek met wat boomschors.” Yohan Observigisto ligt naakt en dood op de onderzoekstafel. “Laten we maar beginnen,” zegt Victoria en ze houdt haar scalpeermes omhoog. Soepel trekt ze dit dwars over het opgezwollen onderlichaam van Observigisto. “Ik begin hier,” legt ze uit, “omdat ik wil weten wat die zwelling veroorzaakt. Die is sinds ik het lichaam in het Oelie Oeliebos gecontroleerd heb niet veranderd.” Ze kijkt in de incisie. “Huh? Wat is dit?” Vanuit de darmen van Observigisto komt, naast bloed, een lichtgele substantie. Trim buigt zich er naar toe. Hij tikt er zacht tegenaan met een willekeurig instrument dat hij even van de schaal had gepakt. “Hmm,” zegt hij, “hard en licht. Ik denk dat spul wel eens Purschuim kan zijn.” Victoria kijkt verder terwijl het bloed via de heupen van Observigisto naar het blad van de operatietafel zakt. Voorzichtig tilt ze de genitaliën op, of wat daar nog van over is. “Oh, hier zie ik ook iets van dat spul. Het lijkt in zijn rectum gespoten te zijn.” “Ai,” zegt Hendrik, “dat spul zet enorm uit, dat moet een uitermate pijnlijke dood zijn geweest.” Ook Trim trekt een pijnlijk gezicht. “Doodsoorzaak?” zegt Hendrik op vragende toon tegen Victoria. Ze knikt, “Ik denk het wel. Zijn gehele onderlichaam was opgezwollen. Ik zal hem verder onderzoeken, maar werk maar met dat idee. Of het was het werk aan zijn genitaliën of het was het Purschuim in zijn darmen dat hem het leven kostte.”

Drie kwartier later zit iedereen weer in de kamer op het bureau. “De jongens in uniform halen Le Porc op, dit keer ondervragen we hem maar eens hier. Gewoon op het bureau,” zegt Trim. “Jan?” vraagt hij, “wil jij het verhoor doen?” Jan knikt, “Dat doe ik wel, ik neem aan dat jij mee gaat luisteren?” “Natuurlijk,” grijnst Trim, “ik ga naast je zitten, dit wil ik niet missen.”

Gilles le Porc zit ongemakkelijk op de stoel. Het is onmogelijk om een prettige houding te vinden in deze stoel. Daarop is deze stoel ontworpen, ontwikkeld en gebouwd. Naast Le Porc zit een vrouw. Gezien haar beroep is de omschrijving ‘dame’ onterecht. “Mevrouw Fer, Lucy. Wat leuk dat u weer eens op bezoek komt,” zegt Trim tegen haar, “ditmaal in de hoedanigheid als advocaat van mijnheer Le Porc.” Fer geeft een minne glimlach. Jan opent het verhoor. “Mijnheer Le Porc. Toen wij gisteren bij u waren, vroegen wij u of u wist waar uw medewerker Yohan Observigisto zich bevond; waarop u ons vertelde dit niet te weten. Weet u inmiddels waar hij is?” Le Porc glimlacht even, “Helaas heren, wij hebben Yohan niet gezien, al niet toen u bij ons was en ook niet sindsdien. Uiteraard zouden wij contact met u hebben opgenomen indien zijn verblijfplaats bekend geworden zou zijn.” Trim glimlacht terug en Jan vervolgt, “Ik kan u melden dat wij Observigisto inmiddels gevonden hebben en dat zijn huidige verblijfplaats koelcel 16D is van autopsielaboratorium twee.” “Ah,” zegt Le Porc, “dat is spijtig om te horen dat wij onze collega verloren hebben, maar voor u is het goed nieuws omdat uw zaak rond de dood van… Elon was het(?) is ieder geval is opgelost en hebt u mijn hulp niet meer nodig.” Le Porc maakt aanstalten om op te gaan staan maar Trim grijpt in, “We zijn nog niet klaar, ga zitten.” Lucy Fer kijkt Trim boos aan, “Inspecteur Polad Top, wij kennen uw pesterijen van onschuldige burgers inmiddels, dus als u niets concreets heb is dit gesprek voorbij.” “Maar wij hebben iets,” zegt Jan, “Een getuige heeft uw Lexus 450h gezien achtervolging op de Audi van Observigisto. De tip is voldoende voor een doorzoekingsbevel om uw auto te controleren op sporen; het is erg handig dat deze hebt meegenomen zodat onze forensische medewerkers deze kunnen controleren.” Fer kijkt Jan fel aan. “Bevel? Dat wil ik dan wel eens…” Jan overhandigd haar het bevel. Ze leest het minutieus door alvorens het met een klap op de tafel te leggen. “Rustig Lucy,” probeert Le Porc haar te kalmeren, “als er niets is kunt je ook niet vinden.” Hij richt zich tot Trim, “Of er moet iets geplaatst worden, maar ik weet zeker dat mijn medewerkers het geheel filmen.” Trim glimlacht, “Ik hoop het, dat zou ins in de rechtszaak ook helpen met bewijs onzerzijds is en zorgt er dus voor dat die kaar in de rechtszaak niet meer gespeeld kan worden.” Als blikken konden doden was Lucy een meervoudige moordenares.

Er wordt op de deur van de verhoorkamer geklopt. “Binnen!” roept Jan en Jeanny loopt naar binnen. Ze fluistert wat in het oor van Jan om vervolgens dezelfde melding in het oor van Trim te doen, dan vertrekt ze weer. De opmerking brengt een grote glimlach op het gezicht van Trim. “De banden van uw Lexus,” zegt Jan, “zijn dezelfde als de bandensporen die we op het plaats delict hebben aangetroffen.” Le Porc glimlacht, “Er zijn in 2016 182 Lexussen RX450h verkocht, er zijn dus nog steeds 181 andere mogelijke auto’s die daar geweest kunnen zijn.” Jan kijkt Trim aan. “Hadden we het al over de getuige gehad? Ja hé.” Le Porc glimlacht weer. “Produceert u deze getuigen dan maar.” Jan glimlacht terug. “Waar was u gisteravond, zo tegen middernacht?” “Thuis,” antwoord Le Porc, “in bed.” “Is er iemand die dit kan bevestigen?” vraagt Jan. Le Porc glimlacht, zoals hij dat al de gehele ondervraging doet, “Ik had u graag willen vertellen over de mooie vrouw die naakt naast me in bed lag, maar helaas lag ik er alleen.” “Een mooie vent die naakt naast u in bed lag, dan misschien? Doen we niet moeilijk over,” zegt Trim. Le Porc schudt zijn hoofd, “Ik ook niet,” zegt hij, “maar er lag ook geen naakte man.” “Geen alibi dus,” zegt Jan, “En uw auto, was deze de gehele avond bij uw huis?” “Daar ga ik wel van uit,” zegt Le Porc. “Geen GPS track & Tracesysteem in de auto?” vraagt Jan. “Nee,” zegt Le Porc. “Vreemd,” zegt Trim, “ik dacht dat de leasemaatschappij of anders de verzekering bij een auto van die waarde, zeker een hybride die in Oost-Europa erg populair is en dus een hoge diefstalgevoeligheid heeft, toch verplicht een Track & Trace zou moeten hebben.” Le Porc schudt zijn hoofd, “Nee, van onze leasemaatschappij hoeft dat niet.” “Hmm,” zegt Trim, “apart.” Er wordt weer op de deur geklopt. “Binnen!” roept ditmaal Trim. Jeanny stapt even naar binnen en wenkt de beide rechercheurs. Deze staan op en verlaten de verhoorkamer. “Wat heb je gevonden?” vraag Jan aan haar. “In de bagageruimte van de Lexus hebben we kleine resten afgebladderde verf gevonden. Het zou van een gasfles kunnen zijn, maar om zeker te weten moeten we de fles in kwestie hebben,” zegt Jeanny. “Kunnen we Le Porc vasthouden met wat we hebben?” vraagt Trim aan Jan. Die schudt zijn hoofd. “Nee,” antwoord hij, “geen concrete verdenking, geen bewijsmateriaal dat hem direct linkt aan het PD en geen motief. Het niet hebben van een sluitende alibi is niet voldoende.”

Jan en Trim stappen de verhoorkamer weer binnen. Lucy Fer zit met een zelfvoldane glimlach op haar gezicht. “Heren,” zegt ze, “u hebt niets en u bent nu alleen aan het vissen. Als u een concrete verdenking tegen mijn cliënt hebt hoor ik dat graag, anders vertrekken wij nu.” “Helaas,” zegt Jan, “hebben wij op dit moment onvoldoende bewijs om uw cliënt op de plaats delict te plaatsen, dus u kunt gaan.” Lucy en Le Porc staan op en wandelen langs Jan en Trim naar de uitgang van het politiebureau. “Hebben we een GPS tracker op de auto van Le Porc gemonteerd?” vraagt Trim, maar Jan ontkent. “Nee, jij wil Le Porc ook pakken, maar dan moeten we het wel volgens de regels doen. Met een advocaat als Lucy Fer moet je de aanklacht in orden hebben anders hakt ze het in stukken en loopt Le Porc weg. Maar Hendrik zal ze schaduwen, al verwacht ik dat ze snel zullen merken dat ze gevolgd worden.”

Twee uur later belt Hendrik naar Jan. “Chef, ze zitten nu met z’n allen in de Steak & Rucola Inn te eten. Moet ik blijven posten?” “Ja,” zegt Jan, “ze weten waarschijnlijk toch dat je hen schaduwt.” “Wacht even,” zegt Hendrik, “er gebeurt wat. Eén van de bewakers van Le Porc komt naar buiten en hij heeft wat in zijn handen. Hij loopt naar me toe.” Even blijft het stil, dan hoort Jan hoe er op de ruit van de Mazda geklopt wordt. “Agent de Ruyter,” hoort Jan de man zeggen, “namens mijnheer Le Porc en mevrouw Fer bied ik u deze gepaneerde gefrituurde sushi met rucolasalade aan. Eet smakelijk en een prettige dag nog.” Jan hoort hoe Hendrik de plastic bak op de passagiersstoel zet en de telefoon weer naar zijn mond brengt. “Ja,” zegt Hendrik, “ze weten dat ik hen volg. Wat wil je dat ik doe? Doorgaan met schaduwen?” “Eet eerst maar jouw sushi op,” zegt Jan, “blijf maar volgen, dan weten ze dat ze zich geen misstap kunnen permitteren.”

Jan verbreekt de verbinding en legt de telefoon neer. Victoria stapt de kamer binnen met een rapport in haar handen. “Alsjeblieft,” zegt ze, “het autopsieverslag van Observigisto. Doodsoorzaak: interne bloedingen nadat er Purschuim in zijn darmen is gespoten. Ik heb de uitslag van het toxicologisch onderzoek ook al binnen en daar wordt je niet vrolijk van. In zijn bloed zat grote hoeveelheden cafeïne zodat hij de pijn van de lasbrander gevoeld moet hebben, het was duidelijk het doe hem wakker te houden.” Jan rilt bij de gedachte. Victoria kijkt om zich heen maar ziet niemand in het kantoor. “Iedereen weg?” vraagt ze. Jan knikt. “Trim zit weer bij zijn team van Zware Misdrijven, Hendrik schaduwt Le Porc en consorten en Jeanny zit bij Fraude opzoek naar iets dat Observigisto aan Le Porc en de moord op Elon kan koppelen.” “Ok,” zegt ze, ze gaat op het bureau van Jan zitten en buigt zich naar hem toe. Op zachte toon zegt ze tegen hem: “Nog even over afgelopen nacht. Ik vond het heerlijk en ik was er ook echt aan toe. Ik ben niet op zoek naar een relatie, maar zo nu en dan…” ze verlaagt het volume nog verder, “sex…” om terug te keren naar een simpelweg ‘zacht’ volume, “met iemand die ik ken, iemand die ik vertrouw… het is lekker en ik heb het ook gewoon nodig en mijn Tarzan brengt niet wat ik zoek. Ik hoop alleen dat jij er ook van geniet want vannacht had ik het gevoel dat jij je er niet prettig bij voelde. Alle biomechanische processen werkten bij jou, maar het leek alsof je er niet van genoot.” Jan kijkt ook schichtig om zich heen. “Je hebt gelijk. Alles daar beneden werkt volgens de fabrieksspecificaties, maar om te zeggen dat ik er van genoten heb… nee. Ik…” Hij zucht, “Ik heb de hele tijd het gevoel alsof ik misbruik van je maak, omdat het alleen maar sex is.” Victoria glimlacht, “Nou, maak je geen zorgen; zoveel aandacht als je voor mijn genot had maakt het onmogelijk om het misbruikt te kunnen noemen. En daarbij, het is met wederzijdse instemming. Ik denk dat ik weet wat jouw probleem is. Jij ziet sex nog als iets waar mannen voor gaan als een lichamelijk iets en dat vrouwen het altijd aan liefde koppelen. Dat is nu niet meer zo. Uiteraard geldt het niet voor iedereen, maar ook vrouwen hebben tegenwoordig sex om de sex, net zoals mannen dat doen, zonder een relatie te zoeken. Puur voor de lichamelijke ontlading. Maar ik ben de eerste om toe te geven dat dit het beste gaan bij een vertrouwd persoon. Dus, maar je geen zorgen. Je maakt geen misbruik van mij, ik maak geen misbruik van jou. Wij zijn twee volwassen mensen die genieten van wat onze lichamen ons allemaal aan genot kunnen bieden. Goed?” vraagt je. Jan knikt. “Maar,” zegt hij, “het zal wel even duren voor ik dat geestelijk los zal kunnen laten.” Ze glimlacht even. “Geeft niets joh.” Victoria klopt hem even op zijn knie en loopt weer weg. Even schudt ze met haar billen wat een lach ontlokt aan Jan.

Die avond staat Charlotte onder de douche als Hendrik zich onder de straal warm water meldt en zijn handen over haar natte, naakte en gespierde lichaam laat glijden. Jan probeert zich te ontspannen door via internet een vakantie te boeken bij Paradise Travels, gespecialiseerd in reizen naar Saint Marie. Via Facebook heeft hij contact met Victoria die zo’n reis ook wel wat lijkt. Trim zit in de sportschool “De Vette Hap,” een sneer naar snackbar “De Fitness,” en stoot gezichten van honderdtien kilo omhoog, zonder dat het hem enige moeite lijkt te kosten. Nadat hij plaats heeft genomen op de roeimachine wordt hij afgeleid door een brunette in een strak trainingspak die een loopband in beweging houdt. Hij heeft op haar hetzelfde effect. Ze glimlacht naar hem en hij glimlacht terug.

Jeanny zit met een kom noedels voor haar TV. Verlekkerd volgt ze NCIS met haar ogen volledig gericht Michael Weatherly. “Mmm,” kreunt ze goedkeurend, hoewel het niet duidelijk is of dit betrekking heeft op het voorkomen van Very Special Agent DiNozzo of dat Jeanny de noedels bedoeld. Misschien wel beiden. Ze plukt een stofje van het paars/blauwe joggingpak dat ze draagt en rilt even als de stof over haar naakte tepel glijdt. Nadat de aflevering is afgelopen zet ze de lege kom op tafel, schakelt ze de TV uit en kruipt ze achter haar computer, op weg naar haar favoriete porno; klaar om zich om te laden voor enkele handtastelijke fantasieën waarbij de eerder vermeldde Michael Weatherly een prominente rol zal gaan spelen. In de filmpjes op de site ziet ze hoe vrouwen zich overgeven aan de man. Terwijl Jeanny toekijkt stijgt haar opwinding. Haar tepels strekken zich naar haar joggingpak toe. Haar opwinding stijgt verder, maar haar hersenen maken nog een extra connectie. Jeanny wordt lijkbleek is in één klap weg. “Oh küt,” stamelt ze. Ze springt op en rent naar haar slaapkamer toe. Snel trekt ze haar joggingpak uit, staat kortstondig naakt in de kamer maar trekt vlug ondergoed aan om weer in het joggingpak te schieten. Ze sprint naar beneden, naar buiten naar haar Mazda, start de motor en raast weg.

De bel gongt door de grote en lege hal. Continue en zonder enige onderbreking klinkt het geluid door het grote huis. Zuchtend loopt Marion le Solei van de woonkamer naar de deur. Een extra zucht als ze zich bedenkt dat ze het glas Heidsieck wijn op haar peperdure tafel heeft laten staan. Ze opent de deur en ziet Jeanny staan. Jeanny’s lip trilt en ze begint te huilen. “Oh mam, ik heb een enorme fout gemaakt!”

“Verdomme trut! Kun je dan echt helemaal niets?” Marion is woedend. “Heb je enig idee hoeveel moeite ik heb moeten doen om jou op die positie te krijgen?” schreeuwt ze haar dochter toe. Jeanny zit huilend op de bank. “Sorry mam!” huilt ze. “Wat heb je nu weer verkloot?” bijt Marion haar toe. “Ik heb een getuige verhoord,” snikt Jeanny, “Ze gaf aan dat ze straalverliefd was op het eerste slachtoffer, maar ik werd zo geil van haar verhaal dat ik het niet heb doorgegeven aan de inspecteur; ik was het vergeten. Het enige wat ik wel heb doorgegeven is dat het slachtoffer a-sexueel was.” Marion zucht. “Wat is jouw plan om dit recht te gaan breien of verwacht je dat ik het weer eens oplos?” Jeanny jammert iets onverstaanbaars, alvorens het begrijpelijk wordt: “Mijn spullen pakken en weg hier?” “NEE TRUT!” schreeuwt Marion, waarbij het op te merken is dat buren last zouden kunnen hebben van het volume van de ruzie, ware het niet dat de woning van Marion le Solei een vrijstaand pand is en de dichtstbijzijnde buren op net geen kilometer afstand wonen. “Ik kan geen nieuwe overplaatsing verantwoorden; niet van jou en niet van mij. Bovendien heb ik hier werkzaamheden; verplichtingen.” Jeanny jammert verder. Fel wijst Marion naar haar: “Dit keer los het zelf maar op. Rot op! Ik wil je voorlopig niet meer zien!” Huilend vertrekt Jeanny.

“Wat denk je, Trim. Wat kunnen we doen?” vraagt Jan de volgende ochtend aan de inspecteur met die naam. Die zucht. “Moeilijk,” zegt hij. “Het lab heeft bevestigd dat de bandensporen bij het lichaam van Yohan van de auto van Le Porc zouden kunnen zijn. Maar niet dat het specifiek zijn auto was, daarvoor waren de banden te nieuw en nog volledig onbeschadigd. We hebben wel de getuigenis van Komkommerman die de auto gezien heeft, maar zijn getuigenis is niet te gebruiken in een rechtszaal en bovendien heeft hij niet echt op de personen gelet. Er is verder geen fysiek bewijs te vinden. Dankzij onze vriend Noïa zijn er geen flitscamera’s die een gehaaste Le Porc gefotografeerd zou kunnen hebben én er zijn geen camera’s die op de weg gericht mogen worden.” Hij slaat met zijn vuist op het bureau. “Doe je voorzichtig met mijn bureau, ik bereken zo een nieuwe door aan jouw afdeling,” grinnikt Jan. Trim grinnikt ook, kort. Dan loopt Hendrik het kantoor binnen. “Goedenmorgen,” zegt hij en hij kijkt om zich heen. “Jeanny nog niet aanwezig?” Pas nu kijken Jan en Trim naar het bureau waar Jeanny zou moeten zitten. “Eh…Ja. Ik heb haar, eerlijk gezegd, nog niet gezien,” zegt Jan. Hendrik pakt zijn telefoon en belt het nummer van Jeanny. “Gaat over,” zegt hij. “Gaat over… gaat over… gaat over… gaat… naar voicemail. Hmm. Ik ga het nog een keer proberen,” en Hendrik voegt daad bij woord. “Gaat over… gaat over… gaat over… gaat over… gaat… naar weer voicemail.” Hendrik kijkt Jan aan. Die zegt, “Rij maar even naar haar toe. Ze is in de korte tijd dat ze bij ons is nog nooit te laat geweest.”

Hendrik parkeert zijn Mazda2 achter de 323 van Jeanny die redelijk slordig is neergezet. Nadat hij is uitgestapt kijkt hij om zich heen. De buurt ‘Sowhé’ is in de jaren tachtig gebouwd in weerspraak met de toen geldende normen. De woningen zijn ruim van opzet met een acceptabele voor en achtertuin, maar ook met ruim voldoende parkeergelegenheid in de wijk, al is het niet persé direct bij de woningen. De ontwerpers, architecten en ontwikkelaars van de wijk hielden rekening met 2,3 auto per woning en de wetenschap dat iedereen wel eens bezoek zou kunnen krijgen; resulterende in extra parkeerplaatsen. Zes blokken van elk zes plekken. Toen de kwadrantwoningen nummers 78, 80, 82 en 84 afbrandden, na een kortsluiting in een wietplantage op de zolder van één van de woningen; zijn die huizen niet herbouwd maar is er een kleine parkeergarage neergezet met twee verdiepingen naar beneden en drie etages hoog. De architect van de garage, Arjen Harberink, heeft met de beperkte ruimte een klein wonder verricht door een tekening te maken met de garage die er uitziet als een reguliere woning. Lang denkt Hendrik er niet over na, hij stapt resoluut naar de woning van Jeanny. Hij begint met aanbellen, maar het enige effect is dat er binnen in het huis een bel klinkt.

“Ze is thuis, maar ik heb sinds gisteravond geen activiteit meer waargenomen,” klinkt een stem rechts van Hendrik. Hij kijkt opzij en schrikt even van het beeld. Een man, met alle tekenen van een niet al te hoge leeftijd; maar met een bleke huis, ingevallen en doffe ogen. Een levende dode of een geestverschijning zou een passende omschrijving zijn. “Goedenmorgen,” zegt Hendrik vriendelijk, “Mijn naam is De Ruyter, ik ben een collega van Jeanny,” en hij toont de man zijn politielegitimatie. De man knikt kort. “Gisteravond stormde ze ineens weg, joeg er vandoor met haar oude Mazda. Ongeveer drie kwartier later was ze terug. Ze smeet de deur met een rotklap dicht en sindsdien is het stil. Al moet ik toegeven dat deze woningen een prima isolatie hebben.” Hendrik zegt, “Ok, apart. We weten niet beter of ze is altijd op tijd op het werk.” Hij wijst op de deur, “U hebt niet toevallig een sleutel?” De man knikt, “Toevallig wel.” Hij grijpt naast zich en overhandigd de sleutel aan Hendrik die meteen de deur ontsluit en opent om de sleutel meteen weer terug te geven. “Dank u,” zegt hij. Vanuit de woning van de man klinkt een langgerekt “Papaaaaaaaaaaa.” De man krimpt ineen. “Eén tip,” zegt hij voor hij terug naar binnen stapt, “wordt nooit een huisvader.” Nog kort kijkt hij Hendrik met een blik in zijn ogen die zegt ‘Just shoot me,” alvorens in de woning te verdwijnen en zijn deur te sluiten.

Hendrik duwt de deur van de woning van Jeanny verder open. Binnen heerst de duisternis, slechts in kleine kiertjes tussen de dikke gordijnen doorbroken door het Middelmears ochtendlicht. “Jeanny!” roept Hendrik op luide toon. “Ben je er? Jeanny?” Hij stapt de woonkamer binnen. De computer en monitor staan nog aan. Een hem wel bekende pornosite begroet hem. Hendrik geniet even van het gevoel van herkenning, maar heeft niet de drang om te kijken of er nog interessante nieuwe content is; nu hij een relatie heeft met Charlotte vind hij de site een beetje… afstandelijk. Om de monitor te beschermen tegen inbranden schakelt hij het uit. “Jeanny!” roept hij opnieuw, terwijl hij door de woonkamer kijkt. Een simpele Solsta slaapbank met een koffietafel ervoor lijkt het middelpunt te zijn. Een kast herbergt servies van een bekend Zweeds woonwarenhuis en een foto, een oude foto in een soortgelijke lijst. Aandachtig bekijkt Hendrik de foto. Een vrouw, een jonge vrouw met een klein meisje van een jaar of zes op haar schoot. Er is een lach bij de vrouw, maar een lach om het poseren en niet één van echte vreugde. Het vermogen om een lach te produceren die echt geluk uitstraalt terwijl er hiervan geen sprake is zal de vrouw in de jaren sinds de foto ontwikkelen.

“Jeanny!” Met onregelmatige intervallen roept Hendrik de naam van zijn collega. Hij verlaat de woonkamer en loopt naar de keuken. Een klein beetje vaat staat klaar in de Lagan afwasmachine te worden gezet. De koel-vriescombinatie zoemt zacht, ook uit de IKEA familie van Lagan. Door het glas van de keukendeur kijkt hij de tuin in. Gras ligt plat op de grond, zo hoog gegroeid dat het niet langer in staat was het eigen gewicht te dragen. De klimop heeft bezit genomen van het Ketertuinhuis dat door de Gamma geleverd is. “Jeanny!” Hendrik verlaat de keuken en loopt de trap op. “Jeanny!” Op de bovenverdieping staat Hendrik op de overloop. Hij constateert vier deuren en een trap naar de volgende verdieping, waarschijnlijk de zolder. Hij gokt erop dat de deur aan zijn rechterhand naar de badkamer zal leiden. “Jeanny!” roept hij nog éénmaal alvorens hij deze deur opent. Zijn vermoeden is correct. IKEA blijkt de leverancier te zijn van deze badkamer. Maar Jeanny is er niet. Hendrik roept weer, “Jeanny!” en opent de tweede deur. In deze kamer is het donker. Erg donker. Dikke gordijnen laten geen straaltje licht door. Doordat er vanaf de overloop licht de kamer binnenstroomt, kan Hendrik wat zien. Hij ziet een voet, een naakte voet. Gelegen op het zwarte Brimnesbed op het dekbed van NCIS. De voet zit vast aan een been, minstens even naakt als de voet. Naast de voet beving zich een tweede voet met been, eensgezind in hun naaktheid. Hendrik kijkt verder en vindt een naakte kont in aantrekkelijke rondheid, een naakte rug, twee armen en een hoofd. Nu hij haar zo zie valt het hem op dat Jeanny eigenlijk best wel een mooie en strakke kont heeft. Haar broeken verhulden altijd het moois dat ze te bieden heeft. Alles is naakt, afgezien van het haar op haar hoofd. Voorzichtig loopt Hendrik om het bed heen. “Jeanny,” fluistert hij zacht, zonder een specifieke reden voor het verlagen van het volume. Het tapijt op de vloer dempt zijn voetstappen, maar voorkomt niet dat hij met zijn voet tegen een object tikt. Hendrik kijkt, maar ziet slechts duisternis; ook niet geholpen door het antraciet tapijt. Hij trekt het gordijn een beetje naar zich toe, zodat er enig licht de kamer in komt. Hij ziet meerdere flessen liggen, Glen Talloch Choice Blended Whisky; inhoud (toen ze vol waren) van honderd centiliter. Het object waar hij tegen tikte was echter niet een fles, maar een Moby XXXL in, blanke, huidskleur. Een prijzig sexspeeltje, al is het verkleinwoord gezien het formaat (bijna één meter) en prijs (€555,99) niet van toepassing. Ook dit object komt Hendrik bekend voor, al had hij het nooit achter Jeanny gezocht dat ze het zou gebruiken voor persoonlijk gerief. Het grote apparaat leidt hem kortstondig af. Snel telt hij de flessen Glen Talloch. Negen flessen is de eindstand, waarbij fles negen bijna leeg is. Een deel van de inhoud is in het tapijt gelekt. Een tas van Gall & Gall rust tegen het nachtkastje. Hendrik pakt het en kijkt erin. Twee volle flessen bevinden zich nog in het binnenste, evenals de bon. Hij leest de datum, de tijd, kijkt naar de grond met de lege flessen en naar Jeanny. “Feck,” vloekt hij, grijpt zijn telefoon en belt 1-1-2.

Voor de ambulance arriveert, duwt Hendrik de Moby in één van de laden van de Brimnes, om tot de conclusie te komen dat er in de lade een complete collectie ligt in diverse maten, soorten, vormen en kleuren; waaronder een fluorescerende groene. Hendrik heeft de lade net op tijd dicht, Marco en Marloes groeten Hendrik kort alvorens zich op Jeanny te storten. Marloes kijkt op naar Hendrik: “Hoe heet ze?” “Jeanny,” antwoordt hij. “Jeanny,” zegt Marloes tegen haar patiënt, “Kun je me horen?” Van Jeanny komt geen enkele reactie. Marco controleert de pols en de halsslagader, sluit zijn ogen voor een beter gevoel. “Heel zwak,” zegt hij, “maar aanwezig.” “Goed,” zegt Marloes, “Infuus erin, wat fatsoeneren en op naar het ziekenhuis.”

De buurman, die Hendrik aan de sleutel hielp, kijkt toe hoe Jeanny op de brancard, onder een discreet laken, naar de ambulance wordt gebracht. “Ik hoop dat ze snel weer beter zal zijn,” zegt de man tegen Hendrik die eveneens toekijkt, “Het lijkt me wel een leuke meid. Als ik nog enige energie over zou hebben zou ik een poging bij haar gewaagd hebben.” Vanuit de woning klinkt weer “Papaaaa,” op een nog dwingendere toon. De man zucht, kijkt nog even naar zijn buurvrouw die in een ambulance wordt geladen en zegt, “Ik zou graag met haar ruilen. Een coma lijkt me nu echt hemels.” Hij zucht nogmaals en sjokt, met hangende schouders en een zwaar gemoed zijn woning in.

“In coma?” Vol verbazing kijken Jan en Trim Hendrik aan. Die knikt. “Ja,” zegt hij, “ik vond haar in haar slaapkamer, acht en een halve fles van 100 centiliter met Glen Talloch whisky leeg naast haar bed.” Trim trekt een vies gezicht, “Ik zou er niet eens een wond ontsmetten in een levensbedreigende situatie,” zegt hij. “Jouw woorden?” vraagt Jan. “Nee,” zegt Trim en schudt zijn hoofd, “ik citeer befaamd whisky, zowel met als zonder extra ‘e’, kenner dr. Robin Kok.” Het gezicht van Hendrik klaart op. “Ja,” zegt hij, “daar heb ik over gelezen. Glen Talloch spande vervolgens een rechtszaak tegen hem aan; maar toen de verdediging bewees dat het ontsmetten van een wond met Glen Talloch tot extra en vervelende infecties leidt, verloren ze de zaak en moesten ze hem een schadevergoeding betalen van € 666.666. Dat wilden ze eerst in whisky doen, maar Kok zei toen dat hij nog voldoende ruitensproeiervloeistof had en hij bovendien niet wist wat hij met 666.000.000 liter van het spul zou moeten doen.”

Het gesprek wordt onderbroken door de binnenkomst van commissaris Marion le Solei. Koel schrijdt ze naar binnen. “heren,” zegt ze kalm, “ondanks de tragische gebeurtenissen rond agent Hölzer hebben we nog twee moorden die we moeten oplossen; dus ik stel voor dat u uw energie in de zaak steekt.” Ze draait zich om en loopt het kantoor uit nog voor iemand iets heeft kunnen zeggen. “Ze heeft een punt,” zegt Trim, “Ik wil nu eindelijk die Aruguloclan achter tralies krijgen.” Zijn telefoon gaat en Trim neemt op. “Trim... ah, Richard, hallo. Ja… echt… mooi, ik duik er op.” Hij beëindigd het gesprek. “Goed nieuws, Richard Kasteel heeft één van zijn informanten gesproken en vernomen dat er zich in de loods van Le Porc illegaal verkregen rucola zou bevinden. Ik ga naar Etrolhe’d om een doorzoekingsbevel te regelen. Gaan jullie mee naar de loods?” Jan en Hendrik knikken enthousiast.

De BMW van Trim leidt drie Iveco New Daily 180 pk sterke, gepantserde bestelwagens, gevuld met agenten, naar de loods op het Bud Spencer Industrieterrein. De Fiat Tipo met de 1.6 JTD motor die de laatste Iveco volgt, buigt af om aan de achterzijde van de loods stelling te nemen. Strategisch parkeren de auto’s voor de loods en uit de Iveco’s stappen vele agenten van het arrestatieteam. Als één doorlopende golf stromen ze de loods binnen, de aanwezige werknemers verrassend. De agenten roepen naar hen in een poging ze in één ruimte te krijgen, maar het lijkt geen effect te hebben. Daarop roept Trim in de ruimte: “Pęczek parszywe psy! Wszystko do kawiarni! I że nie będzie problemów, choć wkrótce!” Dat blijkt meer effect te hebben. “Hmmm,” zegt de adjudant van Trim, genaamd Tarek Nieustraszony, “ik zal ze ondervragen.” Twee agenten ontfermen zich over het papierwerk en stellen een doorzoekschema op. Jan en Hendrik lopen nieuwsgierig dor de loods die vol staat met grote balen rucola. “Inspecteur Pubpostdoor!” klinkt er plots luid door het gebouw. Snel lopen ze naar de agent die hen riem. “Kijk,” zegt de agent en wijst op een lasbrander. Jan glimlacht van oor tot oor, “En wat moet een lasbrander in een loods die gebruikt wordt voor de opslag en doorvoer van rucola?” Hendrik bekijkt de fles aandachtig. “Dit lijkt dezelfde kleur als de verf die we in de auto van Le Porc hebben aangetroffen. En ik zie hier ook dat er wat verf is afgebladderd.” Hendrik kijkt verder en ziet de kop van de brander. “Hmm,” zegt hij op nadenkende toon, “dat lijkt op, en ruikt als, organisch materiaal. We moeten deze lasbrander snel naar het lab krijgen.” Jan knikt naar de agent die handschoenen aandoet en de brander voorzichtig optilt. Met een gezond gevoel van spanning lopen Jan en Hendrik terug naar de kantine. Daar treffen ze Trim en Tarek aan die geen van beiden vrolijk kijken. “Verdomme,” moppert Trim, “We zijn Le Porc en zijn trawanten net misgelopen.” Tarek vertelt verder, “De voorman vertelde dat Le Porc inderdaad hier was; gebeld werd en toen snel verdween.” “Wat weten ze van de lasbrander?” vraagt Jan. Tarek roept de kantine in, “Brudne robactwo, co wiesz o pochodni?” Er wordt wat teruggeroepen waarna Tarek zich tot het trio wendt. “Ze hadden de opdracht gekregen die te verbergen in een geheime ruimte, maar dat wilden ze later doen, ze hadden er nu geen zin in.”

“Goed nieuwe, heren,” zegt Jemma Henderson tegen Jan en Hendrik als de twee het laboratorium binnenstappen. “We hebben bruikbare vingerafdrukken van de gasfles en de brander kunnen halen; de verf van de fles is hetzelfde als de resten die we in de Lexus van Le Porc hebben aangetroffen. De afdrukken van de fles zijn gelijk aan de afdrukken die we van de Lexus hebben gehaald. Daarnaast zit er op de brander organisch materiaal dat een prachtig monster van menselijk DNA blijkt te zijn en dat wordt nu, as we speak, geanalyseerd en…” Ze wordt onderbroken door een heldere ‘ping’ toon. “Oh, klaar,” zegt ze en ze loopt naar haar zus Victoria toe. “En, zus?” vraag Jemma nieuwsgierig terwijl ze meekijkt op het scherm. Victoria glimlacht en draai het beeldscherm naar Jan en Hendrik. Ook zij glimlachen. “Hallo, mijnheer Observigisto,” zegt Jan.

Het arrestatieteam verzameld zich bij de woning van Gilles le Porc. De zilveren Lexus staat redelijk dicht bij de voordeur geparkeerd. De scherpschutters hebben hun posities ingenomen. Trim en Tarek nemen veilig plaats naast de BMW. Met veel genoegen pakt Trim de megafoon, kijkt nog éénmaal naar het hoofd van het arrestatieteam. Ze knikt bevestigend en Trim roept door de megafoon naar de woning toe: “Gilles le Porc! Hier spreekt Inspecteur Trim Polad Top van de afdeling Zware Misdrijven van de Politie Middelmear. Kom naar buiten met je handen omhoog. Je bent omsingeld!” Het blijft stil vanuit de woning. In het oor van Trim kraakt de radio met het bericht van één van de sluipschutters. “Hier Alpha, geen zicht in de woning.” De andere melden zich ook. “Hier Bèta, geen zicht in de woning.” “Hier Gamma, geen zicht in de woning.” Het blijft stil dus Trim roept opnieuw via de megafoon: “Le Porc! Kom naar buiten!” Ditmaal komt er wel actie. De voordeur wordt geopend. Igor rent naar buiten, “Die gady! YA ub'yu tebya!” brult hij en hij vuurt met zijn AK47. De kogels vliegen de agenten om de oren. Eén schot van sluipschutter Bèta versplintert de linkerknie van Igor. Hij valt, maar lijkt verder onaangedaan door de wond en blijft schieten. Een tweede schot volgt, ditmaal van sluipschutter Gamma, en slaat in het hoofd van Igor die omvalt maar nog wel zijn vinger om de trekker van zijn Kalasjnikov houdt. Zijn lichaam slaat om en de kogelregen vernielt meerdere ruiten in de woning. De AK47 blijft schieten, ook als het magazijn leeg is. Als het getik het enige is dat er nog te horen is, opent de deur van de woning opnieuw. Gilles le Porc en zijn handlanger lopen langzaam naar buiten, hun handen omhoog. Vier agenten lopen naar de twee toe, hun eigen wapens gericht op de criminelen. Als ze bij de mannen zijn laten twee agenten hun wapens zakken; terwijl deze twee de slechteriken boeien blijven de twee overgebleven agenten Le Porc onder schot houden.

“Dus,” zegt Jan tegen Gilles le Porc in de verhoorkamer van het politiebureau van Middelmear. Naast hem zit Trim met een grote grijns op zijn gezicht. Tegenover hem en naast Le Porc zit Lucy Fer, huisadvocaat van Le Porc. Lucy kijkt niet echt gemakkelijk of gelukkig. “Mijnheer Le Porc. Toen wij bij uw loods arriveerden zijn we u net misgelopen, maar gelukkig vonden wij wel een lasbrander met daarop enige resten van uw werknemer Yohan Observigisto en een mooie verzameling van vingerafdrukken van Igor, Vladimir en u. Niet alleen dat; ook de verf van de gasfles is gelijk aan de verfschilfers die in uw auto zijn aangetroffen.” Le Porc komt met een poging tot een glimlach, “Ik hobby soms aan auto’s. Oude Italianen en Engelsen. Dan moet je wel eens lassen.” Trim glimlacht en knikt, “Klopt,” zegt hij, “alleen hebben we, onder de resten van Yohan, ontdekt dat de kop zo verbogen is dat je er niet meer mee kunt lassen.” Le Porc kijkt Lucy aan. Trim buigt zich naar Le Porc. “Lang, heel erg lang. Je gaat de cel in.” Triomfantelijk gaat hij achterover zitten met zijn armen over elkaar. Zacht overlegt Le Porc met Lucy om zich tot Jan te richten. “Ik wil een deal.” Jan glimlacht en schudt zijn hoofd. “Dat doen ze in Amerika, in de rest van Nederland. Niet hier in Middelmear. Wat onze aanklager vast wel wil doen is niet de zwaarst mogelijke straf eisen, mocht je wat te bieden hebben.” Le Porc zucht. “Yohan heeft bijgebeund. Hij had een klus aangenomen om die Elon om te leggen. Hij wilde niet vertellen voor wie hij die klus had aangenomen en waar hij het geld gelaten heeft. Ook niet toen we hem probeerden te overtuigen.” Trim heeft een grote glimlach op zijn gezicht.

“En?” vraagt Hendrik aan Jan als laatstgenoemde samen met Trim het verhoorkamertje verlaat. “Hebbes voor de moord op Yohan. Helaas kon Le Porc niet vertellen wie de opdrachtgever voor de moord op Elon is.” Hendrik knikt en zegt: “Ik heb intussen gezocht in de financiën van Observigisto, nu we meer informatie hebben. Ik heb ontdekt dat hij een week geleden tienduizend euro op zijn bankrekening heeft gestort. Eén handmatige storting aan de balie, dus zonder tegenrekening. Dus ben ik in de financiën van de Arena gedoken, maar ook dat helpt niet. Zolang we geen motief hebben is het moeilijk zoeken.” Jan knikt, “Kom,” zegt hij, “we gaan naar het ziekenhuis, kijken hoe het met Jeanny is. Trim, ga je mee?” Trim schudt zijn hoofd, “Nee, ik ga feest vieren met mijn team. We hebben nu, zo zag ik in een appje, ook de geheime administratie gevonden en we gaan die hele kolerezooi oprollen.”

Een half uur later zitten ze aan het bed van Jeanny. Ze ligt onder de dekens, aan een hartmonitor en een infuus. Toevallig is ook de dokter aanwezig. “Mijn naam is dokter Gerard Huis. Uw collega heeft een alcoholvergiftiging opgelopen. Gelukkig was u,” hij wijst op Hendrik, “tijdig aanwezig. Een half uur later en ze zou niet meer te redden zijn geweest. We vullen haar vochtniveau’s langzaam aan en het lijkt erop dat ze het zal gaan redden. Het is alleen niet te zeggen wanneer ze zal ontwaken. Weet u overigens of ze familie heeft want we hebben nog niemand kunnen vinden.” Jan en Hendrik kijken elkaar aan. “Nou,” zegt Hendrik, “ik heb niets gelezen in haar personeelsdossier.” “En ik,” zegt Jan, “heb haar nooit over familie horen praten.” “Toen ik in haar woning,” zegt Hendrik, “heb ik een foto gezien. Een oude foto van een vrouw met een meisje, mogelijk haar dochter. De foto lijkt me oud genoeg om Jeanny met haar moeder te kunnen zijn.” “Ok,” zegt Jan, “ga jij dat uitzoeken dan blijf ik hier bij Jeanny, mocht ze wakker worden.” Hendrik knikt en loopt weg.

Jan blijft bij Jeanny. Tegen tien uur ’s avonds komt Victoria bij hem zitten. Ze bekijkt het medisch dossier en bevestigt tegenover Jan dat Dokter Huis helemaal gelijk heeft. Rond middernacht komen Hendrik en Charlotte even kijken. Charlotte gunt Jan nog steeds geen blik waardig en Hendrik heeft geen nieuws te melden. “Ik heb de foto uit de lijst gehaal, maar helaas staat er niet achterop geschreven wat het voor ons makkelijker kan maken.” Jan knikt.

De dagen volgen elkaar op. Paula Etrolhe’d brengt de zaak tegen Gilles le Porc voor de rechter. Samen met Vladimir wordt hij veroordeeld tot zestig jaar cel wegens de marteling en moord op Yohan Observigisto. Het onderzoek naar de moord op Martin Elon verloopt minder soepel. Er is geen enkel motief te vinden voor de moord en het spoor via Observigisto loopt dood.

Het is een week later. Jan zit aan het bed van Jeanny die weer kleur op haar wangen krijgt. Jan leest verder in het boek ‘Vierkante Wielen’, waarvoor hij nu eindelijk tijd heeft. Af en toe leest hij een grappige passage voor en werpt hij een blik op Jeanny, maar er lijkt geen verschil te zijn. Hoewel… Jan kijkt nogmaals en nu weet hij het zeker: een ooglid beweegt. Hij legt het boek weg en richt zich tot Jeanny. Langzaam opent ze haar ogen. “Hey,” zegt Jan zacht, “mooi dat je er weer bent.” “Chef,” zegt ze met een zachte stem. Ze slikt een paar keer en spreekt met een vastere stem: “Het spijt me zo, ik heb het volledig verkloot.” “Rustig, rustig,” zegt Jan, “We hebben Le Porc voor de rechter gekregen, hij is veroordeeld tot zestig jaar cel. Maar het motief voor de moord op Martin Elon hebben we nog niet.” “Elon!” Voor zover mogelijk roept Jeanny het uit. “Rustig,” zegt Jan die de hartslag en bloeddruk op ziet lopen. “Ik ben wat vergeten te zeggen,” zegt Jeanny en ze grijpt de arm van Jan. “Toen ik de assistente van Elon, Zara van Wolfsbergh, ondervroeg vertelde ze me dat ze zich een keer, geheel naakt, aan Elon heeft aangeboden aan Elon, maar dat hij geen interesse in haar had; zoals hij überhaupt geen sexuele interesse had in iemand.” “Wat zeg je?” zegt Jan vol verbazing. Jeanny begint te huilen, “Zara heeft zich aangeboden aan Elon; hij mocht alles met haar doen, werkelijk alles, als hij voor sommige plekken maar glijmiddel zou gebruiken. Hij bedankte er vriendelijk voor.” Jan springt op. “Dat is het, dat is de sleutel om deze zaak op te lossen! Super gedaan!” Hij rent weg, onderweg naar de uitgang grijpt hij zijn telefoon en belt Hendrik. “Hendrik,” roept hij al hijgend, “Zara van Wolfsbergh heeft een motief! Ze is door Elon afgewezen toen ze zich aan hem aanbood. Dat is de hoek waar je in moet zoeken! Jeanny is wakker geworden en heeft zich dit herinnerd.” “Ok,” zegt Hendrik, “dat is mooi.” Hij legt de telefoon neer en vraagt de financiële gegevens van Zara op. Tien minuten later staat Jan, al hijgend, naast Hendrik. “Je hebt gelijk,” zegt Hendrik, “Zara is bezig geweest, om stukje bij beetje, tienduizend euro in cash opgenomen; steeds het maximale van haar pas, vijftienhonderd euro. Zes keer vijftienhonderd, één keer duizend. De laatste opname was dezelfde dag waarop Observigisto het stortte.” Jan knikt, “Dan moeten we mevrouw Van Wolfsbergh maar eens aan de tand te voelen. Weet je waar ze is?” “Ik weet niet of ze al weer aan het werk is, maar ik kan de Arena bellen.” Een gesprek later legt hij de telefoon weer neer. “Ja, ze is op de zaak.” “Kom,” zegt Jan, “we gaan,” en de mannen vertrekken.

“Heren, waarmee kan ik u helpen Ik hoop alleen dat het niet teveel van mijn tijd zal vragen, want ik heb vrij veel werk met de voorbereidingen voor de aankomende shows van Caro Emerald,” glimlacht Zara naar Jan en Hendrik. “Mevrouw Van Wolfsbergh, u bent al voor een deel over het verlies van mijnheer Elon heen?” vraagt Jan. Zara aarzelt even, “Nee,” zegt ze na een korte pauze, “maar het leven gaat door en er werken veel mensen bij de Arena en het moet toch door iemand gerund worden.” “Aha,” zegt Jan, “dus u hebt de positie van mijnheer Elon overgenomen.” “Nou,” zegt Zara, “voorlopig. Tot we weten wie de positie definitief kan invullen.” “Wij,” zegt Jan, “hebben begrepen dat u zich ooit aan mijnheer Elon hebt aangeboden, maar dat hij u heeft afgewezen. En dat u, in etappes, tienduizend euro hebt opgenomen, vervolgens zagen we hetzelfde bedrag op de rekening van de moordenaar verschijnen.”

Zara lacht even ongemakkelijk. “Toeval, ongetwijfeld. Als u mij wilt excuseren,” en ze probeert weg te lopen maar Jan verspert haar de weg. “Mevrouw Van Wolfsbergh, u begrijpt dat uw promotie, ook al is dit ogenschijnlijk tijdelijk, een motief zou kunnen zijn om een moord te plegen of om iemand te regelen die dat kan. Heb u Yohan Observigisto ooit ontmoet?” De lach van Zara heeft een zenuwachtige ondertoon. “Nee, natuurlijk niet.” Ze stapt achter het bureau, richting de la. “Hebt u het kantoor van mijnheer Elon niet overgenomen?” vraagt Hendrik. “Nee,” zegt Zara, “teveel herinneringen aan die arme Martin.” Jan zegt, “Het enige dat we hoeven doen is zoeken naar getuigen van de ontmoeting tussen u en Observigisto, ergens in de buurt van de bank. De bank waar u het laatste deel van de tienduizend euro opnam is dezelfde waar Observigisto het stortte. Met een tijdspanne tussen de twee van tien minuten. Dat betekend dat de ontmoetingsplek maximaal vijf minuten weg geweest kan zijn geweest.” Zara glimlacht even en grijpt vervolgens snel in de la om er een kleine revolver uit te pakken. Jan en Hendrik doen een stap naar achter want Zara richt het wapen op hen. “Dat heeft geen zin,” zegt Jan. “Ik ga de cel niet in,” zegt Zara, “niet hier in Middelmear,” en ze richt de loop van het wapen beurtelings op Jan en Hendrik. “Wat is er gebeurt?” vraagt Jan. “Ja,” zegt Zara, “ik heb mezelf aangeboden aan Martin maar hij wilde me niet. Daar kon ik nog mee leven. Elke avond speelde ik met mezelf en fantaseerde dat hij me nam. Dat ging jaren goed. Totdat we hier een stagiaire kregen. Jong, strak, lekker; dat ben ik ook. Maar ik zag dat hij het heel gezellig met haar had. Ok, ze had altijd strakke topjes aan met veel inkijk, maar als ik me aanbood, helemaal naakt, deed het hem niets. Geen lach, niets.”

“Had je niet gewoon ontslag kunnen nemen?” vraagt Jan. “Oh,” zegt Zara, “en dat toekijken hoe de liefde van mijn leven het met anderen gezellig heeft? Nee, dat nooit, dat zou teveel pijn doen.” “Kom,” zegt Jan, “geef het wapen aan mij, we zullen jouw omstandigheden meenemen.” “Nee!” schreeuwt Zara, “ik had nooit naar die lifter moeten luisteren!” Ze steekt de loop van het wapen in haar mond en haalt de trekker over. Een luide knal, lichtelijk gedempt door de mond van Zara, klinkt voor het kantoor, het achterhoofd van Zara wordt door de klap weggevaagd; stukjes bot, hersenen en bloed spatten op de muur. “Oh Feck,” zegt Jan, “zei ze nu dat ze niet naar die lifter had moeten luisteren?” Hendrik knikt, “Dat zei ze zeker. Ik hoorde het ook.” Jan kijkt beteuterd naar het lichaam van Zara. “Dat wordt ook nog eens een flink pak papierwerk.”
 
“Ok,” zegt Commissaris Marion le Solei, “Dan noem ik dat de afsluiting van deze zaak.” Ze kijkt even naar Jeanny die wel aan haar bureau zit maar officiëel nog niet aan het werk is. “Het is fijn u er weer bij te hebben, agent Hölzer,” zegt ze. “Dank u, mevrouw,” zegt Jeanny. Marion kijkt de kamer rond. “Goed werk mensen, erg goed werk.” Ze loopt de kamer uit, naar haar eigen kantoor. Daar vind ze Trim, zittende in haar behoorlijk luxueuze bureaustoel aan het dure bureau. “Inspecteur Polad Top. U ook gefeliciteerd met uw successen bij het oprollen van de Aruguloclan. En nu uit mijn stoel!” bijt ze hem toe, maar Trim maakt geen aanstalten op te staan. Hij glimlacht. “Dank u voor uw vriendelijke woorden. Ik ben ook erg blij en tevreden met de uitkomst; vooral omdat Le Porc zo vaak net op tijd wist te ontsnappen of er net op tijd bewijsmateriaal verdwenen was. Het was aan de luiheid van zijn Poolse werknemers te danken dat de lasbrander nog open en bloot in de loods stond, waardoor we in één klap twee lopende zaken konden oplossen. En dat terwijl Le Porc nog de opdracht had gegeven de brander te verstoppen, net nadat hij een telefoontje had gekregen.” Marion verstart, “Wat insinueert u, Inspecteur. Of bent u uw huidige functie zat?” Trim knijpt zijn ogen tot spleetjes, de blik is ijzig koud. “Dat is precies het probleem als we hier in Middelmear iemand van buiten halen. Geen respect en erg narcistisch,” zegt hij zacht en gearticuleerd. “INSPECTEUR! Uw toon bevalt me totaal niet!” blaft Marion hem toe. Trim glimlacht en wijst even om zich heen. “Mooi kantoor. Buitengewoon chique. Ongeveer dezelfde stijl en smaak als uw eigen woning.” “WAT ZEGT U DAAR!” roept Marion woedend uit.

“Hij heeft gelijk,” zegt Jan die het kantoor is binnengestapt, “een erg fraaie woning, ook voor iemand met het riante salaris van een politiecommissaris. Maar goed, dit kantoor heeft de aankleding gekregen op kosten van de politie, war de woning uit uw eigen portemonnee betaald is. Best goed gedaan, een woning van zevenhonderdduizend euro met een hypotheek van net een ton.” Hendrik en Jeanny volgen Jan het kantoor in. “En dat voor een alleenstaande moeder. Indrukwekkend,” zegt Jan. Marion lacht even, “Alleenstaande moeder, nee hoor. Ik heb geen kinderen. Kijk maar in mijn dossier. Nooit gehad, nooit gewild.” “Dat,” zegt Hendrik, “is niet aardig om te zeggen,” en hij slaat zijn arm om Jeanny, “vooral niet als uw dochter erbij staat.”

Woedend kijkt Marion naar Jeanny die eerst wel wil kruipen maar zich gesterkt wordt door de arm van Hendrik. “Wat fijn ook dat u bij ons de opvolgster bent geworden van Els Diners Malgastador, vooral omdat u bij uw vorige functie moest vertrekken onder druk van enige integriteitsonderzoeken,” zegt Trim. “Le Porc kreeg een telefoontje,” zegt Hendrik, “Net voor wij arriveerden. Dat telefoontje kwam van een onbekend nummer, prepaid; burnphone. Maar gelukkig hebben we dat nummer en, omdat het een burnphone is, de machtiging om het toestel op afstand aan te zetten.” Hij toets wat in op zijn tablet. Ok, eigenlijk is het tablet van Jeanny, maar aangezien zij officiëel in de ziektewet zit mag hij het gebruiken, ook omdat de tablet technisch gezien van de politie is. Na enkele seconden klinkt het gedempte geluid van een opstartende Nokia. “Hendrik?” vraagt Trim, “zou je dit nummer, waarvan we weten dat het gebruikt is om Le Porc te contacteren, willen bellen?” “Maar natuurlijk Inspecteur,” zegt Hendrik, “geen probleem.” Na enkele seconden klinkt vanuit een la van het dure bureau de overbekende standaard ringtoon van Nokia. Trim kijkt omlaag. Hij kijkt omlaag en probeert de tweede lade, maar deze is afgesloten. Trim kijkt naar Marion. “Sleutel?” vraagt hij, maar ze schudt haar hoofd. Hij glimlacht even, grijpt een brievenopener uit de pennenstandaard, wrikt en wurmt even en opent de lade. Hij pakt een handschoen, doet het aan, pakt de telefoon en houdt deze omhoog. “Ik heb dat mobieltje nog nooit gezien,” zegt Marion. “Ok, dan zullen we ook geen vingerafdrukken aantreffen. Trim?” vraagt Jan, “Ja, Jan,” antwoordt deze. “Zou je willen kijken wat het laatst gebelde nummer is?” vraagt Jan. “Maar natuurlijk,” zegt Trim en hij kijkt in de gesprekkenlijst. “Ach kijk,” zegt hij, “het nummer van Gilles le Porc.”

“Misschien is het toeval,” zegt Hendrik, “maar ook bij uw vorige posten hadden de afdelingen Zware Misdrijven enorme problemen om de grote criminelen in de cel te krijgen. Onze collega’s hebben inmiddels een paar telefoontoestellen gevonden die gecontroleerd worden.” “Jullie kunnen me niets maken,” zegt Marion, “ik ken genoeg mensen om jullie over te laten plaatsen of voor mezelf een overplaatsing te regelen.” “Dat klopt,” zegt Paula Etrolhe’d die inmiddels ook de kamer is binnengestapt, “maar ik kan veel meer maken. Arresteer haar, Jeanny.”

De heftig protesterende Marion wordt weggevoerd door Trim en Jeanny, waarbij de laatste een bijna angstaanjagend genoegen erin lijkt te beleven. Jan kijkt Hendrik aan. “Weer die lifter hé.” Hendrik aarzelt even. “We weten natuurlijk niet of het diezelfde lifter is.” Jan kijkt hem verrast aan, “Een mysterieuze lifter die ze ontmoet heeft waarna ze ineens besloot de man waar ze verliefd op is te laten vermoorden? Nee, geen toeval. Het is weer die lifter.”
 
Terug
Bovenaan