Relaxed door de range extender
Vijf dagen rij ik nu met de Chevrolet Volt, de jongste aanwinst van de AutoWeek-duurtestvloot. Elke ochtend plug ik 'm in de garage keurig aan de stekker, 's-avonds doe ik dat weer bij de laadpaal thuis om de hoek, en zo flits ik al een week in opperste rust van hot naar her. Eén rit was langer dan 60 kilometer, die van Chevrolet Nederland naar de redactie in Hoofddorp, en dat is tot dusverre de enige keer geweest dat de range extender, de verbrandingsmotor dus, in actie kwam om energie te genereren voor het accupakket. Eén keer ook reed ik die energiebron leeg totdat er nog prik voor 2 kilometer was.
Doe dat maar eens in een volledig elektrische auto! Dan zit je met klamme handjes, een bezweet voorhoofd, met de billen bij elkaar geknepen reikhalzend uit te kijken naar de verlossende laadpaal of contactdoos. Ik kan me ritten met een Leaf herinneren… ik was drukker met het kijken naar de actieradiusdisplay en het zo laag mogelijk houden van de snelheid om maar vooral niet te veel energie uit het accupakket te slurpen, dan met het letten op het verkeer. Ha, gelukkig, het verkeerslicht gaat op rood; kan ik weer remenergie opslaan!
De range extender van de Volt brengt rust. Zelfs als hij nauwelijks in actie hoeft te komen. De wetenschap dat je altijd nog zo'n vertrouwd benzinetorretje achter de hand hebt om je verder te brengen - mits er brandstof in de tank zit - zorgt voor een prettig gevoel. En niet alleen voor de berijder. Als al die Ampera- en Volt-rijders ook zo fanatiek pluggen, worden ze de grootste vriend van de afdeling boekhouding. De verbruiksindicator van de boordcomputer staat na 355 kilometer op 1 liter benzine per 100 kilometer.

Stephan Vermeulen
Coördinator Tests
Na 20 jaar bij AutoWeek zo’n beetje alles wel gedaan en meegemaakt. Sinds 2012 chef redactie maar streeft er nog altijd naar om tien procent van zijn werk te laten bestaan uit bezigheden met auto’s zelf. Da’s tenslotte toch de reden dat -ie dit werk is gaan doen. Passie voor auto’s van kleins af aan, spelde op zijn twaalfde testjaarboeken, kocht de eerste AutoWeek een paar dagen voor zijn dertiende verjaardag van zijn zakgeld. Jawel, dat ene nummer dat in januari 1990 voor een gulden in de winkel lag. De oorzaak van dat velen nog denken dat AutoWeek de eerste jaren altijd een gulden kostte, maar op de tweede stond toch echt een prijs van Hfl. 1,95! Dat hij twaalf jaar later zelf in dienst zou treden bij het autoblad had hij nooit gedacht. Na de middelbare school bracht de opleiding HEAO-economisch linguistisch, zeg maar een soort CE met extra aandacht voor vreemde talen, hem bij de BMW-importeur, en later die van Opel. Een carrière in de autobranche was het beoogde pad, maar het liep anders. Eind 1999 zocht een journalistiek bureau een autoredacteur, en zo kwam hij terecht in de autojournalistiek. Iets meer dan twee jaar later was daar de overstap naar AutoWeek. Tests, nieuws, bijdrages aan de occasionrubriek en een jaar later ook in bezit van een racelicentie. Twintig jaar bij een werkgever, het is iets dat niet meer van deze tijd lijkt maar sowieso is het werk door de jaren heen zo vaak veranderd dat je bijna geen jaar hetzelfde doet qua werk. En de veranderingen in autoland gaan momenteel sneller dan ooit, dus ook dat maakt de werkzaamheden anders. Sinds 2021 naast chef redactie ook coordinator online.
