Op de
AutoRAI beleven in 1985 de spectaculaire
Renault Alpine V6 GT en
Turbo hun werelddebuut. De extreem aërodynamische sportwagen (Cw-waarde slechts 0,28) volgt de A310 op en is voorzien van een zelfdragende glasvezel/polyester carrosserie, met scherpe lijnen en een groot glasoppervlak.
De V6 GT beschikt over een 2,8-liter V6 met 160 pk. De V6 Turbo heeft een kleinere 2,5-liter V6 met turbo en schopt het tot 200 pk. Daarmee moet een top van 250 km/h mogelijk zijn, alsmede een sprint van 0 naar 100 km/h in 7,0 seconden. Een ventilator in het achterspatscherm moet zorgen voor de nodige motorkoeling. Op de RAI worden meteen al tien orders geplaatst voor de
Porsche 944-concurrent. In hun advertenties laten de Renault-mannen er geen twijfel over bestaan dat ze het sportwagenmerk uit Stuttgart in het vizier hebben, met teksten als
‘Donnerwetter!’ en
‘Het was nog nooit zo stil in Stuttgart.’.
In 1990 vervalt de zwakkere GT-uitvoering; de Turbo krijgt een
katalysator en het vermogen duikelt daardoor naar 185 pk. Tegelijkertijd verschijnt een fors uitgebouwde Le Mans uitvoering. Motorisch is deze echter gelijk aan de V6 Turbo, met identieke prestatiecijfers. In 1991 kreeg de Alpine een geretoucheerde carrosserie, met klapkoplampen en bredere spatborden. Ook de achterzijde wordt onder handen genomen. De V6 turbomotor wordt opgeboord tot 3,0 liter en levert voortaan 250 pk. De topsnelheid komt daardoor op 265 km/h uit. In 1994 valt het doek voor de fameuze Renault Alpine; een directe opvolger komt er niet. De productiecapaciteit van de Alpine-fabriek te Dieppe wordt vanaf die tijd gebruikt voor de assemblage van Renaults Sport Spider.