Honda lanceert in 1989 de NS-X, een voorbode van de
NSX. De lage, rank gelijnde sportwagen heeft met zijn grote luchtinlaten in de flanken en de grote, in de achterzijde geïntegreerde spoiler wel wat weg van de auto’s met het steigerende paard in het
logo. Laten dat nu net de auto’s zijn die de Japanners met de NS-X in het vizier hebben; de auto concurreert rechtstreeks met de eveneens dat jaar geïntroduceerde
Ferrari 348, alsmede de
Porsche 911.
Om de sportwagen een optimale wegligging mee te kunnen geven, schakelden de Honda-ingenieurs een wel heel bijzondere testrijder in: niemand minder dan Ayrton Senna, die op dat moment voor het Japanse merk in de Formule 1 uitkomt. Officieel is de NS-X nog een prototype, maar de auto wordt in 1990 als NSX bijna ongewijzigd op de markt gebracht. De uiteindelijke NSX heeft een 3,0-liter V-TEC V6 met 273 pk in het midden, achter de twee stoelen liggen. Het monocoque chassis is van aluminium, net als de meeste carrosseriedelen. Daardoor weegt de NSX slechts 1.370 kg. Een nieuw ontwikkeld
Traction Control System brengt het vermogen veilig op het asfalt.
De NSX spurt in slechts 5,9 seconden van 0 naar 100 km/h; zijn topsnelheid bedraagt 270 km/h. Volgens Honda is de NSX daarbij net zo gemakkelijk te rijden als een
Civic. Vanaf modeljaar 1996 is de NSX-T, met een uitneembaar targadak, leverbaar. In 1997 krijgt de NSX een tot 3,2 liter opgeboorde V6 tussen de achterwielen, met 280 pk. Belangrijker is echter het grotere koppel (298 Nm) bij een lager toerental. Voor 2002 staat een facelift op het programma, met kleine retouches aan de carrosserie. De NSX wordt nog iets sneller en is tevens luxer uitgevoerd. In deze vorm blijft de NSX tot halverwege 2005 in productie, wereldwijd vonden meer dan 18.000 exemplaren een koper.