Ex-General Motors topman John DeLorean vervult een droom met zijn eigen, gelijknamige sportwagenmerk. Op de Salon van Genève kunnen we in 1981 het resultaat bewonderen. De carrosserie van de DMC12 is getekend door Giugiaro en valt enorm op doordat hij uit ongelakt (!) roestvrijstaal is opgetrokken. Ook de vleugeldeuren baren opzien.
Onder het naakte staal vinden we een ruggengraatchassis, net als bij de
Lotus Elan. Niet verwonderlijk, want Mister Lotus – Colin Chapman – tekent voor het technische gedeelte van de DeLorean. In het achteronder ligt de bekende 2,8-liter V6 met 141 pk die ook door
Renault,
Peugeot en
Volvo in de grotere modellen wordt gebruikt.
De DMC12 moet rechtstreeks concurreren met de
Chevrolet Corvette. Met overheidssteun (in het kader van de werkverschaffing) wordt een nieuwe fabriek gebouwd in het Noord-Ierse West-Belfast, waar per jaar enkele tienduizenden exemplaren van de DMC12 van de band moeten gaan lopen. Zover zal het helaas nooit komen, want door een aantal factoren komt de fabriek in de problemen: zo is de vraag mede door de te zwakke motor slechts matig; de kosten stijgen onvoorzien en de wisselkoersen pakken ongunstig uit.
DeLorean klopt vergeefs aan bij de Britse overheid voor financiële steun. Tot overmaat van ramp wordt hij in 1982 door de FBI beschuldigd van drugssmokkel, waarvan hij overigens wordt vrijgesproken. Zijn naam is echter geruïneerd; de fabriek vraagt faillissement aan. Tot en met 1982 worden ongeveer 9.200 DMC12’s gebouwd.